Archive for 28/11/2020

Een greep uit mijn partijen tegen Evert Bronstring – 1

André van der Kwartel

Evert Dollekamp amuseert de leden van LDG op deze website met zijn persoonlijk anekdotes uit de damgeschiedenis. Ik lees ze met veel plezier, maar in zijn bijdragen ontbreken helaas zaken die veel dammers volgens mij toch ook wel aardig vinden: diagrammen en daarbij behorende inhoudelijke of anekdotische bespiegelingen. Ik wil die leemte graag invullen met de presentatie van een aantal damfragmenten en heb daarvoor als rode draad genomen de meer dan honderd partijen die Evert Bronstring en ik loop van de jaren tegen elkaar hebben gespeeld. Daaruit valt genoeg aardig materiaal te presenteren om meerdere bijdragen aan deze website toe te voegen.

Maar voorafgaand aan mijn eerste bijdrage in die serie wil ik terugkomen op de vraag waarmee ik mijn vorige bijdrage eindigde: waar had Dick den Ouden tegen mij de remise laten liggen?

EA_1_1

Dick den Ouden – André van der Kwartel

Het gaat om dit moment. Wit speelde hier 40-35, waarmee hij (32-37) verhinderde wegens 35-30 en 30-25. Ik moest dus omlopen met (31-36) en na 18-12 (36-41) was 42-37 verhinderd wegens (41-46). En daar zit de clou. In de diagramstand had wit moeten spelen: 34-30!. Nu is (32-37) weer verhinderd, maar na (31-36), 18-12 (36-41), mag wit wel 42-37 spelen. Na (41-46), 37×28 moet zwart immers de drieslag naar 44 of 49 nemen waarna 12-8 de remise verzekert.

Ik begin met het presenteren van fragmenten uit mijn partijen tegen Evert Bronstring met een beschouwing over de meest recente partij die wij tegen elkaar gespeeld hebben. Ik heb hierover in mijn vorige bijdrage aan de website al bericht. Zie onderstaand diagram.

EA_1_2

Evert Bronstring – André van der Kwartel (10-09-2020)

Stand na de 22e zet van zwart.

In die stand ging de partij verder met 44-39 (1-6), 33-28? (23-29!) enz. Over de diagramstand ontstond een boeiende e-mailwisseling tussen Evert en mij. Of liever gezegd: tussen Evert en het computerprogramma in Turbo Dambase. Evert stelde dat 44-39 de foutzet was, dat hij onmiddellijk 33-28 had moeten spelen en dat wit daarna huizenhoog gewonnen zou staan. De computer waardeerde de stand echter op 0.01, hetgeen betekent dat volgens het binaire brein de remisegrenzen nog bij lange na niet zijn overschreden.

In dit verband wil ik graag een opmerking terzijde maken. Ik heb tot nu toe in mijn partijbesprekingen vaak de terminologie gebruikt dat “de beide partijen in evenwicht” of ”de standen gelijkwaardig” zijn. Evert wees mij er terecht op dat een waardering van 0.00 alleen betekent dat er door beide partijen nog remise valt te behalen, maar het kan heel goed zijn dat één van beide partijen onder zware druk staat. Het is dan niet terecht om te stellen dat de stand “in evenwicht” is. Zo’n situatie doet zich in dit fragment voor. Het is duidelijk dat zwart onder zware druk komt te staan. Maar dat betekent nog niet dat wit “huizenhoog” gewonnen staat.

Al snel kwamen we tot de conclusie dat de beginzetten zijn: 23. 33-28 (13-19), 24. 44-39 (8-13), maar toen kwam het grote gepuzzel. Evert stelde dat het ontbreken van een zwarte schijf op veld 8 een fundamentele zwakte in de zwarte stelling vormt en dat daarom wit gewonnen zou staan. Het moest alleen nog even worden aangetoond. Daartoe stuurde Evert mij door hem gevonden winstvarianten toe, die vervolgens door de computer feilloos werden weerlegd. Een aardig voorbeeld is de volgende:

25.37-31 26×37 26.42×31 20-24 27.34-30 24-29 28.39-33 14-20 29.33×24 20×29 30.41-37 Evert dacht het hier wel voor elkaar te hebben. Na (17-21), 31-26 (11-17) wordt zwart achter elkaar weggespeeld. Maar toen ik deze variant aan de computer voorlegde, speelde die niet (17-21), maar (16-21!), 27×16 (12-18) en zwart heeft nog steeds ruim uitzicht op remise.

Het gaat wat te ver om alle varianten en subvarianten te laten zien die in onze e-mailwisseling de revue hebben gepasseerd, maar op verzoek stuur ik ze graag toe.

