Evert Dollekamp
Na vijf ronden WK ben ik er mee opgehouden. Best wel interessante partijen zaten er tussen. Maar als alles remise wordt, dan is er natuurlijk geen reet aan. Uiteraard volg ik wie kampioen gaat worden vanwege mijn historische (clubver)band met Roel Boomstra en Wouter Sipma, maar voor mij is de lol er al weer vanaf. Beter is het de vrouwen te volgen. Elke ronde bloed aan de paal en de winstpartijen vliegen je om de de oren. Dat is mede te danken aan de Amerikaanse deelneemster Lublyana Turiy, die na tien ronden elke partij tot nu toe gestroomlijnd weet te verliezen, zodat een familiaire band met Don Kandane en de Oostenrijkse meester Feldl (zonnebril!) mag worden verondersteld.
Zelfs het aspirantenkampioenschap van Nederland is beter te pruimen. Soms vijf winstpartijen op tien deelnemers! Omdat ik aan het eerste NK in 1974 heb deelgenomen (als gedeeld tweede geëindigd voor onder andere Tjeerd Harmsma, vader van) volg ik de aspirantjes al jaren op de voet. Het is leuk om sommige talentjes te zien spelen en te zien groeien. Hoewel het jammer is dat sommigen al snel geleerd wordt snel naar 30, 27 danwel 21, 24 te ruilen nog voor er een half uur gespeeld is. De regering zou hier moeten ingrijpen.
Dood of de gladiolen is aan de hedendaagse jeugd helaas niet meer besteed. Om een partij te winnen moet je tegenwoordig bloed aan de palen! Gelukkig hebben we dan altijd Herman van Westerloo nog. Ik heb hem werkelijk waar nog nooit op een saaie partijtje kunnen betrappen.
Compromisloos spel. Dat is Herman van Westerloo ten voeten uit. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er jaloers op ben. Tegen Jan en alleman spannende standen. Hoe krijg je het voor elkaar. Verpletterende overwinningen gaan gepaard met de meest verschrikkelijke nederlagen (familie van Hans Tangelder?). Ik denk dat Herman veel plezier beleeft aan zijn partijen, meer dan ik in ieder geval. In een antiek verleden hebben Herman en ik vele malen tegen elkaar gespeeld. Vreemd genoeg werd het altijd remise, want aan de partijen was dit niet af te zien.
Ooit schreef ik het luchtige Groeten uit de Provence, met Herman als onvermijdelijk onderwerp:
Aan mijn broerste broer: De Telegraph en De Galibier beklommen met fiets! (achterin). Wat is dat hoog ja!
Aan mijn bourgondische broer: Als ze mij eten brengen, zeggen ze steeds dat het goede apetiet is. Toch smaakt het steeds weer anders.
Aan mevrouw Dollekamp: Vanwege de spijsvertering zit ik nu lekker te ruften achter de tent. En nu schijnen mijn buren morgen te vertrekken.
Aan Gerard: Als je hier wilt kamperen, moet je soms wild kamperen. Plotseling vraag je jezelf dan af of hier nog beren voorkomen. Geen oog dicht gedaan.
Aan Harrie Spaling: Gelukkig ben ik mijn dambordje vergeten. Want wie tijdens de vakantie traint, is het hele seizoen moe.
Aan Rini Wagtmans: Ook zo’n last van je voeten gehad toen je destijds in den afzink door de remmen ging?
Aan Herman van Westerloo: Bij een onherbergzaam landschap moet ik altijd aan jouw standen denken.
Aan Erik Breukink: Je moet maar zo denken: er zijn ook nog mensen die er zelfs moeite mee hebben met een auto de Galibier op te komen.
Aan kandidaat-sponsor Kips: Moet er nu iemand met worstvingers aan het eerste bord?
Dit even terzijde.
In 1974 was Herman behalve deelnemer aan het NK de (mede)auteur van het toernooiboek wat over het kampioenschap werd geschreven. Verslagen, interviews, een zeer leesbaar boek. Het bewijst maar dat Herman ook goed met de pen is, gelukkig ook regelmatig een scherpe pen. Want er is te weinig reuring in de zogenaamde damwereld.
Naast dit boek leeft Herman zich uit in zijn magazine Hoofdlijn, de opvolger van De Brouwerij, ook van zijn hand. Er zijn vele periodieken verschenen in de loop der jaren, maar Herman is een van de weinigen die het nog steeds vol weet te houden. Rijk wordt hij er natuurlijk niet van, zodat het te meer bewonderenswaardig is dat hij Hoofdlijn weet vol te houden. Overigens geen blad voor mij, teveel techniek naar mijn smaak. Maar er zijn vast velen die dit wel weten te waarderen.
