Archive for Uncategorized

Online groepstrainingen

Een bericht van Ron Heusdens en Ester van Muijen:

Beste dammers,

Met veel plezier kunnen we jullie melden dat de vijfde serie online groepstrainingen eraan komt. Ron Heusdens en Ester van Muijen verzorgen de online groepstrainingen voor alle niveaus, van beginners tot ver gevorderden.

Ron Heusdens is een van de Nederlandse topspelers en een ervaren trainer. Zo was hij de trainer van vele succesvolle spelers waaronder Martijn van IJzendoorn, Frerik Andriessen, Stefan Stapper en Robin Vogelaar. Ron zal de trainingen voor de ver gevorderde spelers verzorgen.

Ester van Muijen is de talentcoach meisjes van de KNDB. Daarnaast heeft ze verschillende trainingsgroepen voor jeugd en senioren onder haar hoede. Ester zal trainingen verzorgen voor zowel beginnende als gevorderde spelers.

De trainingen van Ron staan dit keer in het teken van legends. Iedere training wordt een supergrootmeester uit het verleden onder de loep genomen. Denk hierbij aan namen als Andris Andreiko, Iser Koeperman, Nicolai Mistchanski, Piet Roozenburg, Jannes van der Wal etc. Ook Ester behandelt deze serie weer nieuw materiaal. De onderwerpen worden afgestemd op de wensen van de deelnemers.

De trainingen duren 2 uur en vinden eens per twee weken plaats op een doordeweekse dag. We werken in groepen van rond de 8 personen. We proberen in de planning rekening te houden met de zomervakantie door de trainingen aan de verschillende groepen verspreid aan te bieden. Als je twee weken weg bent, kun je de gemiste training(en) bij de andere groep inhalen. Al kun je met een goede internetverbinding en laptop natuurlijk ook op vakantie de training bijwonen. Bij voldoende aanmeldingen starten de eerste groepen in de week van 17 mei.

Je kunt je tot vrijdag 14 mei opgeven voor de nieuwe cyclus van 5 trainingen door een mail te sturen naar info@dedenksportdocent.nl. De kosten bedragen €50 per persoon. Vermeld bij je aanmelding of je overdag beschikbaar bent en geef het ook aan als je op een vaste dag of avond verhinderd bent.

Om een beter beeld te geven van de inhoud van de trainingen hebben we voor eerdere series op YouTube korte voorproefjes van de trainingen geplaatst:

Voorproefje online groepstrainingen Ron Heusdens (1)

Voorproefje online groepstrainingen Ron Heusdens (2)

Voorproefje online groepstrainingen Ester van Muijen (1)

Voorproefje online groepstrainingen Ester van Muijen (2)

 

 

Evert Bronstring: NK 1971

André van der Kwartel

In het NK van 1971 bereikte Evert Bronstring zijn hoogste klassering ooit: de vierde plaats achter Ton Sijbrands, Pieter Bergsma en Wim van der Sluis, maar ook met twee punten voorsprong op Harm Wiersma.

Evert startte met een overwinning op Frans Hermelink. Na de 48e zet van wit was (ongetwijfeld in tijdnood) de volgende stand ontstaan:

E_1971_1

E. Bronstring – F. Hermelink

Met (23-29) had zwart de remise nog in handen, omdat na 17-12 (6-11), 12-8 (29-34) wit geen dam kan halen. Op 8-2 volgt (34-39). In de partij speelde zwart (20-24?) en Kingsrow verklaart de stand verloren voor zwart. Spelverloop: 17-12 (30-34), 12-8 (24-29), 27-21 (16×38), 8-2 (23×41), 2×36.

In de tweede ronde speelde Evert remise tegen Cees Varkevisser. In die partij liet hij een serieuze kans op winst liggen.

E_1971_2

C. Varkevisser – E. Bronstring

Stand na de 50e zet van zwart.

Kan de tijdnood hier nog een rol hebben gespeeld? Het blijft natuurlijk speculeren, maar het is wel opmerkelijk dat beide spelers hier in de fout gaan. Eerst mist wit de remise en daarna mist zwart de winst. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat dat kon gebeuren als beide spelers op dat moment weer een uur bedenktijd tot hun beschikking hadden.

Het spelverloop was: 29-23!? (13-19!?) Deze reactie van zwart ligt nogal voor de hand, maar geeft wit de kans om te ontsnappen: 33-29 [Dreigt 29-24 en 23-18.] (12-17), 29-24 (19×30), 23-19 (14×23), 28×19 en de partij liep remise.