Uiteindelijk trok Evert de conclusie dat wit op de 27e zet 31-26 moest spelen in plaats van 34-30 en dat hij daarna geen remise meer voor wit kon vinden. De discussie leek gesloten. Maar natuurlijk moet je heden ten dage zo’n conclusie toetsen aan de computeranalyse. Ik heb de computer dus vanaf de 27e zet van wit tegen zichzelf laten spelen met vijf minuten rekentijd per zet, hetgeen voor een computer een stevige rekentijd is. Dan komt de volgende “hoofdvariant” op het bord:

24-29 28.41-37 29×40 29.35×44 15-20 30.48-42A 20-24 31.39-34 12-18 32.46-41 7-12 33.36-31 24-29 34.34-30 1-7 35.41-36 16-21 36.27×16 18-22 37.43-39 22×33 38.39×28 12-18 39.44-40 7-12 40.16×7 12×1 41.40-34 29×40 42.30-24 19×30 43.28×10. Het lijkt een redelijk plausibele variant, maar het is ook duidelijk dat de winst hier voor wit ver te zoeken is.

Bij de 30e zet van wit heb ik ter illustratie een subvariant laten uitspelen. Daar komt dan het volgende uit: A: 30.46-41 20-24 31.48-42 24-30 32.39-33 12-18 33.33-29 23×34 34.27-21 16×27 35.32×23 7-12) Ook deze variant levert voor wit geen winst op. Maar al een der lezers van deze site het verlossende oordeel over deze stand kan leveren, zijn Evert en ik daar zeer nieuwsgierig naar.

Ik ga verder met mijn terugblik op mijn partijen tegen Evert.

Mijn eerste ‘onderlinge’ wedstrijd tegen Evert speelde ik op 11 december 1970. Zo’n vijftig jaar geleden. In een nadelige stand geef ik zo maar vier schijven weg. Ook toen had ik kennelijk al last van merkwaardige aanvallen van damblindheid.

Bijna een jaar later speelde ik mijn eerste remise tegen Evert.

EA_1_3

André van der Kwartel – Evert Bronstring (19-11-1971)

Stand na de 41e zet van wit.

Zwart staat beter en kan zijn voordeel behouden met (30-35), hoewel ik na 33-29 geen winst voor zwart zie. Zwart kiest echter de strategie om veld 24 te bezetten en dat valt een beetje tegen: (14-20!?), 31-27 (20-24), 27-22 (6-11), 34-29 (23×43), 33-29 (24×33), 28×48 (17×28), 32×14 (13-19), 14×23 (30-35). De partij eindigde later in remise.

Een jaar later speelden wij weer remise.

EA_1_4

André van der Kwartel – Evert Bronstring (23-06-1972)

Zwart aan zet staat duidelijk beter. Voor de hand ligt iets als (6-11), 21-16 (10-15), 16×7 (12×1). Zwart speelde echter: (22-28?), waarna volgde: 27-22 (18×16), 29×7 (2×11), 39-33 (28×50), 49-44 (50×30), 35×4. Een prijzige dam, maar uiteindelijk voldoende voor de remise.

Drie maanden later stelde Evert weer orde op zaken, maar bij die overwinning zijn achteraf nog een paar interessante opmerkingen te plaatsen.

EA_1_5

André van der Kwartel – Evert Bronstring (01-09-1972)

Een leerzaam moment. Wit kan gemakkelijk remise maken met 19-14 (9×20), 24-19. Zwart is dan vrijwel verplicht tot (27-32), 42-37X47 (17-22), enz. In de partij speelde ik: 34-30X40 (27-32), 42-37×47 (17-22), 40-34 (22-27), 34-30 (27-32) en hier door mij opgegeven. Na 30-25 speelt zwart immers gewoon (32-38) en het voor de hand liggende 47-42 (38×47) faalt, omdat wit geen tempo heeft. En dat was achteraf toch een beetje dom, want tot mijn verbijstering blijkt de spelgang 30-25 (32-38), 19-13!! (9×20), 25×14 tot remise te leiden, zoals de zes-stukken database laat zien.

Aan deze stand wijd ik nog één diagram:

EA_1_6

Als de database aangeeft dat deze stand remise is, ga ik daarover niet in discussie. Ik vraag mij wel af welk mechanisme dan tot remise voor wit zou moeten leiden. Misschien een aardige huiswerkopdracht voor degenen die het leuk vinden eindspellen te analyseren. In sommige varianten die ik tegen de computer speelde viel het mij op dat wit op een gegeven moment actief wordt met schijf 47. Dat zou je in zo’n eindspel niet zo snel verwachten.

