Evert Dollekamp
De 3-om-1 is een van de meest fascinerende eindspelen van het damspel. Waarom dan wel. Nou, het is een van de weinige eindspelen in het damspel waarvan algemeen bekend is dat het remise is. Er zijn honderden, zo niet duizenden eindspelen die remise zijn. Maar dat is niet bij iedereen bekend. Dus wordt er te pas en te onpas doorgespeeld tot de dood er op volgt. De 3-om-1 is zo erg remise dat het zelfs in het spel- en wedstrijdreglement van de KNDB is opgenomen. Na tien zetten (vroeger vijftien) mag de tegenstander remise opeisen. Dat het eindspel in het reglement is opgenomen is niet voor niets. Elke dammer, hoe jong danwel oud, hoe zwak of sterk, weet dat het remise is. Er hangt een zweem van onsportiviteit omheen om dit door te spelen. Of zoals Joop Burgerhout het verwoordde:
‘Doorspelen in een remisestelling vind ik beledigend voor de tegenstander en voor het spel. Soms kan er gespeeld worden naar een bekende winststelling van 3-om-1 en dan is dat een rechtvaardiging voor het doorspelen. Als die rechtvaardiging ontbreekt, dient de speler met drie schijven remise aan te bieden.’
Spijker op den kop.
Natuurlijk zijn er geintjes waar je op kunt spelen. Alleen niemand kent ze. Behalve Herman Spanjer. De bekende 3-om-1 doorbijter uit Groningen. Herman heeft bovendien studie gemaakt van de materie. Diepgaande studie. Prachtige dingen heeft hij gecomponeerd en in praktijk gebracht.
Net als de betreurde Ad van Tilborg, die tot het einde minimaal vijf keer achter elkaar remise aanbood in een partij (wat eigenlijk niet mag), wil ik Herman dispensatie verlenen. Hij mag doorspelen vanwege zijn ongebreidelde kennis.
Intermezzo: Herman speelde een aantal jaren voor het Drents Tiental (voorloper van de Hijken Drents Tiental Combinatie). Het verhaal geeft aan dat Herman un apart’n is, vrij naar Herman Finkers.
Comeback
Soms wens ik een ander de schone taak van teamleider. Zeventien kandidaten voor een plaatsje in het tiental. Dat moet toch genoeg zijn zou je zeggen. Echter door jubilea, ziektes en ander ongemak staan we donderdagavond op acht spelers. Overtuigingskracht en creativiteit zijn dan geboden. En die zijn het grootst als de nood het hoogst is. Met name onze voorzitter toont zich een waardig preses. Aan griep lijdende medevennoten worden van het bed gelicht en tot spelen bewogen. En koortsachtig wordt gespeurd naar in vergetelheid geraakte kandidaten. Na consult bij het bondsbureau komt namelijk aan het licht dat de uiterste aanmeldingsdatum nog niet is verstreken. Voorwaarde is dat betreffend persoon een jaar niet heeft gespeeld. Zodat een zoektocht begint naar Herman Spanjer. De oud-kampioen van Groningen wordt inderdaad gevonden en is tot onze grote vreugde bereid de leemte op te vullen. Een kwartier voor sluiting van het bondsbureau zijn de formaliteiten vervuld. De bondsdirecteur komt op de wedstrijddag de spelerskaart persoonlijk bezorgen. Hij woont toch in de buurt en is nota bene lid van tegenstander Vorden. De damwereld is klein. Het wonder is aldus geschied. Toch nog tien spelers present. En Jan Masselink heeft in zijn hartelijk welkom een dankbaar onderwerp. In zijn slotzin, waarin hij door de improvisatie even in een hopeloze verknoping dreigt te belanden, vraagt hij zich nog wel af of Spanjer het dammen wellicht is verleerd. Het antwoord komt al vroeg in de middag. In soepele stijl en in hoog tempo wordt Gerrit Wassink opgebracht. Een vijfdubbele oppositie bezegelt het lot van de Vordenaar. Een indrukwekkende prestatie, die dermate grote indruk op mij maakt dat de hoofdrolspelers de komende nacht zelfs in mijn dromen verschijnen. In een voetbalwedstrijd overigens. Na een splijtende dieptepass heeft Wassink een vrije doortocht naar het vijandelijke doel. Vooral omdat de keeper in geen voetbalvelden of wegen is te bekennen, lijkt een doelpunt onvermijdelijk. Met veel gevoel stuurt Wassink de bal richting bovenhoek. Het publiek begint al te juichen als vanuit het niets Spanjer te paard aan komt snellen. Gewapend met een bovenmaatse hockeystick weet hij het leder een dusdanige oplawaai te geven dat de bal met een sierlijke boog in het andere doel verdwijnt. Een treffender gelijkenis met deze zaterdag is nauwelijks denkbaar. Door spelersgebrek dreigt Wassink immers een reglementaire twee te krijgen en dan komt plotseling Spanjer voorbij om de bordjes te verhangen. De wedstrijdpunten blijven overigens gewoon in Vorden, dat wel.
