Evert Dollekamp
‘Kijk, daar ligt ie. Bovenop de piano.’
Vlak voor zijn zoveelste verjaardag verdween Evert Bronstring 14 januari 2021 uit het leven. Het was een kroniek van een aangekondigde dood. Toen ik de onheilstijding van zijn terminale ziekte via Maurits Meijer ontving, belde ik met de Grootmeester. Of ik nog even langs kon komen. Dat mocht. Bepakt met een aantal exemplaren nog ongeopende bierblikken toog ik eind december naar de Oude Herengracht. De deur werd mij geopend. ‘Waar ben je?’, vroeg ik. ‘Hier’, antwoordde de Leidse Goeroe op zijn onnavolgbare wijze. In een achterkamertje verscholen achter zijn computer verwonderde hij zich over de onnavolgbaarheden van het digitale tijdperk. Ik hielp hem bij het afronden van een betaling. Afronden van zovele dingen waar hij mee bezig was. Evert was vastbesloten: ‘Voor mij geen sterfbed!’ Hij leek opgelucht. We dronken op zijn naderend afscheid. Hij was opmerkelijk vrolijk. Verklaarde dat zijn beslissing vaststond. Nog zes maanden te gaan. Ja, ja. Als het aan hem lag niet. Het was mij snel duidelijk dat dit de laatste maal was dat ik Evert in levende lijve zou zien. Euthanasie zou het worden, en wat hem betrof zou dat niet te lang meer duren. Hij bracht na een toast naar voren dat hem bekend was dat velen gingen twijfelen op het moment suprême. Dat zou hem niet gebeuren! Ik kon het niet laten Evert op te merken dat het mij zou benieuwen of hij zich aan die ‘afspraak’ zou houden. ‘Laat ik het niet merken Evert!’, liet ik mij ontvallen. Hij verslikte zich bijna in zijn bier. Maar zou juist dat nu niet een mooiere dood zijn geweest? Want je moet je eens voorstellen. Als je hebt laten weten dat je om ondraaglijk lijden te voorkomen er tijdig uit te stappen, dan is eens het moment daar. Je hebt de euthanasieprik geregeld, er is iemand bij (Evert’s jongste broer in dit geval) om je in die laatste momenten bij te staan. Je weet dat je doodgaat … Twijfel is dan iets wat snel toeslaat. Bij Evert niet. Dat is een ongelofelijke uiting van moed. Eigenlijk zoals hij altijd gedamd heeft. Onverschrokken en daarnaast zonder aanziens des persoons. Van des persoons en van des gedams nu volgend een paar stukjes uit het miniboekje ‘Verroest’, tot stand gekomen omdat hij het verdiende. Evert Bronstring, Nationaal Grootmeester Dammen. Ik heb van de man gehouden. Nog even dit. Bij die laatste ontmoeting vroeg ik Evert of ik nog wat voor hem kon doen. Dat kon. Het Groot Varianten Boek en een wiskundeboek over de wereld der vlakke meetkunde met aantekeningen van de Grootmeester zelf. Een mooie bestemming was Evert een lief ding waard. Ik heb Evert na wat breinroeren twee namen aan de hand gedaan. Wouter Sipma en Johan Capelle werden zodoende eigenaar van cultureel erfgoed. Aan mij de taak een en ander te regelen. De betrokkenen waren blij verrast en vooral vereerd. Evert liet mij in een enkel email-woord weten (André van der Kwartel zal het herkennen): ‘Dank’ Het was mijn laatste contact.
Hier speelt zich het hele leven af
Zaterdag 23 juni 2018, het is twaalf uur. Ramses Shaffy zou zeggen vijf uur, maar dit even terzijde. Ik heb bij Evert thuis aan de Oude Herengracht afgesproken voor een heus interview. Evert heb ik beloofd niets voor te bereiden. Daar houd ik mij aan, maar onbewust gaan er toch wat onderwerpen door je hoofd. Onderweg op de fiets schiet mij een aardige binnenkomer te binnen. Denkend aan de eerste vraag van Mies Bouwman aan Jannes van der Wal in dat tenenkrommende interview uit 1982, ga ik vragen: ‘Evert, hoe oud ben je?’