Wordt vervolgd.

Oplossingen combinaties in de Rozenburg aanval deel 1

Hans Tangelder

Diagram 1: Combinatie 1: 24-19, 37-31, 33×4, 49×40. Combinatie 2: 24-19, 27-22, (18×27), 29×18, 32×3.

Diagram 2: 34-30, 39-34, 34×1.

Diagram 3: 24-19, 27-22, 29×18, 34-29, 39×10.

Diagram 4: 24-19, (26×28 meerslag), 33×22, (13×33), 22×4.

Diagram 5: 24-19. Op 23×14, volgt 29-24, 39-33, 34×1. Op 13×24 volgt 37-31 (26×46) 40-35, 33×4, 24×33, 39×19.

Diagram 6: 24-19, 27-22, 33×42, 39×10.

Diagram 7: 24-19, 39×19, 27-22, 34-30, 40×18, 37-31, 32×1.

Diagram 8: 27-21, 24-19, 39×17, (11×22), 34-30, 40×29, 43-39, 37×17, 31×4.

Diagram 9: 37-31, 27-22, 29×9, (20×29), 34×12, (8×17), 9-4.

Diagram 10: 33-28, (14-19), 27-22! Op (18×27), 29×18 , (13×33 meerslag), 24×4.
Op (19×30) 33×24, (13×33 meerslag), 22×4.

Diagram 11: 32-27, 37×19, 44-39 (46×14), 29-23, (14×44, meerslag), 50×39, 34×3.

Diagram 12: 24-19, (13×24), 29×20, (15×24), 33-28, (14-19), 26-21, 39-33, (38×29), 49-43, 34×23.

Ter oplossing: combinaties in de Roozenburg aanval deel 1

Hans Tangelder

Uit mijn archief ter oplossing: combinaties in de Roozenburg aanval deel 1. In diagram 10 en 12 forceert wit de winst! Volgend weekend zijn de oplossingen op deze website te vinden.

CCI17102020

Oef!

Evert Dollekamp

Oef !

Meerdere jaren was ik lid van het Leids Damgenootschap, kortweg LDG. Als ik me goed herinner drie periodes lang. Zo heb ik nog meegemaakt dat we de onderlinge speelden in een gebouwtje van de speeltuinvereniging. Waar we ook eens speelden met het Drents Tiental tegen RDG toen de Hagenaars het eigen clublokaal niet tot hun beschikking hadden.

Mijn mooiste herinnering aan die LDG-tijd was mijn partij tegen destijds opkomend talent Bas Messemaker. Met het axiaoma van Bauke Bies in gedachten (jonge spelers moet je flink inmaken, je hebt er nog jaren plezier van) liet ik Bas alle hoeken van het bord zien. Nadat Bas in een soort van standaardeindspel de vlag streek, klonk het: ‘Dit eindspel had ik nog niet gehad.’ Daarmee verwijzend naar het feit dat hij zich een slag in de rondte trainde. Nog maar een keer Harrie Spalings advies: Wie door de week traint is ‘s zondags moe.

De clubavond van LDG is als alle andere. Tellen en vervolgens indelen. Soms is het aantal oneven. Dan heeft iemand geen partij. Geldt niet voor Peter van den Berg, want die komt altijd per fiets vanuit Noordwijk naar Leiden. Dan is het natuurlijk extra zuur als je dan geen partij hebt. Dus Peter speelt altijd. Ook als de partijen al zijn begonnen en Peter verlaat komt binnenvallen.

Evert Bronstring, ondanks zijn hoge leeftijd de meest fanatieke speler van ons allen, was er vaak als de kippen bij de rol van dummy voor zich op te eisen. Per heden wordt er ook wel eens door iemand van de LDG-ers twee partijen tegelijk gespeeld om het probleem op te lossen. De avond dat ik aanbood te dubbelen, werd mij door Maurits Mijer en Edwin van Hofwegen duidelijk gemaakt dat mijn tijd eigenlijk toch wel voorbij is. Met twee ernstige nullen onder de arm stond ik om half tien al weer buiten.

Terug in de tijd. De dubbelpartij is nog toekomst. Het is een willekeurige donderdag, de maan schijnt half. Ik heb geloot tegen Edwin van Hofwegen. Evert Bronstring is dummy en blijft zoals in dat geval vaak zijn gewoonte is, nog even een beetje rondkijken om daarna snel weer naar huis te gaan. Nu is het zo dat als Evert bij mijn bord blijft staan om met zijn allesoverziende blik de situatie in ogenschouw te nemen, ik me altijd een beetje ongemakkelijk voel. Wat zou de Grootmeester van mijn stand en strategie vinden. Het is me meerdere malen overkomen dat ik wachtte met zetten tot de Leidse Goeroe elders verpozing ging zoeken.

