EVERT BRONSTRING (1943 – 2021)
Evert is niet meer.
Het nieuws dat Evert niet lang meer te leven had, sloeg medio december 2020 verpletterend toe. Nog zes maanden, zo schreef onze voorzitter, zouden hem nog resten. Een maand zou het worden. Een dag na het bericht van zijn ziekte, mailde ik aan Evert dat we op zeker moment allemaal in het eindspel van ons leven terecht komen. De link naar het damspel was uiteraard snel gelegd, maar de stijlfiguur van metafoor doet zo vaak afbreuk aan de diepte van de mens. Hij is immers veel meer dan dat. En Evert was veel meer dan een vergelijking met het platte spel met de damschijven. Ik eindigde trouwens mijn bericht met ‘beste en lieve Evert”. Het adjectief ‘lieve’ veronderstelt een warme band, waarvan ik wel, maar Evert waarschijnlijk geen benul van had. Evert was mij namelijk in al die jaren dierbaar geworden. In vriendschappen is dat normaal, er worden verhalen verteld over en weer en dan ontmoet je elkaar ergens op een dieper niveau. Evert werd ontmoet in het damspel, althans door mij. Ik vraag me af of hij ooit beseft heeft dat iemand als ik heel veel levenslessen heb gehaald uit dammen, maar bovenal heb gekregen van de dammer, Evert Bronstring!
Dat wil ik uitleggen in dit In Memoriam.
DE OPENING
Evert heeft nog net de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Haarlem 1943. Zijn oom was kampioen dammen en van hem leerde hij het spel. Na de HBS ging hij in Leiden wiskunde studeren, maar werd eerst speler van Constant, een Rotterdamse damclub. Na een jaar werd Evert lid van de Leidse Damvereniging. De secretaris van LDV had uit Rotterdam te horen gekregen dat hij een goede speler zou zijn voor het derde team, mits hij niet aan een van de bovenste borden zou worden gezet. Evert won daarop het kampioenschap van Leiden en werd binnen een jaar beschouwd als een van de grootste talenten binnen de toenmalige damwereld.
Er verschijnen interviews met Evert in de locale bladen. Die interviews zijn anders. Topsporters hebben het over hun prestaties en hun kansen op successen, bij Evert gaan vrijwel alle interviews over dat wat sterker is dan de mens, namelijk het spel zelf. Johan Cruijff kan aanbeden worden als de man met de vele kampioenschappen, maar Rudy van Dantzig zag de balletdanser. Evert sprak over het spel als het sacrale gebeuren dat eerbied verdient door het rituele in de diepte te benaderen, en wie dat niet deed werd nagenoeg van heiligschennis beschuldigd. “Het spel is om te spelen en juist dit doen ze niet (…) Het moet allemaal te precies volgens het boekje gaan en variaties worden vermeden (…) Het spel is voor mij om te spelen”, zei Evert in 1962. Hij hield van dammen en hij zou van dat met liefde gevulde geloof nimmer afvallen. In Evert zagen vrijwel alle dammers het heilige vuur. Niemand minder dan Ton Sijbrands wijdde in 1999 een trilogie aan hem in de onvolprezen rubriek in de Volkskrant, maar tot een werkelijke erkenning kwam het in dat woordje woordje: De Hogepriester! De damrubriek van de Volkskrant van 19 juli 2014 mag wat mij betreft ingelijst worden.
In de opening wordt het spelbeeld bepaald.
Het zijn de jaren 1962 – 1971. Evert haalt zijn kandidaatsexamen wiskunde in 1965, pas zes jaar later heeft hij zijn doctoraal. Vanaf dat moment wordt hij in de damrubrieken “de Leidse wiskundige, drs. E.P. Bronstring”, genoemd. Hij wordt leraar wiskunde op een middelbare school. Later leze we dat hij ook filosoof wordt genoemd. Waarschijnlijk heeft Evert aan de Centrale Interfaculteit het doctoraal ‘analytische filosofie’ er extra bij gedaan. Het zijn nog de jaren van de grote studiebeurzen en de eeuwige studenten. Evert heeft er tien jaar over gedaan. Dat valt wel mee.
Wat is er gebeurd in deze periode?
In 1968 is Evert woordvoerder namens een internationale groep studenten die de Derde Wereldweek organiseert. De NESBIC (Nationaal Students Bureau of International Cooperation) staat bekend als erg links, en de sympathieën gaan uit naar projecten die tegen Amerika en voor het communisme zijn. Er is een behoorlijke aanvaring met de professoren in Leiden die iedere medewerking ontzeggen, maar de wereldberoemde Zweedse wetenschapper, Gunnar Myrdal, weet men te strikken. Everts aandeel is aanzienlijk daarin.
Standpunt bepalen en dan verder gaan, complicaties niet schuwen en niet het compromis aangaan, omwille van een betere wereld. Dat is Evert tijdens 1968, het jaar dat bekend zou komen te staan als dat van de studentenrevoluties.
In dammen gaat het Evert om het spelbeeld bepalen, zelf de complicaties opzoeken en de tegenstander prangend erop wijzen dat het doordringen van de schoonheid en de diepte van het spel het ultieme doel is van dammen.
De opening zit erop.
Het spelbeeld is bepaald.
