Joop Burgerhout
ANEKDOTES
Ruud Kloosterman schreef op 13 februari jl. op Facebook het volgende: “Ik ben benieuwd naar de meest vreemde momenten die mijn dammersvrienden hebben meegemaakt. Ik vermoed dat daarmee boeken kunnen worden volgeschreven!”
Na een paar uur waren er al vele anekdotes, geschreven door tientallen damvrienden uit het hele land. Ik heb ze met plezier gelezen. Toen ikzelf ging terugblikken kwam ik uit op Gert van Zuylen die in mijn jonge jaren een grote invloed op mijn leven gehad. Hij was dammer bij RDC Rijnsburg en deed in de jaren 60 mee met de Zuid-Hollandse kampioenschappen. Over hem twee verhalen:
GERT VAN ZUYLEN
In 1969 werd ik van de HBS gestuurd. Ik was 14 jaar, had zeer en indrukwekkend lang haar en was kleurling. Een naar identiteit zoekende puber die zijn uiterste best om niet op te vallen, en daarom gevoelig was voor alles en iedereen. In het Katwijkse dorp werd ik soms gepest en ik was erg gevoelig geworden voor geluiden over huidskleur. Dan sloeg ik erop los.
Maar goed, het was 1969 en wie niet naar school ging, moest werken. Op de Rijnsburgse Damclub nam Gert van Zuylen me apart. “Wat is er loos?” en ik vertelde hem dat ik van school gestuurd was. Ik kwam de dag erna al bij Gert te werken, die een bloemenexportbedrijf aan het opzetten was. Iedere dag nam hij een half uurtje de tijd voor me. Dan was ik plots bijrijder in zijn vrachtwagen of moest ik even met hem meelopen naar de kantine om koffie te halen (twee kopjes koffie!) en dan praatte hij. “Jij moet leren om met pesten om te gaan, anders wordt het niets met jou. Ik noem jou voortaan ‘zwarte’ en dan zeg je tegen mij ‘hou je bek, dikke!'” En zo deden we …
Gert ben ik eeuwig dankbaar. Hij heeft humor in mijn leven gebracht, heeft me geleerd dat contact houden heel belangrijk is – ook met de pesters.
Hij heeft me trouwens ook veel verteld over het element van de psychologie in het damspel (zie hieronder, de damrubriek van 3 maart 1979 werd onder andere aan hem gewijd).
(als de rubriek hierboven niet goed leesbaar is klik dan hier om die te lezen)
Een staaltje van de psychologie van het winnen liet Gert zien in een van zijn partijen tegen Wim Leeuwenburg:
COLA EN GERT VAN ZUYLEN
Gert van Zuylen speelde in de onderlinge 1970-1971 tegen Wim Leeuwenburg. Gert stond beroerd, en vroeg me met dwingende blik in de ogen om cola te halen. Hij maakte het blikje open en vroeg plots iets aan me … of ik nog wat wist waarom Napoleon zijn hand in zijn vestzak had (zoiets …!?!). Ik wist het niet en hij nam een slok cola en gierend van het lachen proestte hij de cola over het bord en over Wim Leeuwenburg. Alles kleefde en Gert stelde remise voor.
“Anders had ik verloren, Jopie …”,zei hij toen Wim Leeuwenburg thuis onder de douche stond.
Een paar weken later. Gert zou kampioen van Rijnsburg worden. Hij stond bovenaan, aartsrivaal Arie Vletter volgde hem op een punt. Een wedstrijd tegen de nummer laatst die geen schijf van een bord kon onderscheiden. Winst zou hem de titel opleveren. Gert was vrolijk en had al aan veel mensen verteld dat hij kampioen zou worden. Gerts vrouw, zijn broer, zijn zwager, heel wat vrienden en personeel van zijn bedrijf stonden met veel drank en een groot aantal hapjes klaar om te gaan feesten. RDC speelde in de Immanuelkerk en de koster schonk alleen frisdrank en bier. Hij was een aimabel persoon die het prima vond dat mensen ook zelf wat meenamen.
De partij vergde wat tijd, en de koster en de fans van Gert hadden alvast de flessen geopend. Gert ging zo nu en dan even naar hen toe, ‘nog eventjes, ’t is zo afgelopen en dan kunnen we gaan feesten’. Het werd 22 uur en het drinken was al goed begonnen, en …. toen ging de partij verloren!
Het leek wel een dodenherdenking. Niemand van zijn fans wist hoe je iemand moet troosten als ie verloren heeft. Er werd dus niets gezegd en na een half uurtje was iedereen vertrokken.
Ik weet niet waarom ik dit typ, maar ik heb jarenlang – nog steeds – kunnen schaterlachen om de contrasten.
De tweede plaats werd vermeld in de Nieuwe Leidsche Courant van 23 juni 1971.
(als dit stukje hierboven niet goed leesbaar is klik dan hier om het te lezen)
Prachtige verhalen, Joop! Mijn aandacht bleef even hangen bij de eerstgenoemde truc van Gert van Zuylen, omdat deze ook wel bekend is onder schakers. Het zogenaamd per ongeluk aanraken van een stuk wordt niet zelden ook begeleid met zuchten en hoofdschudden. En dan toch maar schouderophalend de zet uitvoeren.
In het artikel schrijf je de ethische kan van dit verhaal maar te laten rusten. Maar dat vind ik juist het interessantst. Daarnaast kun je je ook afvragen of dit valt onder het hoofdstuk “hinderen” van het damreglement. De actie van Gert van Zuylen bestond, zo begrijp ik uit jouw verslag, uit twee gedeelten. Eerst raakte hij de schijf op 46 aan. Dit vind ik een grensgeval. Ethisch niet helemaal zuiver, maar qua reglement nog net in orde, denk ik. In veel partijen raken dammers schijven aan, is mij inmiddels na anderhalf jaar dammen gebleken. Natuurlijk wordt de schijf daarna alsnog verzet.
Het tweede gedeelte van de actie bestond uit het ontkennen van de aanraking. Dat lijkt me duidelijker: onethisch, en als ik eerlijk ben: ook een beetje onsportief. Maar, toegegeven, dit is allemaal gezeur achteraf en het verhaal is erg leuk.
Zelf heb ik de afgelopen anderhalf jaar ook wel de nodige trucs meegemaakt, meer dan ik bij het schaken gewend ben. Dat zal vooral komen door het zeer matige niveau waarop ik speel. Eén van mijn clubgenoten deed tijdens een partij bijvoorbeeld steeds het volgende: met zijn vinger een zet op het bord aanwijzen en daarbij zachtjes mompelen “nee, dat gaat niet”. Om dan vervolgens op mijn gezicht mijn reactie af te lezen! Ook niet helemaal zuiver, maar ik kon er toch wel om lachen.