Tegen Edwin was er geen ontkomen aan. Evert besloot zijn avondvulling gestand te geven door bij ons bord letterlijk aan te schuiven om onze opzet van een kritische blik te voorzien. ‘Biertje Evert?’ vroeg ik nog. Natuurlijk om de Grootmeester mild te stemmen. Het biertje werd uiteraard gewaardeerd. Maar niet mijn duistere afwijking in de Keller na vijf zetten. Evert schrok op en sprak een vernietigend:

Oef !

Piramida

Evert Dollekamp

De dubbele bliksem met inslag op 33

Corona-klussen wordt het woord van het jaar. Bij een interne verhuizing vond ik twee verloren gewaande exemplaren terug van het onvolprezen meesterwerk ‘Wie door de week traint is ‘s zondags moe’.

Gejuich!!

Als ware ik de reincarnatie van Johnny the Selfkicker (schrijver Johnny van Doorn, al lang niet meer onder ons), ging ik bladeren en herlezen. Willekeurig openslaan op pagina 147. Lachen om mezelf, erger moet het niet worden. En dan ook nog copy-paste doen om anderen te gaan vermoeien:

Zdrastwoej !

Raadhuis Amstelveen vormt in de tweede helft van december 1993 het decor van het wereldkampioenschap dammen voor junioren. In een onbewaakt ogenblik heb ik mij opgeworpen als gastgezin. Hoeveel ik er kan herbergen. ‘Niet meer dan drie’ geef ik Henk Fokkink te kennen. ‘Dollekamp drie’ schrijft de onvermoeibare organisator vervolgens in zijn schoolschrift. Zodat ik nu met twee Polen en een Litouwer zit opgescheept. Een slordige week voor aanvang van het toernooi wordt duidelijk welke windstreken in Mijdrecht zullen neerstrijken, zodat ik mij met gezwinde spoed naar de boekhandel begeef. De literaire werkjes ‘Wat & Hoe Pools’ en ‘Wat & Hoe Russisch’ wisselen na het overhandigen van wat aardse slijkdommen van eigenaar. Als gevolg van een aangeboren luiheid start ik pas één dag voordat de logé’s zullen aankomen met de bestudering. Een feest kan ik melden. Kernachtig beschreven vanuit Hollands gezichtspunt. Met als hoogtepunten de hoofdstukjes ‘Klagen’ en ‘Iemand versieren’. Maar ook vermelding van curieuze feestdagen. Nooit geweten Rusland in november de Oktoberrevolutie herdenkt. Ik kom deze donkere decemberdag in ieder geval wel door. Uittrekseltje maken van de meest elementaire woorden. Om onze Litouwer te kunnen begroeten met een uitbundig ‘Zdrastwoej!’, dat lijkt me echt fantastisch. Nog een notsje spatsjen en dan is het zover. De volgende dag vol verwachting naar de opening van het toernooi. Zorgvuldig arriveer ik als de meeste toespraken al zijn geweest. En val met mijn neus in de voordracht van Henk Fokkink. Nu al het hoogtepunt van het toernooi. Henk spreekt namelijk een onnavolgbaar soort Engels. Daar is mijn steenkolen-Engels niets bij. Om van Slawa Sjsochjostsjoljow (zoiets, ik ben blij dat ik Dollekamp heet. Hoewel? Beetje vreemde naam ook wel) maar niet te spreken. Als Henk eindigt met ‘And now I give the word to the burgemaster from Emstelvien!’ volgt dan ook een daverend applaus. Maar geen kwaad woord over Henk Fokkink. Henk regelt alles. Van hotelkamers, gastgezinnen, eetgeld, lunches, excursies en buskaarten tot ‘A magnetical draughtplay for the burgemaster at sleepy meetings.’ Terwijl de geketende Amstelveense stamleider het standaard welkom, veel genoegen in our city en hoop op nieuwe vriendschappen uitspreekt, kijk ik de toernooizaal rond. De spelers zitten al achter de borden. Prachtige namen. Zoals daar zijn: Nicol Shliahoski, Delegyn Battulga, Sharunas Mardosa, Dmitry Ramzanjev en de mooiste van allen, Constantin Zvenigodovski. Daar kunnen wij Nederlanders natuurlijk nooit tegen op met Mark Kemperman, Toby Hage en Bert Zwart. Van hogerhand zijn mij de Polen Tomasz Balcerowicz en Piotr Mamet alsmede reeds genoemde Litouwer Sharunas Mardosa toegewezen. Fokkink is inmiddels aardig doorgedraaid. Korzelig reageert hij op mijn ‘Krijg ik Lee Towers?’ ‘Nee, twee Polen en één Litouwer.’ Mijn gasten komen de eerste dag met één punt thuis. Mardosa heeft gescoord, maar Mamet verliest. Het blijkt dat Balcerowicz helemaal niet meedoet, maar als coach van Mamet is meegekomen. Dat verklaart een boel. Met een eenvoudig ‘Kto przez cay tydzien treneje moze byc zmececzony w niedziele!’ maak ik de oefenmeester duidelijk dat wij hier de leer van Harrie Spaling aanhangen. En als ik ook nog de Pyramida praep Otto Drenth aan het gedachtegoed van mijn gasten weet toe te voegen, moet het wel vreemd lopen als één van de boys het toernooi niet wint. De volgende ronde toont het nut van mijn aanwijzingen. Drie punten is de oogst. Waarbij Mamet de Nederlandse afgevaardigde Bert Zwart pijnlijk onderuit haalt. Dat gaat de goede kant op! Rest ons geduldig te wachten op de dingen die komen gaan. Ik heb mijn werk gedaan. Zodat ik me kan concentreren op de communicatie. Mamet spreekt Pools en Russisch, Mardosa Russisch en een beetje Frans. Gelukkig spreekt Balcerowicz naast Pools en Russisch redelijk Engels. Maar misverstanden zijn niet te vermijden. Zo blijven ze de eerste avond na het uitpakken van hun bagage keurig op hun slaapkamer. Na een uurtje toch maar even kijken. Ze hebben inderdaad niet begrepen dat ze gerust naar beneden mogen komen. Gelukkig is het ijs dan snel gebroken. Mijn koelkast wordt vakkundig geplunderd en met de muziekverzameling weten ze ook heel snel raad. En na wat onnavolgbare Poolse en Russische keelgeluiden van mijn kant wordt het buitengewoon gezellig. En of ik spelletjes op mijn PC heb. Oei, oei. Mocht het toch niets worden met het toernooi, dan is de oorzaak snel gevonden. Maar voorlopig is alles onder controle. En ach, wat kan het ook kwaad, zo’n spelletjesinfectie. Beter een PC-verslaving dan dat ze stiekem gaan oefenen. Wees gerust, ik houd ze in de gaten.