Evert is vanaf 1964 continu finalist bij de Nederlandse kampioenschappen; hij wordt gevreesd door grootmeesters; hij heeft een aantal legendarische partijen op zijn naam staan, waarvan die tegen tweevoudig wereldkampioen, Tjsegolew, furore maakt; en hij wordt gevraagd voor vrijwel ieder internationaal invitatietoernooi.
De opening zit er inderdaad op.
HET MIDDENSPEL
De enorme denker, Evert Bronstring, herbergt een merkwaardige tegenstelling die in de jaren na 1971 steeds helderder lijkt te worden. Zijn gedachten gaan alle kanten op, in de dampartijen komt hij met de meest fascinerende strategieën, zoals de totale omsingeling, en de opgedrongen kortevleugelopsluiting (waarbij het blokje 34, 39, 40, 44, 50 opgesloten mag worden) gelardeerd wordt met combinatoire noviteiten. Maar … hij zal Leiden niet verlaten, hoewel hij een seizoen bij het Haagse RDG speelt om dan weer terug te keren naar zijn Leidse Damvereniging. Dat honkvaste heeft hij gemeen met heel veel filosofen. In de rust komen nu eenmaal creaties tot stand.
Hij krijgt getalenteerde leerlingen, de Zwitserse grootmeester Hans Vermin, is er een van, maar de grootste is ongetwijfeld Jannes van der Wal. In creativiteit doet deze wereldkampioen uit 1982 niet voor Evert onder, maar er is een ander, veel groter verschil en dat is de humor. Om Jannes moesten mensen lachen. Jannes kon alleen Jannes zijn, hij was Jannes en werd gezien als een clown en besefte dat vaak niet. Evert had humor en zelfspot, hij kon relativeren, daarom ook reflecteren en dus naar anderen kijken.
Ooit interviewde ik Evert en vroeg hem naar het meest memorabele moment in zijn dammersbestaan. Die vraag had ik eerder gesteld aan sporters en dan kwamen er prijzen en heldenverhalen, waarbij de held de geïnterviewde was. Evert vertelde evenwel over de fabuleuze combinatie die Wim de Jong tegen Herman van Silfhout in het Kampioenschap van Nederland 1962 uitvoerde. Evert was daarbij en hij vond de reactie van Van Silfhout zo intens, dat hij dat het mooiste vond dat hij ooit had meegemaakt: ‘de handen van Van Silfhout gingen omhoog en hij kon alleen maar stamelen: dat heb ik niet gezien, dat heb ik echt niet gezien …’.
Dit tekent voor mij Evert Bronstring in het middenspel. Hij kon genieten van dat wat onbegrijpelijk was, ook al was dat niet in zijn eigen partij gebeurt.
Maatschappelijk is Evert actief in het Leidse club- en buurthuiswerk, hij is woordvoerder van acties, geeft wiskundelessen en hij is stabiel als dammer.
Het aantal interviews in kranten neemt af. In 1986 is hij somber over de toekomst van het clubdammen, alles wordt naar remise gehakt, verzucht hij. Dat de clubs steeds minder leden hebben, wijt hij aan de remises, maar dat het gaat om maatschappelijke ontwikkelingen is bij hem niet hoorbaar.
HET EINDSPEL
De overgang van midden- naar eindspel behoort tot de cruciale etappes. Tijdnood, gebrek aan concentratie, vermoeidheid en overmoed zijn elementen die opgeld doen. Evert krijgt rondom 2005 pensioen, hij is dan al lang geen finalist meer in de nationale kampioenschappen. In de Ere- en Hoofdklasse blijft hij een geducht tegenstander, hij doet menigeen versteld staan van zijn parate kennis van het spel. Trouw bezoekt hij de clubavonden, en hij is dan al jaren secretaris van het bestuur.
Dit deel is een spel met weinig schijven. De rechtgeaarde dammer weet dat iedere zet verschil kan maken tussen winst en remise, tussen remise en verlies. De buitenstaander ziet slechts een bord met een luttel aantal schijven, de spelers zien de dynamiek en kennen de diepte.
De laatste keer dat ik Evert in actie zag was in zijn partij tegen Van Westerloo. Hij overzag een zetje en gaf Van Westerloo een hand. Er zat verdriet in Everts ogen. Van Westerloo had ook verdriet: ik wil zo nooit spelen en winnen, en zeker niet tegen Evert, hoorde ik hem zeggen.
De laatste keer dat we als club van hem hoorden waren over zijn damboeken die hij aan de club gaf, en aan de mededelingen die hij aan onze voorzitter gaf.
Hij nam afscheid in stijl.
Het eindspel is met weinig schijven.
In stijl worden de schijven opgeborgen.
Op naar de volgende wedstrijd.
Evert, ik ben een gelovig mens. Van jou weet ik dat niet.
Of er gedamd wordt in hogere sferen, dat is mij niet bekend.
Ik ben je dankbaar dat ik de sferen van de hemel in jouw partijen heb mogen zien.
Ik ben je ook dankbaar voor wie je bent: Grootmeester bij de gratie van Verwondering!
Joop Burgerhout
Prachtig geschreven.
Rust in vrede Evert. Ik heb je maar een paar keer mogen ontmoeten bij clubavonden van LDG waarbij je een bijzondere indruk op mij maakte. Een vriendelijke toegankelijke heer.
Joop bedankt voor jouw schrijven. Prachtig gedaan en mooi om te lezen.
Mvg
Quirinius van Dorp