Het Leids Damgenootschap spreekt u wel aan. U zou best een keer een kijkje willen gaan nemen op een club avond of vrijblijvend deel willen nemen aan een zomercompetitie of een sneldamavond. Maar de spelregels zijn toch een beetje we gezakt: Gaat damslag nou voor of was het meerslag, wat kun je nou precies met zo’n dam, en hoe zit dat nou precies met al die getallen die genoteerd worden. Op deze pagina doen we voor u de spelregels van het damspel uit de doeken.
De beginstand
Hiernaast zie je de beginstand van het damspel.
Let op:
Je speelt op een bord met 100 velden.
Wit en zwart beginnen allebei met twintig schijven.
Links onderaan hoort altijd een donker veld te zijn.
De notatie
Om een dampartij later te kunnen naspelen, zijn de velden van het dambord genummerd, zodat je de zetten kunt noteren. Omdat alleen op de donkere velden wordt gespeeld, hoef je maar tot vijftig te tellen. Die telling begint altijd aan de kant van de zwartspeler en dan vanaf het eerste veld aan zijn rechterhand. Dat veld heet nummer 1 en dan telt het zo verder tot 5 op de eerste rij en dan van 6 tot 10 op de tweede rij, enz. Een zet geef je aan door eerst het veld op te schrijven waar de schijf staat, dan een – en dan het veld waar de schijf naar toegaat.
Als wit in de beginstand begint met de zet 32-28, welke zet is dat dan?
Zetten
Een zet doe je door een schijf schuin vooruit te spelen naar een open veld. In het plaatje hiernaast zie je dat de witte schijf op veld 34 kan naar veld 29 en veld 30. De witte schijf op veld 46 kan alleen maar naar veld 41. Zo kan de zwarte schijf op veld 16 alleen maar naar 21 en kan de zwarte schijf op veld 9 naar veld 13 of veld 14.
Slaan
Je kunt ook schijven slaan.
Hiernaast zie je een voorbeeld. Wit kan met de schijf op veld 31 over de zwarte schijf op veld 27 springen, want achter die zwarte schijf is een veld leeg. Maar dan kan wit weer verder springen, want achter de volgende zwarte schijf (op veld 18) is weer een veld leeg en daarna kan wit weer verder springen want ook achter de zwarte schijf op 19 is een veld leeg, namelijk veld 24. Wit kan in de diagram dus slaan: 31×24.
Er zijn een paar belangrijke regels over slaan:
1. Slaan is verplicht.
2. Een schijf mag naar voren, maar ook naar achter slaan.
3. Als je kunt kiezen uit verschillende
slagen, moet je altijd die slag kiezen, waarmee je de meeste schijven van de tegenstander kunt slaan. Dat heet: meerslag. Dus in het plaatje mag wit niet slaan: 31×33, maar moet hij 31×24 slaan. De regel luidt dus: “Meerslag gaat vóór.” Als je op meerdere manieren hetzelfde aantal schijven kunt slaan, mag je kiezen.
4. Je mag niet twee keer over dezelfde schijf springen. In het plaatje mag wit dus niet –als hij naar 24 heeft geslagen- weer terug springen over 19 en 18 om dan ook nog een keer de schijf op 23 te slaan.
5.Je mag de geslagen schijven pas van het bord nemen, als de slag helemaal is uitgevoerd.
De dam
Als een schijf de achterste rij (de “damlijn”) bereikt, dan wordt die schijf een dam. Als wit een zet zou mogen doen met de schijf op veld 7, dan zou deze naar veld 1 of naar veld 2 mogen en daar een dam worden. Er wordt dan een tweede schijf bovenop gezet. In het plaatje moet wit echter slaan. Slaan was immers verplicht. En wit moet drie schijven slaan (over schijf 20, schijf 9 en schijf 8) en eindigt dan op veld 12. Die witte schijf wordt nu géén dam, maar blijft gewoon een schijf, omdat de slag van wit niet op de damlijn is geëindigd. Als wit had mogen slaan naar veld 5 (over de schijven 20 en 10) dan had hij wel een dam gekregen. Maar ja, meerslag gaat vóór.
Slaan met de dam
Dammen kunnen veel meer dan schijven. Een dam mag namelijk net zo ver schuiven als hij kan op de schuine lijnen, waar hij op staat. De witte dam in het plaatje mag bijvoorbeeld naar veld 11, 7, 2, 21, 27, 32, 38, 43 en 49. Hij mag dus zowel vooruit als achteruit. Als zwart aan zet is in het plaatje, dan moet hij slaan (slaan is verplicht!). Hij mag daarbij hele grote stappen nemen. Hij slaat naar veld 42 (over de schijf op 37), dan naar veld 24 (over de schijf op 33) en dan naar veld 13, 8 of 2 (over de schijf op 19). Als wit in het plaatje aan zet zou zijn, dan kan hij een hele slimme zet spelen om de zwarte dam te vangen. Zien jullie die zet? Het is 16-2. De zwarte dam moet dan slaan naar veld 13 of 8 en dan kan de witte dam de zwarte dam slaan.
Nu volgt een belangrijke regel: Meerslag gaat óók voor als je met een dam kunt slaan. In het plaatje hiernaast kan de witte schijf twee zwarte schijven slaan (op 21 en 12) en de witte dam kan één zwarte schijf slaan (die op 21 staat). Wit moet dus met zijn schijf die twee zwarte schijven slaan. Dus niet damslag gaat voor, maar meerslag gaat voor.Als je met een dam en een schijf evenveel stukken kunt slaan, mag je kiezen.
Winnen
Ten slotte een regel die heel veel mensen fout leren. Als je naar het plaatje hiernaast kijkt, zie je dat zwart nog drie schijven heeft en wit nog vier. Zwart is aan zet. Maar hij kan helemaal niet zetten. Veel mensen denken dat het dan remise is, maar dat is niet zo. Bij dammen verliest degene die niet meer kan zetten, ook al heeft hij nog schijven op het bord staan.