Kerstdiner 1993

De eetgewoonten achter het voormalige IJzeren Gordijn zal ik niet licht vergeten. Al bij het eerste ontbijt wordt het me vreemd te moede. Per persoon wordt een half pakje boter verzwolgen, iets waar ik als non-gebruiker met afgrijzen naar kijk. En als even later een fles ketchup soldaat wordt gemaakt, is mijn toch al geringe ochtendeetlust voorgoed verdwenen. Het aanbod van mijn gasten die avond te koken, neem ik dan ook met gemengde gevoelens aan. De gehele dag loop ik met een misselijk voorgevoel door het huis. Mijn ergste vermoedens worden bewaarheid als ‘s avonds de boodschappen uit de tas van Balcerowicz verschijnen. Vitamines zitten er in ieder geval niet bij. Een blik doperwten en twee blikjes tomatenpuree, dat gaat nog. Maar dan wordt een blik vlees tevoorschijn getoverd dat het ergste doet vrezen. Ik wist niet dat ze dat in Nederland verkochten Voor de ogen van het slachtoffer ziet de inhoud het daglicht. Na het lostrekken van de verpakking springt als een duveltje uit een doosje een homp ham lubberend en lillend naar buiten, glibberend van het vet. Ik schuif na het opwarmen der spijzen dan ook op het ergste voorbereid aan de dis aan. Met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen weet ik de maaltijd te doorstaan. Maar ik krijg ze nog wel. Als ze morgen opeten wat ik klaarmaak, is het gevaar van een vitaminevergiftiging serieus aanwezig.

Piramida

Uiteindelijk blijken mijn gasten tijdens het toernooi geen potten te kunnen breken. Jarenlange training worden in twee weken Mijdrecht natuurlijk niet zomaar eventjes teniet gedaan. En omdat ook de overige deelnemers aan het toernooi voor het leven zijn getekend door overmatige oefening, komt uiteindelijk degene met de meeste aanleg bovendrijven (Alexander Georgiev!). Zodat Mamet en Mardosa beiden keurig op hun gemiddelde uitkomen. Omdat er toch geen redden meer aan is, meng ik mij af en toe in de analyse van de partijen. Ook hier is de communicatie vermoeiend, zeker als je wilt uitleggen dat zwart moet uitkijken voor de dubbele bliksem met inslag op 33. Een thema wat vooral in partijen van Evert Bronstring pleegt voor te komen en van hem is dan ook de omschrijving afkomstig. Het handelt zich hierbij om de opsluiting waarbij zwart met schijven op 25, 30 en 35 een wit blokje op de velden 34, 39, 40 en 44 vasthoudt. Na de inslag op 33 slaat wit naar dam en daarna gaat de schijf op 40 eraan. Zie daar de dubbele bliksem. Maar ja, leg dat maar eens uit aan een Litouwer. Het woordenboek biedt uitkomst. Onweer betekent Buzja en als de trainer van Mardosa dan ook nog Buzhinski blijkt te heten, kunnen we er weer even tegen. In ieder geval kunnen we een nieuwe term aan de begrippenlijst toevoegen: de Buzjlag. Uiteraard komt op deze lijst ook ‘Drenth, Pyramide van’ voor. Tijdens een door mij persoonlijk verzorgde rondrit door Amsterdam blijkt in dit verband het resultaat van mijn opvoedende werkzaamheden. Terwijl ik druk doende ben me nabij het Leidseplein door het verkeer te wurmen, maakt Mamet de reisgenoten attent op een fraai kunstwerk. ‘Piramida!’ spreekt hij eenvoudig, wijzend naar het bedoelde object. Van pure ontroering weet ik een langszij komende tram maar juist te ontwijken en spoed mij naar Madame Tussauds, want daar willen ze met alle geweld naar toe. Binnen een half uur staat de familie al weer buiten. Vooral duur is de boodschap. Daar komt natuurlijk het ‘Offer van Tussauds’ (ook een mooie titel overigens voor dit stukje) vandaan. Ze zijn trouwens sowieso een beetje op de penning, mijn Oostblokkers. Vertier in huiselijke kring is dan ook veruit favoriet. Pokeren om damstenen. Maar goed dat ze niet om geld willen spelen want de faillissementen vliegen me om de oren. Pas als het toernooi is afgelopen ben ik bereid wat partijtjes met ze te dammen. Nu is het niet erg meer als ik ze een paar keer lekker inmaak. Het blijkt echter dat de jeugd van tegenwoordig geen respect meer heeft voor ouderdom en reputatie. Zelfs als ik mijn best ga doen, word ik keer op keer vernederd. De alsmaar dreigende remise in onze sport heeft het blufgehalte van mijn spel te zeer verhoogd. Zodoende ben ik blij als ze vertrekken. Met het ‘Eerste Drents Tiental Jaarboek’ onder de arm, dat wel. Een tweede is er overigens nooit gekomen. Dit even terzijde.

Nouououou ….. ik rommel nog even door!’

Dat zondags moe boek is al weer tien jaar oud. Time vlaais. Maar dat wil niet zeggen dat ik alleen maar copy-paste. Zo viel mij tijdens de interne verhuizing op dat ik toch wel erg veel Pyramides (35, schrijve vijfendertig, van terraspatronen tot geurkaarsen) in huis heb. Eind jaren zeventig werd ik aangestoken door de Pyramide van Otto Drenth. Ik leerde Otto kennen tijdens het provinciale kampioenschap van de provincie Drenthe. Ik was toen de grote man ondanks mijn slechts achttien jaren. ‘Als je van Otto wint, word je kampioen’ werd mij te verstaan gegeven. Zoals Carl Buster Smith een soortgelijk scherprechter was in de echt grote toernooien. Ik deed in die jaren vijf keer achter elkaar mee in Drenthe. Vier keer werd ik kampioen, vier keer won ik van Otto. Die vijfde keer werd ik geen eerste, want ik won niet van De Grootmeester. Ik zie me nog steeds zitten in de kantine van de Enka in Emmen. Waar ik een aantal jaren daarna als verslaggever van radio Drenthe het terrein niet op kwam, niet iedereen konden ze tenslotte zomaar toelaten (spionage). Toen begreep ik al waarom dammen geen publiek kreeg. Afgezien daarvan: het was een akelig grote, lege en galmende ruimte. Geen koffie, geen bier, niets, koud. Dus ik tegen Otto. De Geweldenaar uit Emmen was toen al tegen de zestig maar nog steeds de te verslagen man. Daarnaast had hij de omgeving als werknemer mee. Hij was wel wat Enkakelig gewend. Het ging mij helemaal niet goed in die partij. Een slordig opgezette omsingeling bezorgde mij een bedenkelijk middenspel. Het verzorgde centrumspel van Otto (let wel: Otto Drenth was bij tijd en wijle te passief maar kon ook een geweldige aanval op de mat leggen! Soms door omstandigheden gedwongen, dat ook wel weer) deed mij besluiten te doen wat Otto zelf in zo’n geval ook zou doen. Ik bood in een kreukelige stand omzichtig remise aan na een zet of veertig. Otto had echter een vernietigende aanval in handen. Met zwart een voorpost op 33. Mooie schijvenstructuur, alles prachtig op orde. Zelfs zijn eigen Pyramide had hij niet meer nodig, overigens als zijnde verbroken. Otto sprak na mijn remise-aanbod legendarische woorden, woorden die ik in het jaar 2000 ook had moeten uiten na het remise-aanbod van mijn tegenstander Ton Sijbrands, die ik druk doende bezig was fijn te knijpen: ‘Nouououou ….. ik rommel nog even door!’. Met kunst en vliegwerk en met medewerking van De Grootmeester, die in het afspel wat kleine steekjes liet vallen, worstelde ik me toch nog naar een onverdiende puntendeling.

Driehoeksgetal

Lang geleden met Hans Jansen over de Afsluitdijk. Ik heb dit verhaal al vele malen herpubliceerd, dus dat slaan we nu maar even over. Dus zonder zaken te gaan copy-pasten zo even uit het hoofd waarom ik daar nu even over begin. Hans Jansen is natuurlijk naast geniaal volkomen gek. Je bent Internationaal Grootmeester dammen of je bent het niet, laten we wel wezen. Mijn mooiste herinnering: ooit troffen we elkaar na een periode van tien jaar op station Diemen om net als vroeger gezamenlijk af te reizen naar Drenthe. Hans: ‘Zo, waar waren we ook alweer gebleven?’. Om als het ware het gesprek gewoon voort te zetten. Die gesprekken waren altijd heel bijzonder. Hoewel, het waren eigenlijk helemaal geen gesprekken. Hans ontvouwde zijn onnavolgbare theorieen en ik probeerde gekoppeld aan een welgemeend jee of na knikken mijn aandacht bij de weg te houden. Heel enkel (?) dacht ik wel eens: Hans hou je even stil, nu heb ik er wel even genoeg van. Maar aan de andere kant vond ik zijn filosofieen ook wel grappig, al was het maar omdat hij ze met een aandoenlijk enthousiasme naar voren bracht. De Afsluitdijk vormde voor mij, op weg naar een vooruit te spelen teamwedstrijd, het absolute hoogtepunt in al die jaren. Je moet toch wel van een hogere orde zijn om na een aangenaam stilzwijgen (!) bij het bord ‘Leeuwarden 36’ op te merken: ‘Weet je wel dat 36 een heel bijzonder getal is? Het is een driehoeksgetal!’. Om vervolgens te gaan uitleggen waarom dat zo is. Trouwe lezertjes van het zondags moe boek weten het. Zij die dit niet weten moeten snel dit boek kopen. Probleem is dat dit niet meer verkrijgbaar. Wel kun je even kijken op de webshop van www.slagzet.com of er nog miniboekjes van mijn hand in de aanbieding zijn. Kun je lachen. Terug naar het nieuws: het driehoeksgetal gaat van 1-2-3. Als je dit omdraait heb je de Pyramide van Drenth. Kenners weten dat dit ook in Volleybalkringen bekend is. Ooit speelde Arie Selinger jr. in zijn eentje een wedstrijd tegen een team van de Universiteit Groningen. Won natuurlijk. Ik zat er bij en keek er naar. Toen werd mijn idee geboren een volleybalteam in de perfecte driehoek te laten spelen: de Pyramide van Otto Drenth. Lees het vooral na in het zondags moe boek. Niet meer verkrijgbaar, maar je kunt een exemplaar van mij in bruikleen krijgen voor nog geen tien Euro. Over Arie Selinger gesproken: in een antiek verleden woonde ik in Mijdrecht (bij Vinkeveen ligt dat). Zo af en toe maakte ik een avondwandelingetje. En kwam regelmatig langs het huis van Selinger, huis in de betere buurt natuurlijk. Ik heb hem nooit in levende lijve ontmoet, maar wel zag ik die ene keer twee voetjes schuin de lucht insteken! Ik heb zijn voeten niet gekust, maar heb ze wel gezien! Waar was ik ook weer gebleven, Zoek zoek …. niet gevonden. Zulke dingen krijg je als je de zestig bent gepasseerd. Nou Hans, als je ondanks alles nog een keer wilt afspreken, je hebt mijn nummer. Ha! Maar goed dat ik mijn verhaaltjes altijd even nalees. Om er na publicatie desondanks soms achter te komen dat er toch iets scheef zit. Deze keer schiet mij alsnog te binnen waar ik naar zocht. Ik heb dus als Otto Drenth adept heel veel Pyramide dingen in huis. Drieluik aan de wand (met dertien soms goed verborgen Pyramides, ooit voor zestig gulden op de kop getikt op een Groninger rommelmarkt), Pyramide opbergkast (heel onhandig, je hebt er niks aan verder), Pyramide frutselopbergkastje (van Bert gekregen, heb je ook niks aan, aan dat kastje bedoel ik), namaak Pyramides uit Egypte (het is trouwens allemaal namaak), gewone Pyramides (van glas en soms met een Pyramide in een Pyramide). Mijn buurvrouw, die al dertien jaar regelmatig bij mij een bakkie komt doen en die van mijn Pyramide passie (gekte) weet, zag vandaag op mijn indicatie dat ook in mijn tuin terrasmatig twee Pyramides zijn ingemetseld. Nota bene door haar eigen zoon ingelegd. Tip: zwartwerken kun je beter laten doen door tieners, scheelt je een hoop geld. Even terug naar mijn dinges. Vandaag al mijn Pyramides nog eens een keer geteld. Het zijn er naar eerste beoordeling 35.

