Een greep uit mijn partijen tegen Evert Bronstring – 1

André van der Kwartel

Evert Dollekamp amuseert de leden van LDG op deze website met zijn persoonlijk anekdotes uit de damgeschiedenis. Ik lees ze met veel plezier, maar in zijn bijdragen ontbreken helaas zaken die veel dammers volgens mij toch ook wel aardig vinden: diagrammen en daarbij behorende inhoudelijke of anekdotische bespiegelingen. Ik wil die leemte graag invullen met de presentatie van een aantal damfragmenten en heb daarvoor als rode draad genomen de meer dan honderd partijen die Evert Bronstring en ik loop van de jaren tegen elkaar hebben gespeeld. Daaruit valt genoeg aardig materiaal te presenteren om meerdere bijdragen aan deze website toe te voegen.

Maar voorafgaand aan mijn eerste bijdrage in die serie wil ik terugkomen op de vraag waarmee ik mijn vorige bijdrage eindigde: waar had Dick den Ouden tegen mij de remise laten liggen?

EA_1_1

Dick den Ouden – André van der Kwartel

Het gaat om dit moment. Wit speelde hier 40-35, waarmee hij (32-37) verhinderde wegens 35-30 en 30-25. Ik moest dus omlopen met (31-36) en na 18-12 (36-41) was 42-37 verhinderd wegens (41-46). En daar zit de clou. In de diagramstand had wit moeten spelen: 34-30!. Nu is (32-37) weer verhinderd, maar na (31-36), 18-12 (36-41), mag wit wel 42-37 spelen. Na (41-46), 37×28 moet zwart immers de drieslag naar 44 of 49 nemen waarna 12-8 de remise verzekert.

Ik begin met het presenteren van fragmenten uit mijn partijen tegen Evert Bronstring met een beschouwing over de meest recente partij die wij tegen elkaar gespeeld hebben. Ik heb hierover in mijn vorige bijdrage aan de website al bericht. Zie onderstaand diagram.

EA_1_2

Evert Bronstring – André van der Kwartel (10-09-2020)

Stand na de 22e zet van zwart.

In die stand ging de partij verder met 44-39 (1-6), 33-28? (23-29!) enz. Over de diagramstand ontstond een boeiende e-mailwisseling tussen Evert en mij. Of liever gezegd: tussen Evert en het computerprogramma in Turbo Dambase. Evert stelde dat 44-39 de foutzet was, dat hij onmiddellijk 33-28 had moeten spelen en dat wit daarna huizenhoog gewonnen zou staan. De computer waardeerde de stand echter op 0.01, hetgeen betekent dat volgens het binaire brein de remisegrenzen nog bij lange na niet zijn overschreden.

In dit verband wil ik graag een opmerking terzijde maken. Ik heb tot nu toe in mijn partijbesprekingen vaak de terminologie gebruikt dat “de beide partijen in evenwicht” of ”de standen gelijkwaardig” zijn. Evert wees mij er terecht op dat een waardering van 0.00 alleen betekent dat er door beide partijen nog remise valt te behalen, maar het kan heel goed zijn dat één van beide partijen onder zware druk staat. Het is dan niet terecht om te stellen dat de stand “in evenwicht” is. Zo’n situatie doet zich in dit fragment voor. Het is duidelijk dat zwart onder zware druk komt te staan. Maar dat betekent nog niet dat wit “huizenhoog” gewonnen staat.

Al snel kwamen we tot de conclusie dat de beginzetten zijn: 23. 33-28 (13-19), 24. 44-39 (8-13), maar toen kwam het grote gepuzzel. Evert stelde dat het ontbreken van een zwarte schijf op veld 8 een fundamentele zwakte in de zwarte stelling vormt en dat daarom wit gewonnen zou staan. Het moest alleen nog even worden aangetoond. Daartoe stuurde Evert mij door hem gevonden winstvarianten toe, die vervolgens door de computer feilloos werden weerlegd. Een aardig voorbeeld is de volgende:

25.37-31 26×37 26.42×31 20-24 27.34-30 24-29 28.39-33 14-20 29.33×24 20×29 30.41-37 Evert dacht het hier wel voor elkaar te hebben. Na (17-21), 31-26 (11-17) wordt zwart achter elkaar weggespeeld. Maar toen ik deze variant aan de computer voorlegde, speelde die niet (17-21), maar (16-21!), 27×16 (12-18) en zwart heeft nog steeds ruim uitzicht op remise.

Het gaat wat te ver om alle varianten en subvarianten te laten zien die in onze e-mailwisseling de revue hebben gepasseerd, maar op verzoek stuur ik ze graag toe.