Niet zo lang geleden had ik Herman aan de telefoon. Of ik zijn recensie destijds van het zondags moe-boek mocht overnemen in het komend meesterwerk ‘En nu zet je die dam aan de kant, ik wil er langs!!’ Het mocht:
Boekbespreking
Hoofdlijn nummer 148 – 17 augustus 2010
Herman van Westerloo
Tijdens het onlangs in Den Haag georganiseerde toernooi ontwaarde ik Evert Dollekamp onder de toeschouwers. Ik had hem lang niet meer gezien en stelde het wel op prijs hem weer eens te ontmoeten. Het door hem onlangs gepubliceerde boekje ‘Wie door de week traint is ‘s zondags moe’ kwam ter sprake en hij gaf mij een exemplaar zonder de eis te stellen dat ik het in Hoofdlijn zou bespreken.
Het boekje (iets meer dan 200 pagina’s) las makkelijk en bevatte heel veel door Evert al eerder geschreven stukjes, waarvan veel voor zijn huidige club Hijken DTC. Vaak met veel humor geschreven, althans ik heb veel gelachen, en kort – niet meer dan twee pagina’s per stukje en vaak minder.
Veel gebeurtenissen in de damwereld die hij tegenkwam of ondervond werden besproken en daaronder natuurlijk ook belangrijke onderwerpen: de Pyramide van Drenth, de Delftse Telling, Evert Bronstring en Harrie Spaling. De laatstgenoemde persoon ken ik niet, maar aan hem schijnt de titel van het boek te zijn toegeschreven.
Voor mij het boek werd overhandigd vertrouwde Evert mij toe dat ik zonder problemen al het technisch nieuws uit boek zou mogen overnemen voor Hoofdlijn. Toen ik het boek gelezen had kwam ik tot de ontdekking dat er geen technisch nieuws in te vinden was. Ik was eerst teleurgesteld maar later begreep ik dat er in de tekst hier en daar wel naar technisch nieuws verwezen werd en ik besloot daar dan gebruik te maken in deze boekbespreking.
In het stukje Drama in Zwolle werd een partij van mij, gespeeld voor de Halve Finale van het Kampioenschap van Nederland op zijn juiste waarde geschat. Evert aan het woord: ‘(…) Onbetwist hoogtepunt van de slotronde is echter het optreden van Herman van Westerloo. Bij remise tegen Peter Hoopman is plaatsing een feit, maar Van Westerloo’s behandeling van een houdbaar eindspel geeft aan dat hij een gang naar de NK-slachtbank toch liever aan zich voorbij laat gaan. Na liefst zeven uur spelen grijpt hij zijn kans en verliest alsnog een pot-remise stelling.’
Deze conclusie is wel juist en ik moet toegeven (ik heb dat nog niet eerder gedaan) dat ik afgezien heb van deelname aan het KvN na twintig jaar. Ik heb deelgenomen in 1974 en nu was het 1994. De term ‘twintig jaar later’ is al zo vaak gebruikt (Alexander Dumas, Erich Maria Remarque – ik noem er maar een paar), dat ik daar maar van afzag. Veertig jaar lijkt mij wel de moeite waard; dat wordt dan 2014 …
Omdat de partij nogal lang duurde (97 zetten in 7 uur en 40 minuten) werd deze in verschillende damrubrieken besproken. Twee bijzondere momenten werden er uitgelicht:
Herman van Westerloo – Peter Hoopman.
Dit was de partijstand na 28. 42-37. Peter vervolgde met 28…11-16? Schijfwinst zou er zijn na 28…20-25! Mijn plan was (als ik het mij goed herinner) te vervolgen met 24-19, 25×34, 29×40, 18×29, 33×24 en bood dan een eenvoudige winst aan door 27-31, 36×18, 8-13, 19×8, 2×31. Toen mijn tegenstander dus anders speelde heb ik urenlang met de gedachte moeten worstelen toch maar op remise te moeten spelen (met als afschuwelijk gevolg weer aan te moeten treden in het kampioenschap van Nederland) of alsnog te verliezen. Na lang nadenken nam ik het besluit te verliezen in de stand
Ik vervolgde met 97 17-8 en gaf triomfantelijk op na 97…36-41. Opgelucht kon ik weer verder …