Stop! Het is toch te leuk om niet in herinnering te roepen: Hans krijgt van mij onderweg naar Leeuwarden de opdracht mijn geboortejaar 1959 te herleiden tot 36, nadat ik hem al heb verteld dat ik op 6-3 precies 36 ben geworden. Het is vervolgens tien minuten stil in de auto. ‘Ik heb er wel een andere formule voor’ klinkt het dan. ‘Met grondtal 7’. Een uitleg van de formule volgt. Elk oneven getal is te herleiden tot de som van een bepaald aantal tweevouden van oneven getallen verhoogd of verlaagd met 1, te beginnen bij 1. Je hebt er niks aan verder, maar het is mooi gevonden. ‘Even kijken. 1959. Dat wordt dan plus, plus, plus, plus, min, plus, min, min, plus, plus!’ Leeuwarden nog 15 kilometer. Even doorzetten, dan haal ik het net. Uitwerking:

2×1+1=3, 2×3+1=7, 2×7+1=15, 2×15+1=31

2×31-1=61, 2×61+1=123, 2×123-1=245

2×245-1=489, 2×489+1=979, 2×979+1=1959

Terug naar het driehoeksgetal van Hans Jansen. Het driehoeksgetal met grondtal 36 is gelijk aan de som van 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8. Dus ik kom er eentje tekort, heb slechts 35 Pyramides in en om huis. Balen zeg. Wacht: op dat tafeltje naast de bank staan in slordige opstelling zes Pyramides. Als ik die nu eens een beetje rangschik. Beetje schuiven hier, nog een beetje daar …. Ja! De zes Pyramides vormen ook zelf een eigen Pyramide! Ik ben helemaal gelukkig. En ik hoor U denken: ja ja, en net zo gek als Hans Jansen. Ach, wat kan mij dat nou rotten.

Sluiten we af met een loflied op Otto Drenth.

Strijdlied

In onze vroege jaren sliepen mijn broerste broer Bert en ik in een stapelbed. Ooit lag mijn jongste broer Casper bovenin, ik weet niet meer waarom. Waarschijnlijk wilde hij ook eens een keer op grote hoogte liggen. Het is bij die ene keer gebleven. In het holst van de nacht kukelde hij na een akelige droom met een ijselijke kreet naar beneden. Plat op de bek. Ik weet van niks, ik ben er gewoon doorheen geslapen. Ok, terug naar Bert en ik. Beiden deelnemers aan het kampioenschap van Drenthe hoorde ik van onder uit het stapelbed dat Bert zijn Grote Tegenstander Otto Drenth met een strijdlied vereerde. Eerste couplet is van Bert. De rest heb ik er bij verzonnen.

Op de wijs van ‘Land Of Hope And Glory’

Drenth vol hoop en glorie

Maak nu eens een fout

Dan kraait mijn haan victorie

En dan heb ik goud

Drenth zijn Pyramide

Wordt straks ondermijnd

Zal Hem moeten Verbreken

En dat doet Hem veel pijn

Drenth zal capituleren

k Zal onverbiddelijk zijn