Evert is mij voor en opent met: ‘het is nog een beetje vroeg…’ waarop ik zeg: ‘alleen als jij ook meedoet!’ Een tweetal halve liters sieren even later de keukentafel. Een tafel die deel uit maakt van een jaren-zestig interieur. Evert mag dan in de damsport (nog steeds!) een vernieuwer zijn, qua meubilair heeft de tijd stilgestaan. Ik meen zelfs de salontafel, een onverwoestbare eiken zeshoek, te herkennen van de Prinsenstraat, waar hij tot 1995 woonde met zijn toenmalige aanstaande ex-genote Wobien. Dezelfde die ooit aan Evert vroeg: ’En? Hoe is het gegaan vandaag?’ ‘Het is goed gegaan Wobien. Ik heb vandaag omsingeld!’
Een sober interieur. De laatste aankoop is al tijden verjaard. Evert hangt, noodgedwongen, het adagium aan van Gerard Reve: ‘Waarom zouden we in hemelsnaam willen veranderen. De werkelijkheid is zo al erg genoeg!’ Dat geldt niet voor Everts drang te blijven zoeken naar de waarheid in het damspel. ‘Ik heb een paar dingetjes voorbereid’ klinkt het. En het dambord komt ter keukentafel. De tafel waarover Evert zegt: ‘hier speelt zich het hele leven af.’ Ik schrijf deze mooie uitspraak op en waarschuw Evert: ‘pas op Evert, alles wat je zegt wordt tegen je gebruikt!’
Evert zet een stelling op uit de partij Prosman – Bronstring, kampioenschap van Midden-Holland 1996. De nummer één gaat naar de halve finales. Evert wint en wordt met Erno gedeeld eerste. Omdat Evert regerend kampioen is, valt Erno buiten de boot. Het vervolg mag bekend worden verondersteld. Prosman kreeg een keuzeplaats voor de halve finales, werd eerste in zijn groep en vervolgens kampioen van Nederland.
Het is inmiddels twee uur geweest. Evert heeft een andere afspraak. Maar goed ook. Na drie biertjes, rustend op een licht ontbijt, begin ik al aardig aangeschoten te worden. En de biertjes zijn inmiddels niet koud meer, zodat ze hard aankomen. Ik spreek met Evert af dat tijdens de vervolgafspraak geen dambord op tafel komt. Als interviewer moet je toch de regie mogen bepalen, verdimme (Willem van Hanegem).
Deze oude man is mijn leermeester
De breuk 2⅚ is volgens Evert een pijnlijk verhaal. ‘In mijn laatste NK in 1984 speelde ik in de slotronde tegen Bastiaannet. Bij winst dacht ik de grootmeestertitel binnen te hebben. Want volgens mij stond ik op 2¾ en bij winst op Bas zou ik die 3 punten eindelijk hebben behaald. Maar Douwe de Jong had een lijstje waarop stond dat ik er maar 2½ had. Zodoende kwam ik dus net tekort. Na 1984 heb ik mij niet meer weten te plaatsen voor het NK, dus nadien is die breuk mij m’n hele leven lang blijven achtervolgen.’
Snel over dan maar naar een ander onderwerp. Nadat Evert met genoegen mijn bierkeuze van de Lidl heeft goedgekeurd, schieten hem in dit verband een tweetal anekdotes te binnen. ‘We speelden eens om het kampioenschap van de DMH in Hazerswoude. Voor de laatste rondes moest worden uitgeweken naar het denksportcentrum. Het verstrekken van bier was in eigen beheer. Micha van Tol had een probleem. Wat voor bier er nu moest komen. Natuurlijk droeg ik onmiddellijk De Koninck aan. Micha stond wat vreemd te kijken en vroeg aan Louis de Frankrijker of dat nu zomaar kon. Louis twijfelde geen moment en gaf aan dat ik uiteraard bevoegd was. Richard Meijer moest daar erg om lachen.’
De andere anekdote speelt in Rusland, waar Evert twee maal deelnemer was aan een internationaal toernooi: Soechoemie 1966 en Batoemie 1967. ‘Dat waren fantastisch georganiseerde toernooien. In dat eerste toernooi deed ik mee samen met Wim de Jong en Wim van der Sluis. Echte feestnummers… We spraken af dat wie in het toernooi van een Rus zou winnen, getrakteerd zou worden op een fles wodka. Maar De Jong en Van der Sluis verloren alles, echt alles van die Russen. Ik won echter een partij in de Bonnard van hoe heette die ook weer … Jeltsin, het lijkt er in ieder geval wel wat op. Dat leverde me een fles op.’ Een fraaie overwinning. En de combinatie wodka-Jeltsin mag er trouwens ook wezen. ‘In Batoemie was ik degene die tegen de niet-Russen het beste scoorde, dat leverde een beker op. Ik won onder andere van Ton Sijbrands, die het toernooi won. Maar ik ging er dus met die andere prijs vandoor.’
‘Met Wim de Jong had ik een bijzondere relatie. Het is niet zo dat we bij elkaar over de vloer kwamen, ik ben precies één keer bij hem thuis geweest in Haarlem. Het bijzondere was dat we allebei werkten in Rotterdam. Ik als leraar en De Jong als boekhoudkundig administrateur. Elke ochtend in de trein. Dat was nog in de tijd dat er restauratiewagens bestonden. Wim stapte dan in Haarlem op de trein en hield dan een plaatsje voor me vrij. Zo konden we het traject Leiden-Rotterdam onder het genot van een potje dam afleggen.’
Evert had een intensieve band met oud-wereldkampioen Jannes van der Wal. ‘Jannes kwam vaak na een NK of Suikertoernooi een paar dagen in Leiden logeren. En ik ben ook een keer bij hem in Friesland langs geweest. “Deze oude man is mijn leermeester!” zei hij dan. Later toen hij voor Dordrecht speelde kwam hij na de wedstrijd bij mij langs. Er moest dan ook een verslag voor het Parool geschreven worden. Jannes bezorgde het stukje op zondag hoogstpersoonlijk op de redactie in Rotterdam. Vandaar ging hij naar huis.’
‘Na zijn wereldtitel in 1982 was Jannes volledig de weg kwijt. Al vrij snel daarna moest hij worden opgenomen. Wat vrijwel niemand weet is dat het bij mij thuis in Leiden uit de hand is gelopen. Toen ik een keer thuiskwam van mijn werk, stond de voordeur wagenwijd open. Bleek te zijn geforceerd door de politie; Jannes was geheel uit zijn plaat gegaan. Later is Jannes naar Groningen gebracht waar ik hem ook heb opgezocht. Hij beklaagde zich over de piano die daar stond. Deze miste de lage C en die had hij nodig voor het ten uitvoer brengen van Für Elise. “Kijk, daar ligt ie. Bovenop de piano.” Later heeft Frits van Vloten voor Jannes na zijn inzinking nog een optreden geregeld in Dordrecht.’
‘Wat ik nog even wil opmerken is dat Hans Jansen wel eens met Jannes meekwam na het NK. In die tijd werkte ik nog en was mijn vrouw Wobien alleen thuis aan dat duo overgeleverd. Die wist daar echter wel raad mee. Wobien gaf dan het groot variantenboek en had er geen omkijken meer naar.’
Over de toekomst van het dammen is Evert somber gestemd. Die mening is sinds 1999 nauwelijks veranderd. Niet alleen de manier van spelen die veel spelers er op nahouden: vernielen van half-open klassiek en de Keller, het met wit vroeg bezetten van 30 en 27 (met zwart 21 en 24) en anderszins spelen op afbraak. Ook de stand van zaken aangaande de damclubs. Zo is in regio Zuid-Holland de kaalslag al lang en breed ingezet. Slechts een enkeling houdt het hoofd boven water en timmert aan de weg. Zoals DC Den Haag, waar Evert op de dinsdagavond zijn wekelijkse treinreis aan wijdt. ‘Er wordt daar nog eens een keer wat georganiseerd. Veel jeugd en ze weten dat ook vast te houden. Gerard de Groot is daar de grote animator. Met een website en eens in de drie weken een papieren versie met daarin wetenswaardigheden over van alles en nog wat. Helaas zijn zulke actieve verenigingen schaars. Uiteindelijk gaan ze aan hun eigen succes ten onder. Want over een aantal jaren is er geen club meer over om tegen te spelen.’
Grand Maître National
‘Toen jij me belde met geweldig leuk nieuws dacht ik: dat kan maar twee dingen betekenen. Of het had te maken met mijn grootmeestertitel of dat mijn boekje af is.’ Allebei! Dat eerste geeft maar aan dat dit Evert inderdaad jarenlang heeft achtervolgd.
‘Verroest!’, om met Evert te spreken. Ik dacht: mailtje aan de KNDB! Zou het nu niet een geweldig leuk idee zijn Evert tot GMN te benoemen? En hem die 1/6 grootmeesterpunt kwijt te schelden? Al was het maar omdat Evert Bronstring nog steeds een geweldige naam heeft in de damwereld.
Binnen twee weken kreeg ik bericht van de wedstrijdcommissie. En wat blijkt: er is in het verleden een rekenfoutje gemaakt. Men heeft een en ander nog eens nagerekend. Evert heeft niet 2⅚ maar 3¼ grootmeesterpunt! En is dus al sinds 28 april 1984, na die prachtige NK-overwinning op Johan Bastiaannet, Grand Maître National! Dus Douwe de Jong had destijds ongelijk. Toen ik het KNDB-mailtje las was ik verontwaardigd (rekenfoutje…) en blij tegelijk.
De verontwaardiging werd al snel overvleugeld door een ongelooflijk goed humeur. Juichend liep ik door de binnenstad van Leiden. Zo krijgen al die nederlagen tegen Evert als het ware een diepere betekenis. Even later liep ik Nico Dijkshoorn tegen het lijf. En het was ook nog mijn eerste werkdag in de WW. Wat een topdag! En ik heb plotseling alsnog met terugwerkende kracht een dierbare herinnering aan mijn twee dramatische NK-optredens. Want ik stond erbij en keek ernaar toen Evert zijn beslissende punten vergaarde.
Op naar Evert aan de Oude Herengracht. Het is mij een grote eer hem de blijde boodschap over te brengen. Evert reageert op de hem zo bekende wijze. En pakt het rekenapparaat, bestaande uit pen en papier, bij de hand. En komt erachter dat die 2⅚ eigenlijk 2 11/12 moet zijn. Dit zonder die 1/3 van het NK 1984. Werkelijk weergaloos werkt hij met breuken. En bemerkt dat die 3¼ juist is. Evert Bronstring is Grand Maître National! Hij is blij. Geen wroeging richting de KNDB. Die blijkbaar ook al niet kan tellen. ‘Ik heb hier ongelooflijk veel recht op!’ Met tranen in de ogen neem ik afscheid.
Huldiging
‘Te laat’ sprak Evert toen alles al geregeld was, met oorkonde en al (overigens in dank aanvaard). Stond ik daar met aangekondige eregast Rob Clerc en mijn voorbereide toespraak:
Verroest ! (en andere uitspraken)
> Wat niet terug kan, moet naar voren
> Het is goed gegaan Wobien, ik heb vandaag omsingeld
> Dit eindspel is wetenschappelijk gezien remise
> Uit ideologische overwegingen heb ik zijn rechtervleugel vastgezet
> Uiteraard was ik bevoegd De Koninck aan te bevelen
> Ik heb hier ongelooflijk veel recht op
Ik kende Evert al langer, maar het NK ‘82 is mijn vroegste herinnering. De eerste ronde was al in volle gang toen Evert binnenkwam met de woorden: ’Ik zat vanaf Beilen achter een boerenkar.’ Het is 37 jaar later als aan mij de eer is Evert mede te delen dat hij is benoemd tot Grand Maître National. En vraag hem later op de middag wat hij eigenlijk vindt van mijn spel.
Het is vragen om een oorwassing. Evert neemt geen blad voor de mond als dat zo uitkomt. ‘Je hebt geen visie, je spel heeft geen diepgang en je speelt vaak zonder plan. Het lijkt wel of je helemaal niet over je zetten nadenkt!’
Het is alsof ik mijn oude pianolerares hoor spreken. ‘Het klinkt wel aardig meneer Dollekamp. Maar het is natuurlijk geen muziek.’ Om even later op te merken: ‘Het is een heel mooi stuk … maar niet als U het speelt.’
Evert heeft gelijk. Ik doe maar wat. Onlangs nog geprobeerd Hans Jansen na te doen. Marco de Leeuw zorgde er voor dat ik mooi op tijd weer thuis was.
Auke Scholma zat dit jaar schuin tegenover Rob Clerc: ‘Het lucht erg op, als je daar niet tegen hoeft.’ Ik herken hetzelfde op de clubavond van LDG. Als ik maar niet tegen Evert Den Eerste moet. Vanwege de bescheiden bezetting qua aantal leden speel ik zo’n drie, vier keer per jaar tegen Evert. Niet tot mijn genoegen.
‘We liggen niet wakker van een paar tempi achterstand’, klinkt het vrolijk. Om mij vervolgens in een klassiekje op te rollen. November vorig jaar was het weer verschrikkelijk raak. Ik heb twee maanden de clubavond gemeden.
Wat ik maar zeggen wil: Evert kan het nog steeds. Met terugwerkende kracht 35 jaar Grootmeester. Het geeft al die nederlagen tegen hem een diepere betekenis.
Vroeger won ik nog wel eens van hem. Dat kwam vooral omdat ik hem niet begreep. Toppunt was wel die klassieke stand waarin ik dacht verloren te staan. Ik was werkelijk stomverbaasd toen Evert opgaf. Natuurlijk had hij gelijk.
Om met Siep Buurke te spreken: ‘Zijn dood is een voorbeeld voor ons allen!’