Uiteindelijk trok Evert de conclusie dat wit op de 27e zet 31-26 moest spelen in plaats van 34-30 en dat hij daarna geen remise meer voor wit kon vinden. De discussie leek gesloten. Maar natuurlijk moet je heden ten dage zo’n conclusie toetsen aan de computeranalyse. Ik heb de computer dus vanaf de 27e zet van wit tegen zichzelf laten spelen met vijf minuten rekentijd per zet, hetgeen voor een computer een stevige rekentijd is. Dan komt de volgende “hoofdvariant” op het bord:

24-29 28.41-37 29×40 29.35×44 15-20 30.48-42A 20-24 31.39-34 12-18 32.46-41 7-12 33.36-31 24-29 34.34-30 1-7 35.41-36 16-21 36.27×16 18-22 37.43-39 22×33 38.39×28 12-18 39.44-40 7-12 40.16×7 12×1 41.40-34 29×40 42.30-24 19×30 43.28×10. Het lijkt een redelijk plausibele variant, maar het is ook duidelijk dat de winst hier voor wit ver te zoeken is.

Bij de 30e zet van wit heb ik ter illustratie een subvariant laten uitspelen. Daar komt dan het volgende uit: A: 30.46-41 20-24 31.48-42 24-30 32.39-33 12-18 33.33-29 23×34 34.27-21 16×27 35.32×23 7-12) Ook deze variant levert voor wit geen winst op. Maar al een der lezers van deze site het verlossende oordeel over deze stand kan leveren, zijn Evert en ik daar zeer nieuwsgierig naar.

Ik ga verder met mijn terugblik op mijn partijen tegen Evert.

Mijn eerste ‘onderlinge’ wedstrijd tegen Evert speelde ik op 11 december 1970. Zo’n vijftig jaar geleden. In een nadelige stand geef ik zo maar vier schijven weg. Ook toen had ik kennelijk al last van merkwaardige aanvallen van damblindheid.

Bijna een jaar later speelde ik mijn eerste remise tegen Evert.

EA_1_3

André van der Kwartel – Evert Bronstring (19-11-1971)

Stand na de 41e zet van wit.

Zwart staat beter en kan zijn voordeel behouden met (30-35), hoewel ik na 33-29 geen winst voor zwart zie. Zwart kiest echter de strategie om veld 24 te bezetten en dat valt een beetje tegen: (14-20!?), 31-27 (20-24), 27-22 (6-11), 34-29 (23×43), 33-29 (24×33), 28×48 (17×28), 32×14 (13-19), 14×23 (30-35). De partij eindigde later in remise.

Een jaar later speelden wij weer remise.

EA_1_4

André van der Kwartel – Evert Bronstring (23-06-1972)

Zwart aan zet staat duidelijk beter. Voor de hand ligt iets als (6-11), 21-16 (10-15), 16×7 (12×1). Zwart speelde echter: (22-28?), waarna volgde: 27-22 (18×16), 29×7 (2×11), 39-33 (28×50), 49-44 (50×30), 35×4. Een prijzige dam, maar uiteindelijk voldoende voor de remise.

Drie maanden later stelde Evert weer orde op zaken, maar bij die overwinning zijn achteraf nog een paar interessante opmerkingen te plaatsen.

EA_1_5

André van der Kwartel – Evert Bronstring (01-09-1972)

Een leerzaam moment. Wit kan gemakkelijk remise maken met 19-14 (9×20), 24-19. Zwart is dan vrijwel verplicht tot (27-32), 42-37X47 (17-22), enz. In de partij speelde ik: 34-30X40 (27-32), 42-37×47 (17-22), 40-34 (22-27), 34-30 (27-32) en hier door mij opgegeven. Na 30-25 speelt zwart immers gewoon (32-38) en het voor de hand liggende 47-42 (38×47) faalt, omdat wit geen tempo heeft. En dat was achteraf toch een beetje dom, want tot mijn verbijstering blijkt de spelgang 30-25 (32-38), 19-13!! (9×20), 25×14 tot remise te leiden, zoals de zes-stukken database laat zien.

Aan deze stand wijd ik nog één diagram:

EA_1_6

Als de database aangeeft dat deze stand remise is, ga ik daarover niet in discussie. Ik vraag mij wel af welk mechanisme dan tot remise voor wit zou moeten leiden. Misschien een aardige huiswerkopdracht voor degenen die het leuk vinden eindspellen te analyseren. In sommige varianten die ik tegen de computer speelde viel het mij op dat wit op een gegeven moment actief wordt met schijf 47. Dat zou je in zo’n eindspel niet zo snel verwachten.

Wordt vervolgd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *