Evert Dollekamp
Deze bekende Surinaamse gezegswijze is afkomstig van Hans Jansen. Jarenlang reisde ik samen met hem behalve per auto ook per trein naar de teamwedstrijden. De trein was een uitgelezen mogelijkheid om na de partij de tijd met een zakdambordje te doden. Zo kwam het dat Hans weer eens op de zijn zo onnavolgbare wijze de gewonnen partij demonstreerde. Nadat de tegenstander na zijn zoveelste vervlakkende ruil de ultieme vereenvoudiging aan het volk toonde, gaf Hans zijn analyse een vernietigend einde: ‘Van ruilen komt huilen!’ Schiet me nu te binnen dat ik met Hans in de trein ooit een oude dame ontmoette die wel met Hans een potje wilde dammen. ‘Maar ik wil niet dat mijn stenen geslagen worden, want dat vind ik maar niets!’ Zelf mocht ze wel slaan natuurlijk, zodat de Grootmeester pijnlijk in het stof beet.
En wat me ook onvergetelijk is bijgebleven qua treinreizen: Peter van Harten! Toen ik nog jong en onschuldig was en mij te pas en te onpas aan training vergreep, reisde ik samen met onder andere Peter en Bauke Bies naar de centrale training in Utrecht. Per trein ging dat allemaal, want een auto konden wij ons als onderbetaalde staatsamateurs natuurlijk niet veroorloven. Peter had een zakdambordje in de hand wat bij het overstappen te veel van het goede was. Op de roltrap naar beneden botste hij tegen zijn buurman en zo viel dat bordje uit zijn hand, een lawine aan rode en witte schijfjes veroorzakend. De consternatie was alom toen Peter tegen het verkeer in alle ballen weer probeerde te verzamelen. Twee dingen waren daarin opmerkelijk. Ten eerste wist hij alle schijfjes plus bordje weer te redden. Ten tweede wisten we de aansluitende trein alsnog te halen.
Peter van Harten was trouwens een speler naar mijn hart. Altijd het vizier op mooi spelen, ongeacht tegen wie. Ik leerde hem kennen in het hoge noorden, waar we tegenstanders waren in toen nog de kwartfinales van het kampioenschap van Nederland. Het rayon noord was altijd een zware poule. Was je in zo’n jaar zo maar in gezelschap van Auke Scholma, Bauke Bies, Anton Schotanus, Sjoerd Visser, Douwe de Jong, Siep Buurke, Otto Drenth, Pieter Bergsma, Herman van Meggelen, Johan Capelle en Peter van Harten. Dat waren prachtige wedstrijden. Gevecht op het scherpts van de snede. In die tijd, ik spreek over begin jaren tachtig, stond ik zelf bekend als de grote verdediger. Iemand die heel slim kon ruilen. Moeilijk van te winnen. Van ruilen kon ik heel blij worden. Zelden verloor ik. In de loop der jaren veranderde dat langzaam. Het ruilen begon mij tegen te staan. Ik veranderde gaandeweg in een speler die eerst interessanter ging spelen en uiteindelijk alle zorgvuldigheid liet varen. Eerst kwam me dat op mooie resultaten te staan, diverse Grootmeesters bracht ik op de rand van de afgrond en sommigen vielen daar daadwerkelijk in. Vele remises ook tegen die gasten, maar ik ben het met Evert Bronstring eens dat een remise nooit een prestatie is.
Nadat ik de persoonlijke wedstrijden vaarwel heb gezegd heb ik me jaren geprobeerd te vermaken in de clubwedstrijden in de Ereklasse. Dat ging lange tijd goed tot ik in Volendam tegenover Ndjofang kwam te zitten. Ik snap werkelijk niet waarom een GMI tegen een eenvoudige MN zoals ik zo flauw gaat zitten spelen. Al tijdens de partij begon ik me zo aan dat geruil te storen dat ik gewonnen kwam te staan. Beetje rare zin, maar het kwam er op neer dat een lelijke blunder me de partij nog kostte ook. Kort daarna zei ik de Ereklasse vaarwel.
Uitwaaien in de Hoofdklasse bij Tilburg leek me wel wat. Het tegendeel was waar. Alles werd er afgehakt. Reglementaire zetten allemaal, maar mijn plezier verdampte waar ik bij stond. Nu moet ik er eerlijkheidshalve bij zeggen dat ik ooit in een Halve Finale NK tegen Frits Luteyn met wit de volgende opening heb gepresteerd: 32-28, 18-22, 31-27, 22×31, 36×27 (‘Nou nou’, zei Frits). Maar dat was vroeger toen ik nog jong en ambitieus was. Het is in die vier jaar Hoofdklasse niet veel beter geworden. In de Eerste Klasse met LDG werd het nog erger. Het ging zo ver dat ik de zaterdagochtend voorafgaand de wedstrijd wel eens serieus overwoog mij wegens ziekte af te melden. En er ontstond nog een ander fenomeen. Ik begon niet alleen een hekel te krijgen aan de ruilen van mijn tegenstander, maar ook aan mijn eigen ruilen! Ik begon het dametje dat Hans Jansen alle hoeken van het bord liet zien steeds beter te begrijpen. Van ruilen komt huilen.
Evert Dollekamp … je bent gestopt met dammen. Ik ga morgen na maanden weer proberen een partij te spelen en ik zal aan je denken. Je bent een dammer in hart en nieren en een schrijver die ik liefheb.