André van der Kwartel
Zevende ronde
Joop Burgerhout won in een fraaie gestroomlijnde partij. Dat soort partijen hebben helaas de ei-genschap dat ze niet of nauwelijks opvallende, publicabele momenten bevatten. Dick den Ouden won zijn eerste partij van dit toernooi omdat zijn tegenstander in een iets mindere stand pardoes een schijf weggaf en een paar zetten later in een drie om vier liep. Ongetwijfeld vinden deze fou-ten mede hun basis in het feit dat het deze ronde in de derde middagsessie plaats vond. De hel-den werden moe. Sommige iets meer dan andere.
Hein van Winkel en uw verslaggever speelden beide een remisepartij waarover niets bijzonders valt op te merken.
Erik van ’t Hof behaalde een spectaculaire overwinning die hem de Calimeroprijs bezorgde. Zijn eigen verhaal over deze overwinning:
“Met een score van 5 uit 6 hoefde ik niet meer op de allerlaatste rij te spelen en kwam ergens in het midden van de zaal terecht. [De tafels werden naar sterkte van de deelnemers opgesteld. Ik-zelf mocht op die manier ervaren hoe het was om van de eerste rij in de tweede ronde ronde na ronde te verhuizen naar de op één na laatste rij in de laatste ronde. AK] Blijkbaar was ik “naar bo-ven” ingedeeld tegen het kanon Francis Tholel. Ik rekende op verlies en speelde daarom vlot zonder veel nadenken. Na de te verwachten nederlaag zou ik snel mijn bed weer willen opzoe-ken. Ook Tholel speelde heel snel, later hoorde ik dat hij dat wel vaker doet.
Erik van ’t Hof – Francis Tholel
Stelling na 16 … 23-29?
Maar hier moest ik toch even met mijn ogen knipperen. Een “zeef” van drie schijven, zoals Koe-perman het noemt in zijn boekje voor beginners. Kon ik daar niet van profiteren? Om een vrij tempo te creëren, keek ik zeker 10 minuten naar 17. 28-23.
Maar hoe ik ook rekende en combineerde, ik kon er geen chocola van maken. Achteraf bezien terecht. Bijna besloot ik daarom al tot een zet als 17. 27-22 of 17. 39-34, toen plotseling het licht ging schijnen.
17. 28-22! natuurlijk, andersom kan ook (dit thema komt later in de partij terug). Er volgde nu: 17 … 17×36 18. 39-34 21×32 19. 34×1 (dam!) 26-31 20. 36×27 32×21 21. 1-34 11-17
Erik van ’t Hof – Francis Tholel
Ik heb nu een dam ten koste van één schijf. Maar helaas, het licht ging weer uit. 22. 34-39?? Een kinderlijke fout. Er volgde vanzelfsprekend 22 … 24-29 23. 33×24 2-8 24. 39×11 6×17 en ik was mijn dam weer kwijt. Ik ploeterde dus maar verder en bereikte de volgende positie.
Stelling na 41. 34-29.
Allebei nog acht schijven op het bord, maar ik durfde tegen zo’n sterke speler geen remise aan te bieden. Wel zag ik hier opeens een aardigheidje, als wit aan zet zou zijn. Namelijk 37-31, 47-41, 29-24, waarna zwart verplicht is tot 47×20 en ik een drieslag heb naar veld 12.
Terwijl ik zo zat de mijmeren, speelde Tholel 41 … 21-26?? Natuurlijk, dacht ik, hij heeft die com-binatie uiteraard gezien en verhinderd. Jammer. Wat ik toen precies van plas was, weet ik niet meer, maar opeens dacht ik: hé, andersom kan ook.
Sterker nog, het is zelfs béter, want nu kost de combinatie mij een (belangrijke) schijf minder. 42. 38-32! 27×38 43. 47-42 38×47 44. 29-24 47×20 45. 25×12
Zwart glimlachte, gaf op, schudde mij de hand en zei vriendelijk: gefeliciteerd jongen! Iedere denksporter herkent het gevoel van gelukzaligheid dat op zo’n moment door het lichaam stroomt. Ik kan niet zeggen dat dit een verdiende overwinning was, zoals tegen Wim `t Lam een ronde eerder wel het geval was. Het voelde meer als een onverwacht cadeau.”
Ook Hans Tangelder won. Dat riep bij de overige leden van Team LDG nogal wat verbazing op, want Hans had al op de 28e zet een verliezende damzet moeten incasseren.
Leo van Vlerken – Hans Tangelder
(2-8??) 26-21 (17×26), 37-31 (26×28), 25-20 (14×25), 29-23 (18×29), 34×5. Een winnende dam, omdat ook de zwarte schijf op 28 nog verloren gaat en zwart niet snel vangstellingen kan forme-ren. Maar ook Hans leeft naar de normen NOAD en OKAN. (Nooit Opgeven, Altijd Doorgaan en Opgeven Kan Altijd Nog) en tien zetten later kwam de volgende stand op het bord:
Leo van Vlerken – Hans Tangelder
Stand na de 37e zet van zwart.
38-32?? Ik geef ronduit toe dat het mij enige tijd kostte om de tegenactie te vinden. Eenvoudig, maar toch verrassend: (4-10!!), 23×5 (22-28), 32×23 (9-14), 5×19 (13×44) en wit gaf op.
Hans Kreder behaalde een degelijke overwinning. Hij was zelf zeer tevreden over het volgende fragment:
Hans Kreder – Martin Kruijswijk
Stand na de 17e zet van zwart.
43-39! Dit stelt de dreiging 25-20 en 28-23 aan de orde. Daartegen helpt (15-20) niet, omdat dan direct 28-23 volgt. Zwart heeft dus niet beter dan (18-23), 25-20 (23×43), 20×29 en KR schat de stand als gelijkwaardig in.
Diezelfde Kingsrow vindt nog wel een paar andere interessante momenten in deze partij. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van een geforceerde doorbraak.
Hans Kreder – Martin Kruijswijk
Stand na de 24e zet van zwart.
In de partij speelde wit 50-45? maar hij had beter: 28-23! (19×30), 35×24 (9-14 of?), 28×19 (14×23), 34-30!! Wit dreigt na 40-35 een schijf te winnen, dus: (10-14), 24-20! (15×33), 38×20. Zwart moet nu wel (3-9) spelen, maar wit brengt schijf 48 naar 25 en breekt door. Er is nog wel wat werk te doen, maar het idee is duidelijk.
Partijverloop vanuit de diagramstand: 50-45 (19×30), 35×24 (7-12?), 48-43? Weer was dezelfde forcing mogelijk: 33-28 (9-14), enz. (13-18), 34-29? voor de derde keer profiteert wit niet van de zwakke lange vleugel van zwart: 34-30! weer dreigt 40-35. Dus: (9-14), 24-19 (23-29), 33×24 (14×23), 39-33 (3-9), 40-35 en wit wint een schijf.
Achtste ronde
Vrijdagochtend, 28 april. De laatste ronde. De enige keer dat twee LDG-ers tegen elkaar moesten spelen. Uw verslaggever en Hein van Winkel troffen elkaar. Hoewel ik graag tegen Hein speel, vond ik het in dit geval minder leuk. De charme van zo’n toernooi zit er juist in dat je partijen speelt tegen mensen die je zelden of nooit ontmoet. Bovendien bekwam de confrontatie met Hein mij slecht…..
Erik van ’t Hof verloor. Hij schrijft daarover:
“De laatste ronde van het toernooi, maar de koek was op voor mij. Mijn doel had ik al bereikt en ik had geen energie meer over. Al vlug rolde er in een reeds bedenkelijke stelling een stap 1 blun-der uit mijn vingers.
Erik van ’t Hof – Sijmen Hansen
Stelling na 16 … 21-26
en in plaats van het ook door mij overwogen en correcte 17. 33-29 deed mijn hand helaas 17. 27-21??
Er volgde nu scène die ik wel vaker bij dampartijen heb meegemaakt, maar nog nooit in de 50 jaar dat ik heb geschaakt. Zonder een zet uit te voeren, begon de heer Hansen tegen mij te pra-ten.
“Ja, die zet is niet goed, zie je?” En hij wees op de 1-om-2 combinatie die zou volgen. “Wil je nog verdergaan?”, vroeg hij vervolgens, “want ik vind het wel fijn om weer op tijd thuis te kunnen zijn”.
In mijn jongere jaren zou ik waarschijnlijk boos geworden zijn, maar nu glimlachte ik alleen maar en vroeg hem beleefd eerst de beoogde zet uit te voeren. Bovendien kon ik sowieso zelf niet naar huis, want ik wilde bij de prijsuitreiking om 16.00 uur zijn en dat duurde nog een paar uur. Het lukte me de partij nog te rekken tot zet 47 voordat ik hem feliciteerde met de winst.
De heer Hansen zei toen nog dat mijn zet 16. 31-27 heel slecht was in een volgens hem nog re-delijke stelling en ik beloofde dat ik dit thuis zou bestuderen. Kingsrow is het niet met Hansen eens en beoordeelt bovenstaande diagramstelling als zijnde in evenwicht na het al aangegeven 17. 33-29. “
Terzijde 1
Ik [AK] heb één keer in de competitie tegen Sijmen Hansen gespeeld. In die partij deed zich een memorabel moment voor:
André van der Kwartel – Sijmen Hansen
Stand na de 18e zet van zwart.
Na lang nadenken speelde ik de gewaagde zet 34-29. Gewaagd, omdat ik daarmee zwart twee vrije zetten geef. De mogelijkheid van een damzet voor zwart lijkt aanwezig, maar ik zag hem niet. Zwart reageerde met (2-7), 29×20 (14×34), 39×30 (19-23?!?!?) Een kort moment van schrik. Ik zal toch niet….. 28×19 (13×24), 30×19. De zwartspeler gaf op. Hij had een damzet gezien die er niet in zat.
Terzijde 2
Omdat het over de laatste ronde van het toernooi gaat, wil ik de lezers de persoonlijke slotconclu-sie van Erik van ’t Hof niet onthouden:
Eindafrekening van het toernooi
Zoals vermeld wilde ik dat door dit toernooi mijn rating boven de 900 zou komen. Een mens moet nu eenmaal doelen stellen in zijn leven.
De damwereld is gezegend met het onvolprezen Toernooibase waarin ook dagelijks de zoge-naamde virtuele rating wordt bijgehouden. Op woensdagavond, na afloop van mijn remise tegen de heer Van Diggele, zag ik dat mijn virtuele rating was bepaald op 923. Dit verbaasde mij, maar de verklaring stond er ook bij vermeld.
Omdat meer dan 30 wedstrijden zijn gespeeld wordt de virtuele rating bepaald op basis van de seizoensprestatierating
Aha, dat wist ik helemaal niet. Mijn partij tegen Van Diggele was nummer 31 en daarmee was deze regel dus in werking getreden. Ik ben in 2019 begonnen met dammen, maar al mijn resulta-ten tot en met 30 juni 2022 zijn hiermee voor de rating irrelevant geworden! Misschien is dit een speciale regel voor nieuwe dammers (ik kan moeilijk zeggen: jeugdige dammers).
Na mijn 4 punten uit de laatste drie partijen steeg mijn virtuele rating nog tot 944 (gelijk dus aan de seizoensprestatierating). Mijn toernooiprestatierating in dit NK Veteranen was met 939 bijna gelijk, dus ik ben zeer tevreden.
Los hiervan vond ik het een buitengewoon sfeervol toernooi waarin ik ook veel oude bekenden heb ontmoet en nieuwe mensen heb leren kennen. Volgend jaar weer, hoop ik.
Ik ga verder met de overige partijen uit deze ronde.
Hans Tangelder sloot zijn toernooi af met een overwinning. Alweer nadat hij halverwege de partij totaal verloren had gestaan. Maar af en toe geluk hebben is ook een kwaliteit.
Het was een echte Tangelder-partij. Er gebeurt van alles. Tussen de 21e en de 53e zet geeft Kingsrow maar liefst 15 keer significante verbeteringen voor de gespeelde zetten aan. Twee cru-ciale momenten uit deze partij.
Hans Tangelder – Fred Voorn
Stand na de 38e zet van wit.
Zwart staat een gezonde schijf voor en had met (17-21) zijn enorme voordeel kunnen behouden. Maar hij speelde (15-20??). 33-29! Ineens is de zwarte stelling al zijn flexibiliteit kwijt. Zwart trok kennelijk ook die conclusie, want hij offerde (16-21), 27×16 (18-22), 39-33 en de stand was weer gelijkwaardig.
Niet veel later kwam de volgende stand op het bord:
Hans Tangelder – Fred Voorn
Stand na de 43e zet van wit.
Hier offerde zwart met (6-11) een schijf, waarna KR aangeeft dat wit gewonnen staat. Dat offer was niet nodig. Zwart heeft nog steeds uitzicht op remise na: (19-24). Wit zou nu het liefst veld 23 bezetten, maar dan volgt (13-18) en (21-26). Dus: 28-22 (27×18), 16×27 (6-11). Hoe moet wit ver-der? KR geeft nog aan: 27-21 (18-22), waarna wit geen winstkansen meer heeft.
Joop Burgerhout speelde remise, maar daarmee deed hij zichzelf ernstig tekort. Hij voerde een winnende damzet uit maar op het moment dat hij met diezelfde dam vernietigend kon uithalen, pakte hij het verkeerde tempo en moest in remise berusten. Kijk mee en huiver!
Martin de Jong – Joop Burgerhout
Stand na de 29e zet van zwart.
40-34? (21-27!), 32×23 (24-30), 35×13 (9×49).
Martin de Jong – Joop Burgerhout
Stand na de 45e zet van wit.
Natuurlijk ga je in zo’n stand kijken of er een winnende slagzet in zit, maar ‘gewoon’ (31-36) wint ook. De zet die zwart vindt is prachtig: (13-18!), 23×12 (44-40???). Een klein drama. Winst was geweest: (14-19), 27×36 (20-24), 29×20 (19-23), 28×19 (44×15). Daarnaast was er ook nog de pech dat de stand na de partijvariant net niet wint: 27×36 (40x18x48), 12-8. Nu schemert er als-nog een winst: (48-30), 8-2 (30-35), 33-29 (20-25), 29-23 en de vangstellingen van zwart zijn op.
Ook Hans Kreder won. Ik laat Hans zelf aan het woord over deze partij (met aanvullingen van KR en mij erbij):
“Verheugd was ik nadat ik las dat het ONK veteranen een nieuw leven zou worden ingeblazen, en dat nog wel in mijn “eigen” provincie! Als tienvoudig deelnemer van Wageningen weet ik hoe zwaar zo’n toernooi is. Desondanks heb ik telkens 8 punten (2017 t/m 2019} of meer gehaald, met als uitschieter de plus drie in 2015. Mijn voornemen om het in ieder geval beter te doen dan de laatste drie keer leek aanvankelijk op niets uit te lopen: dramatische nederlagen tegen Roep Bhawanibhiek en – de latere toernooiwinnaar – Daaf Kasse stonden dat in de weg. Bovendien kon ik niet winnen van de lager-gerate spelers Matthijs Broek en Siegfried Parbhoe.
Maar goed, na zeven ronden stond ik dus op plus één, met nog een zwartbeurt tegen Arie Jans-sen van Doorn voor de boeg. Wat doe je dan? Ik besloot er volledig voor te gaan. (Zie onder-staand diagram)
Arie Janssen van Doorn – Hans Kreder
Stand na de 18e zet van zwart.
Arie durfde het spannende 19. 35-30 niet aan (hij is 70+ dus dat had ik goed ingeschat) en na de “geforceerde” drie-om-drie terug, sta ik ontegenzeglijk (veel) beter.”
Op dit punt wil ik [AK] er wel even tussenkomen. Als 70-er met drie jaar ervaring zou ik 35-30 ze-ker overwogen en waarschijnlijk gespeeld hebben. Samen met Kingsrow kom ik tot de volgende bloedstollende variant: 35-30 (18-23, gedwongen), 29×18 (12×23), 40-35 (13-18), 44-40 en KR geeft maar een flinterdun voordeel aan de zwartspeler. Het gaat volgens mij niet om leeftijd, maar om lef.
Een tweede opmerking betreft de geforceerde drie-om-drie terug. Dat slaat op het partijverloop, maar KR vindt 38-32, enz. ook speelbaar voor wit. Het woord is weer aan Hans:
Arie Janssen van Doorn – Hans Kreder
“Over de opbouwfase tussen de 26ste en 41ste zet valt van alles te zeggen. Feit is dat 1) de par-tij na het gespeelde 42. 25-20? meteen afgelopen was en 2) dat ik na het correcte 42. 29-24 19×30 43. 35×24 gepland had 43. … 13-19 44. 24×13 18×9 te spelen, hetgeen mij na 45. 31-27 32×21 46. 34-29 23×34 47. 39×30 28×48 48. 41-37 48×31 49. 36×7 op een dikke nul zou zijn ko-men te staan! Misschien toch wel terecht dat mijn risicovolle partijopzet slaagde, net zoals het hele toernooi overigens. Maar op een of andere manier was Wageningen wel gezelliger. Mission accomplished, rating naar 1115 gestegen.”
[AK:] Na 25-20 won zwart door: (32-38), 33×42 (19-24) en wit gaf op. Hans noemt 29-24 de cor-recte zet van wit, maar KR geeft de voorkeur aan 35-30 met gelijk spel. Na 29-24 hoeft zwart im-mers niet te ruilen. (11-16) geeft prima spel.
Ook Dick den Ouden won in de laatste ronde. Hij speelde een goede partij, waarin hij zijn tegen-stander steeds meer onder druk zette. Hieronder het moment waarop zijn tegenstander onder die druk bezweek.
Dick den Ouden – Siegfried Parbhoe
Stand na de 42e zet van wit.
Met (19-24) had zwart zich nog wat taaier kunnen verdedigen, maar hij speelde: (12-18?), 21-17 (18×27), 17-11 (6×17), 28-23 (19×28), 33×2 en zwart gaf tweec zetten later op.
Als laatste partij de broederstrijd tussen twee LDG-ers. Ik laat Hein van Winkel aan het woord.
Hein van Winkel – André van der Kwartel
Stand na 28. .. 17-22? Tot aan zet 28 was er eigenlijk weinig aan de hand. Wit is in de omsingeling en zwart heeft een centrumaanval. Zwarts 28e zet krijgt van Kingsrow een vraagteken omdat schijf 17 en het pootje nodig zijn om de vleugel met een eventuele ruil te beschermen of aan te vallen. Wit komt op rechts ook niet veel verder. Er volgde 29.37-31 13-18 (na 22-28 volgt 30.35-30 x x en wit wint daarna met 39-33 de schijf op 24.) 30.32-27 (31.31-27 22×31 32.36×27 wint sneller.)
Hein van Winkel – André van der Kwartel
Stand na 30. .. 9-13 Er volgde 31.40-34? (daar gaat de winst. 31.39-33 wint een schijf.) 29×40 32.45×34 13-19 33.34-29 23×34 34.39×30 19-23 35.38-33 23-28 36.43-39 8-13 37.39-34 (angst voor de sterkere tegen-stander? Hier was 33-29 sterker.) 37. .. 28×39 38.34×43 15-20? (KR geeft de volgende variant 38. .. 13-19 39.43-39 2-8 40.30-24 19×30 41.25×34 14-19 42.39-33 19-23) 39.43-38 13-19
Hein van Winkel – André van der Kwartel
Stand na 39. .. 13-19 In deze sterk uitgedunde hekstelling stand is er nog maar één winnende zet over. En die zag ik niet. 40.38-33 19-23(of?) 41.30-24 20×38 42.48-43 38×49 43.35-30 49×21 44.26×10 In de partij volgde 40.48-43 2-8? (12-17 geeft meer verdediging, maar zwart was al de hele partij aardig voor mij.) 41.38-33 8-13 42.33-29 19-23 43.30-24 23×34 44.24×15 13-19 45.25-20 14×25 46.15-10 19-24 (de kamikaze-variant 46… 34-39 43×34 18-23 27×29 19-24 29×20 25×5 is niet voldoende voor remise) 47.10-5 7-11 48.5-46 24-30 49.35×24 34-40 50.46-5 12-17 51.27-21 en zwart wachtte de rondslag 16×27 24-20 25×14 5×45 niet meer af.
Ten slotte
Onder de bezielende begeleiding van Fred Ivens werd aan de deelnemers gevraagd naar aanlei-ding van het toernooi limericks in te sturen. In totaal werden er acht limericks ingeleverd, waaron-der drie van Erik van ’t Hof en één door Joop Burgerhout.
Door Eric van ’t Hof:
Een warm woord van dank en felicitatie
Aan de deskundige toernooiorganisatie.
De creatie van een prachtig damfeest.
Zoals er helaas te lang niet is geweest.
Is voorwaar een meesterlijke topprestatie.
Er was eens een dammer in Voorburg
Die speelde tegen een kaakchirurg
Hij vroeg: “Geef je op?”
“Want ik heb je in een strop.”
“Of wil je liever dat ik doorwurg?”
Een dame en achtennegentig heren
kunnen over het oude spel niet veel meer leren.
Als veteranen met de ronde schijven
wensen zij slechts samen te verblijven.
Dan valt er weinig anders te begeren.
Door Joop Burgerhout:
In het strijdgewoel der veteranen
wordt gedamd met appels en bananen
Maar trots de leeftijd
(inherente gezelligheid)
wordt gespeeld tot bloed, zweet en tranen
Op de website van Damclub Den Haag zijn nog vier ingezonden limericks te vinden.
Ik ben zelf niet zo van het ingaan op dit soort uitnodigingen, zeker niet als het maaksel dan ook nog eens in een volle zaal wordt voorgelezen. Maar limericks maken is een vreugdevolle tijdver-spilling en daarom buiten mededinging hieronder eentje van mijn hand:
Een noeste dammer, hoogbejaard,
Heeft na ’t toernooi verheugd verklaard:
“Na zeven rondjes op een rij
kwam er toch nog één paaltje bij.
Die had ik voor het laatst bewaard.”