Terug naar de stand van het diagram. Wit had remise kunnen afdwingen met 28-22 (12-18), 33-28 en nu twee variantjes:

A) (35-40), 28-23 (40-44), 23×12 (11-17), 22×11 (16×18), 27×16 (44-50), 31-27 (50-6), 42-38 en de zwarte dam moet van de diagonaal 6-50 af, want op bijvoorbeeld (6-50) kan volgen 16-11 en 27-22.

B) (14-19), 42-38 (35-40), 29-23 (18×29), 28-23 (19×17), 27-22 (17×28), 32×45.

Na het gespeelde 29-23? had zwart winnend voordeel kunnen behalen met (11-17!). Eerst moeten we even zien dat 23-18 niets is, wegens (13×22), 27×7 (17-22), 28×17 (21×1). Zwart dreigt echter met (12-18) zijn verdediging op orde te brengen, dus wit moet wel actie nemen met 27-22. Nu werkt de bekende truc (21-27) niet vanwege de meerslag naar 18, maar zwart speelt eenvoudig (35-40), 22×11 (16×7). Voor wit is nu 31-27 verhinderd en op 23-18 volgt nu (13×22) en (7-12×12). Dus wit speelt 42-38 (40-44) en zwart heeft groot, waarschijnlijk winnend, voordeel.

In de derde ronde speelde Evert remise tegen Ad van Tilborg. In deze partij geen bijzondere fragmenten. In de vierde ronde won Evert van Frank Drost, waarmee hij wraak nam voor de nederlaag een jaar eerder. Het omslagmoment deed zich voor op de 34e zet van zwart.

E_1971_3

E. Bronstring – F. Drost

Zwart had hier met (29-34×34) moeten voortzetten. De voorpost is veilig en Kingsrow geeft dan ook een ongeveer gelijke waardering voor beide partijen.

In de partij speelde zwart (9-14?), 33×24 (19×30). Na deze zet waardeert Kingsrow de zwarte stand alsof deze een volle schijf achter staat. Evert speelt het sterk uit. (Let ook op de kracht van de opstelling op de witte lange vleugel, waardoor de schijven op 6 en 8 onspeelbaar zijn.) 44-39 (30-35!?), 40-34 (14-20), 50-44 (20-24), 38-33 (13-19), 44-40×50 en alhoewel de partij nog twaalf zetten duurde, was er geen redden meer aan.

Evert had dus een heel goede start, maar trof in de vijfde ronde Ton Sijbrands. Een positioneel zwakke 43e zet in een overigens nog goed te verdedigen stand leidde een snel einde van de partij in.

Evert leek niet aangeslagen door dit verlies. In de zesde ronde won hij van Geert van Dijk.

E_1971_4

E. Bronstring – G. van Dijk

Stand na de 40e zet van wit.

Na (30-35) volgde verrassend: 27-22 (35×44), 49×40 (18×27), 32×21. Nu had zwart de onooglijke zet (15-20?!) moeten spelen. Zijn stand lijkt dan nog houdbaar. In de partij werd gespeeld: (24-30?), waarna volgde: 28-23 (19×28), 33×11 (6×17), 40-35 en zwart gaf op.

In de zevende ronde speelde Evert tegen Harm Wiersma. Een partij met twee gezichten. Evert miste een sterke voortzetting en enkele zetten later miste Wiersma een eenvoudige winst. De partij eindigde dus in een ‘eerlijke’ remise.

E_1971_5

H. Wiersma – E. Bronstring

Stand na de 41e zet van wit.

Zwart speelde hier (3-9) en miste daarmee een belangrijke kans op voordeel. Dat had hij kunnen verkrijgen door (3-8) te spelen. Wat is het verschil? Het partijverloop was: (3-9), 38-32 (21-27), 31×22 (18×38), 33×42 met een min of meer gelijkwaardige stand. Als zwart (3-8) had gespeeld, dan had wit na 38-32 (21-27) niet naar 22 kunnen slaan wegens 31×22 (18×38), 33×42 (15-20). Dus ligt na (3-8) de volgende spelgang voor de hand: 37-32 (26×37), 32×41, maar nu kan een fraai offer volgen: (19-23!), 28×19 (21-27!). Kingsrow weet nu niet beter dan 24-20 (25×23), 29-24 maar na (15-20) heeft zwart voordeel.

