De bekercompetitie van LDG is in volle gang. Het is een toernooi met een bijzondere regel bij remise: Als het verschil in rating meer dan 100 punten is, dan gaat degene met de laagste rating door naar de volgende ronde. Als het verschil in rating 100 punten of minder is, dan wordt een tweede partij gespeeld. Wordt de tweede partij opnieuw remise, dan gaat degene met de laagste rating door.
In de eerste ronde wist André van der Kwartel Casper Remeijer, een van de favorieten, uit te schakelen door een knappe remise te behalen. Omdat Casper meer dan 100 ratingpunten had dan André, was André door naar de volgende ronde. In die ronde speelde André tegen Evert Bronstring en zou hij ook weer aan remise genoeg hebben, om direct door te gaan naar de volgende ronde. Dat lukte echter net niet. Evert Bronstring won en plaatste zich als eerste voor de halve finale.
Hieronder volgt de analyse van André van der Kwartel van de beslissende fragmenten in beide partijen:
Casper Remeijer – André van der Kwartel
In de eerste bekerronde liet Casper zich na (6-11) verleiden tot: 37-31 (26×37), 32×41 (21×23), 29×18 (13×22), 33-29 (24×42), 43-38 (42×33), 39×6.
Deze doorbraak bleek onvoldoende voor de winst, omdat zwart de gelegenheid krijgt om met 19-23-28-32 de stand gelijkwaardig te houden. Later miste zwart zelfs nog de winst, maar de remise was voldoende om de tweede ronde te halen.
Evert Bronstring – André van der Kwartel
In de tweede ronde moest ik aantreden tegen Evert Bronstring. Het is Evert gelukt een aanval op mijn lange vleugel op te zetten.
Het diagram geeft hét discussiepunt van de partij weer: Kan zwart de partij nog remise houden? Eerst het partijverloop: (13-18!?). Nu wordt de directe aanval met 34-29 weerlegd door: (11-17), 29×20 (19-24), x (18-22), 27×18 (12×25) en omdat 43-38 kan worden beantwoord met (18-23), dacht ik hier mijn stand wel onder controle te hebben. 27-21!! Niet gezien. (26×17), 34-29 (18-23), 29×20. Uiteindelijk brak Evert door en won, alhoewel dat niet helemaal vlekkeloos verliep. Terug naar de diagramstand. Kan zwart zich nog redden? We bekijken drie mogelijkheden:
A: (11-17). Hiermee houdt zwart de eerder genoemde verdediging in de stand. Als wit die wil ontlopen ligt voor de hand: 27-21 (13-18). Op 34-29 volgt nu (26-31) en na het slaan weer de redding met (19-24). Maar als wit in plaats van 34-29 43-38 speelt verkeert zwart in grote moeilijkheden.
B: (11-16). Met deze platte zet, zoals Evert hem noemt, zou zwart zich volgens hem kunnen redden, maar wat stoeien met de computer stelt daar grote vragen hij. De computer komt met de volgende hoofdvariant: 43-39 (12-18), 34-29 (7-12), 29×20 (9-14), 20×9 (13×4), 30-24 (19×30), 35×24. Op (12-17) volgt nu 24-19 met groot, zo niet winnend voordeel voor wit. Op (26-31) volgt natuurlijk 27-22 en 33-28 met winst.
C: (9-14). Met deze zet komt de computer aan. Het is duidelijk dat direct 34-29 nergens toe leidt. Ik geef weer de hoofdvariant van de computer: 42-38a (24-29), 33×24 (26-31) en volgens de computer is hier nauwelijks nog sprake van voordeel voor wit. a: Op 43-38 wordt gereageerd met (13-18), 34-29 (14-20), 30-25 (18-23), 25×14 (23×34), 14×23 (24-30), 35×24 (34-40) en met zo veel losse schijven midden op het bord, lijkt dit remise te zijn.
Ook Hans Kreder bereikte de halve finale door Hein van Winkel te verslaan. Edwin van Hofwegen bereikte de halve finale dankzij twee remises tegen Evert Dollekamp. De laatste halve finalist komt uit de partij tussen Dick den Ouden en Hans Tangelder. Hans Tangelder moet die partij winnen om halve finalist te worden.