Terug naar de 3-om-1 materie. Op donderdag 24 januari speelde het zestal van LDG tegen Rotterdam. Kans op het kampioenschap, het staat 5-5. Koos van Amerongen is bezig tegen een jong talentje in een 3-om-1. Koos heeft er eigenlijk helemaal geen zin in om door te spelen Al was het maar omdat hij zijn tegenstander goed kent. Er staan vijftien mensen om zijn bord. Een Kuip vol voor dambegrippen. Ik weet niet wat er allemaal in die hoofden omging, maar ik vrees vooral ‘doorspelen Koos! We kunnen kampioen worden!’ Teamleider André van der Kwartel houdt zich op de vlakte als Koos vraagt what to do (Tsjegolev). Dit na interventie van het bekende lid Evert Dollekamp, Leiden die ingrijpt als hij lucht krijgt van de situatie. Ik had het wat subtieler kunnen brengen en in wat minder krachtige bewoordingen. Maar het komt er op neer dat ik Koos vroeg hier mee op te houden.
Tussendoor: Koos en ik hebben het via mail uitgepraat zodat het mij een biertje kost.
Daarna werd de partij snel remise gegeven; mijn doel bereikt. Het hoort gewoon niet. Als je niet op normale wijze eerste kunt worden dan is dat maar jammer. Bovendien: kampioen van de onderbond, tja. Waar praten we over. Je kunt niet eens promoveren (toch?).
Ik heb zelf een traumatische ervaring met de 3-om-1. NK 1991. Ik had me geweldig verdedigd tegen Auke Scholma, een 3-om-1 was het gevolg. Tijdnood leidde tot een tragische blunder waardoor ik de partij zelfs nog verloor. Auke speelde door omdat hij nogal gefrustreerd was dat hij niet op een normale kon winnen na vier uur ernstig voordeel. Ik vind dit een grensgeval. Maar goed. Eerst kreeg ik hoofdarbiter Thom Nobbe op mijn dak, destijds de Bjorn Kuipers van het dammen. ‘Heb je dat expres gedaan Evert?’ En even later Geert van Aalten in dat onnavolgbare accent: ‘Gij bant un groete kloetzak!’ Met vaderlijke glimlach en al. Beide heren dachten dat ik Auke de punten cadeau had gedaan als zijnde noorderlingen onder elkaar.
Ik zat ook een keer aan de goede kant van het bord. Als deelnemer aan de KSH jeugdgroep eind jaren 70 speelde ik tegen een zekere Victor Galperin (Israel). 3-om-1. Doorspelen, want ik stond ondanks mijn afkomst (deelnemer op basis van woonplaats) bovenaan voor de wereldtop destijds. Wim Los, beroepsbestuurder zonder gage, kwam op hoge poten naar mij toe. ‘Een 3-om-1 speel je niet door Evert! Ik ben het hier niet mee eens!’ Snel remise gegeven natuurlijk. Wim Los had ik in mijn achterhoofd toen ik op Koos toesnelde. Ik ben het met mezelf zeer eens over deze actie. Overigens heb ik maar 1 reactie gehad achteraf. Via mail van teamleider André van der Kwartel. Verder niemand, ook niet na afloop. Ik concludeer dat ik veel medestanders had, Koos inclusief.
3-om-1 is soms onnavolgbaar.
Everts schrijfstijl is dat ook. Wat kan die man goed schrijven!!!
Ik wilde een keer doorspelen, want er zat iets in mijn geheugen dat de stelling een geintje bevatte, maar een biertje – persoonlijk door mijn tegenstander gebracht – werd aangepakt met links en met rechts werd de remise beslecht. Het was niet bepaald het eerste biertje die avond.
Jan Slingerland of Fer Laterveer kwam naar me toe. “Je staat gewonnen, zie je dat niet? Het staat in Moser”, zei hij en toen werd het heel erg laat.