E_1971_6

H. Wiersma – E. Bronstring

Stand na de 49e zet van zwart.

De witspeler mist hier een eenvoudige winst. In plaats van het gespeelde 39-33?? Was mogelijk geweest: 24-20 (15×24), 31-27 (21×27), 28×37 (19×28), 20×8.

In de negende ronde verloor Evert van Willem van der Sluis door een slordigheid in een remise eindspel. In de volgende ronde zette Evert deze vergissing recht met een overwinning op Sjoerd Visser. Daarbij miste hij wel een gemakkelijke winst.

E_1971_7

E. Bronstring – S. Visser

Stand na de 32e zet van wit.

(6-11?), 48-43? [Wit mist hier de afwikkeling 27-21 (16×27), 32×21 (23×43), 34-30 (43×34), 40×9 (13×4), 21-16 (25×34), 16×7] (25-30?) [Dit offer lijkt niet nodig. De afschuwelijk ogende zet (14-20) geeft zwart nog remisekansen.] 34×25 (8-12), 39-34! Een paar zetten later gaf zwart op.

Evert sloot het NK af met een remise tegen Pieter Bergsma.

Ruud Palmer

Evert Dollekamp

Zes maal NK, deelnemer aan KSH- en Suikertoernooien, Turkstra, Samarkand, doe het maar eens eventjes na. Van eind jaren zestig tot 1986 (zijn laatste NK) was GMN Ruud Palmer prominent aanwezig in de toonaangevende damtoernooien. In de laatste ronde van het NK 1970 won Evert Bronstring op een prachtige manier van Ruud Palmer. Misschien was het wel de mooiste overwinning ooit van Evert. Hoewel smaken natuurlijk verschillen. Palmer kreeg na een zwaar-klassieke opening al snel te maken met een onhandelbare lange vleugel en moet zich de gehele partij diep ongelukkig hebben gevoeld.

Het was geen wilde partij, maar van de kant van Evert een superieure vertoning van klassiek spel. De afwerking was werkelijk om door een ringetje te halen. Hoewel Kingsrow vast wel een remisegaatje vindt. Kan dat programma niet gewoon verboden worden; het is een grote bron van frustratie hoor ik van meerdere kanten. ‘Met analyseren met de computer (KR) word je niet vrolijk. Vrijwel geen stand wint meer’ hoorde ik Rob Clerc laatst verzuchten. Ikzelf heb daar niet zo’n last van, Kingsrow gebruik ik niet. Mocht ik al eens een analyse schrijven dan doe ik dat op eigen kracht. Waarbij ik uitermate bedreven ben in de techniek van slagen om de arm houden en dingen gewoon niet te behandelen onder het motto: wat je niet ziet dat mis je ook niet.

Met Ruud Palmer had ik een goede band. Natuurlijk zagen we elkaar niet zo heel vaak, maar Ruud zag ik een enkele keer ook buiten de wedstrijden om. Zoals in 1984, toen ik stijf onderaan stond in het NK in Huissen en bij Ruud en zijn vrouw logeerde. Zijn joviale lach en een bourgondische levensstijl gaf nog enige troost aan mijn dramatisch optreden, zodat die twee weken nog een beetje waren door te komen.

In een antiek verleden had je het zogenaamde Vos-toernooi. Ik ga er dus gemakshalve maar even van uit deze meneer Vos (aanname, kan ook een vrouw geweest zijn) dit systeem bedacht heeft. 110 damgekken (tegenwoordig zouden dat er 120 zijn, want Flevoland) kwamen in De Boerhoorn in Arnhem bij elkaar om de zogenaamde degens te kruisen. Paring vond per loting plaats. Alle provincies stuurden hun tien beste spelers naar Gelderland, zodat elke speler van een team tegen een andere speler kwam te zitten van een andere provincie. Duidelijker kan ik het niet formuleren. Je kon dan best eens een keer een leuke tegenstander loten, maar vaak was het een verloren dag. Vise versa vier uur in de auto en dan win je al na vijftien zetten. En dan nog wachten natuurlijk tot de anderen klaar zijn die in diezelfde auto zaten. Maar goed, ik trof een keer Gerrit Boom tegen wie ik een leuke plusscore heb, ik kan het niet vaak genoeg melden (9-1). In zijn eigen geliefde Boom-variant ging hij er na 27 zetten op.

