Van Joop Burgerhout ontving ik onderstaande foto, en bijbehorende krantenknipsels. Zijn er leden die deze oud-leden herkennen? Een persoon is al getraceerd, namelijk voorzitter Laterveer.
Bram vd Putte, Piet Olivier, Fer Laterveer (de broer van de voorzitter) en nog wat mensen zijn voor mij bekende namen.
Enige herinneringen aan deze mensen:
HET KNAAPJE
Bram van der Putten was een aardige man, hij was jeugdwedstrijdleider van de LDDB (de Leidse Districtsdambond). In 1969/1970 was ik een knaapje van 14, 15 jaar, en ik kon een beetje dammen. Ik was behoorlijk gepikeerd dat een jongen van de HBS geselecteerd was voor het LDDB-jeugdteam. Waarom was niet aan mij gedacht? Een aangetekende brief naar Van der Putte, handgeschreven met volzinnen dat ik voornemens zou zijn een rechtszaak te beginnen, de pers te benaderen – wat denken ze wel? Het talent van Katwijk en Rijnsburg – en eindigend met de fraaie woorden: Hopend dat een minnelijke schikking tot de mogelijkheden behoort, tekent met gevoelens van de meeste hoogachting, in de hoop dat een rechtszaak vermeden kan worden …
De dag erna werd ik gebeld door Van der Putten, en die deelde me mee dat ik aan het eerste bord mag zitten, en dat hij blij was met mijn brief, omdat ook wat reserves bedankt hadden.
Een buitengewoon aardige man! Ik zat naast hem toen we naar Monster reden voor de jeugdwedstrijden. “Jij wil graag dammen, Joop. Dat zit je bij mij aan het goede adres!”
Een geweldige pedagoog.
DE NATTE HAND
Gert van Zuijlen jr., ooit Rijnsburgs kampioen, won van Van der Putten die erg netjes was. Van Zuijlen zag hem naar het toilet gaan, ging achter hem aan, deed zijn broek open en waste daarna zijn handen. Toen Van der Putten uit het toilet kwam, gaf Gert hem een net gewassen hand. “Sorry, soms plas ik ernaast” om in de partij met deze hand langdurig boven een schijf te hangen.
Gert won, en Van der Putten was blij verlost te zijn van zoveel smerigheid.
EEN KUNST APART
Piet Olivier heb ik meegemaakt bij een algemene ledenvergadering van de LDDB. Ik zat erbij, omdat daarna wat gedamd zou worden. Naast mij zat Jan Schoneveld, de geweldige voorzitter van de Katwijksche Damclub, en achter mij Piet Olivier.
De kunst om in weinig woorden iets te verduidelijken is genade. Het tegenovergestelde om in heel veel woorden niets te zeggen is een kunst apart. Ik zat tussen deze twee heren ingeklemd.
“We zullen moeten trachten. En proberen. Alsmede een poging te ondernemen. De jeugd. En de jongeren. En dan doel ik niet alleen op hen. Die de leeftijd van 12 nog bereikt hebben. Maar ook op hen die de leeftijd wel bereikt hebben. Te bewegen. Althans gelet op hun leeftijd. Ook de ouders. En de scholen. En dan doel ik op de leerkrachten. Tevens op de Onderwijzers. Ook van het Vrouwelijk geslacht …”
Dat was Jan Schoneveld.
Piet Olivier gebruikte vooral woorden die alleen in kruiswoordraadsels voorkwamen.
Van dammen kwam niets terecht.
Hoofdpijn hield ik over aan deze bijeenkomst.
Laterveer werd in 1970 lid van de Rijnsburgse Damclub. Ook al weer zo’n aardige man. Hij won van Arie Vletter, meermalen Rijnsburgs kampioen. Ik bemoeide me met de partijanalyse. Laterveer was aardig en complimenteerde me met mijn vier zetten diepe inzicht. En Vletter was niet zo aardig. Hij had verloren. “Houd jij je snuit nu maar dicht, jochie”.
Waarom ik dit onthouden heb?
Aardige mensen maken indruk.
Veel woorden kennelijk ook.