Ruud PaLmer trof ik ook tijdens zo’n gelegenheid. Palmer was regelmatig één van mijn tegenstanders. Een keer of vijf, zes kruisten wij de degens, zoals dat zo mooi heet. Bijna allemaal gelijkwaardige remises, waarbij ik geen enkele keer echt een poot aan de grond kreeg (ik val in herhaling, zie mijn stukjes over Pieter Bergsma, Anton Schotanus en Douwe de Jong).

Die keer in Arnhem was de partij niet om over naar huis te schrijven. Dus vermaakten wij ons met afkortingen van damclubs. Een onvergetelijke herinnering. Zo kwam ter damtafel:

SNUKO – Speel Nooit Uw Kroonschijf Op

ZIND – Zou Ik niet Doen

BVN – Beter Van Niet

WDIH – Wat Doe Ik Hier

NOAD – Nooit Ophouden Altijd Doorgaan (bestaat echt!)

TONEGIDO – Tot Ons Nut En Genoegen Is Dit Opgericht (idem!)

DNA – Dammen Na Arbeid

WZHTDIZS – Wat Zou Hans Tangelder Doen In Zo’n Stand

ZWMRH – Zulle We Maar Remise Houwe

WDDWTIZM – Wie Door De Week Traint Is ‘s Zondags Moe

NMATD – Niets Meer Aan te Doen

WERAHIW – Wat Een Rot Avond Heb Ik Weer

MEHNBW – Moet Er Hier Nog Bier Wezen

WIDVG – Wat Is Dit Voor Geknoei

HWTVEAH – Het Wordt Tijd Voor Een Andere Hobby

OEF – Oef

Enzoverder enzovoorts…

Tot slot heb ik nog een scherpe pen op de tong over de schorsing van Hans Jansen ooit vanwege een tripel offer tegen Hans Vermin. Ik weet echter niet zeker of Ruud als bestuurslid daar bij betrokken was. Dus daar ga ik hier nu niets over zeggen.

Evert Bronstring: NK 1970

André van der Kwartel

In 1970 werd Evert Bronstring in het NK gedeeld laatste met acht punten uit elf wedstrijden. Misschien wel het slechtste resultaat in de veertien keer dat hij deelnam aan het NK.

Evert begon met een gelijkwaardige remise tegen Wim van der Sluis. In de tweede ronde overzag hij een eenvoudig zetje dat door tegenstander Frank Drost in de stand was verwerkt.

E_1970_1

E. Bronstring – F. Drost

Stand na de 28e zet van wit.

(6-11). Zou deze zet wit tot de gemakkelijke conclusie hebben gebracht dat op 31-27 wel (11-16) zou volgen? Het ging anders: 31-27? (11-17!), 27×16 (24-29), 33×24 (7-11), 16×7 (8-12), 7×18 (13×31), 24×13 (9×18). Dank zij deze laatste ruil kan wit de schijf op 31 niet winnen en heeft zwart een doorslaande aanval op de lange vleugel.

In de derde ronde speelde Evert remise, maar tot tweemaal toe miste hij de winst.

E_1970_2

J. Edink – E. Bronstring

Stand na de 29e zet van wit.

Zwart wil de aanval op schijf 24 voorbereiden: (5-10?), 42-37! Met deze zet brengt wit de bekende tegenactie in de stand: (14-19?), 29-23! (20×27), 23×5. Zwart moet dus (voorlopig) afzien van de aanval op schijf 24.

In de diagramstand had zwart direct actie moeten ondernemen. Na (14-19) is 40-35 (19×30), 35×24 namelijk weerlegd door: (25-30), 34×14 (3-9), 14×3 (13-18), 3×21 (16×47). Zwart dreigt nu tegelijkertijd met (26-31) en (18-23). Dat is ruim voldoende voor de winst. Na (14-19) zal wit dus in schijfverlies moeten berusten.

Later in de partij miste Evert nogmaals de winst, maar nu door juist wel te snel actie te nemen met de aanval op schijf 24.

In de vierde ronde verloor Evert van Douwe de Jong. Vanaf een gelijke stand op de 40e zet werd hij in enkele zetten naar verlies gespeeld. In de vijfde ronde volgde een remise tegen Jan Craane, waarover geen interessante fragmenten te melden zijn.

In de zesde ronde won Evert van Freek Gordijn. De partij duurde 78 zetten, maar had eerder afgelopen kunnen zijn.

E_1970_3

F. Gordijn – E. Bronstring

Stand na de 59e zet van zwart.

Volgens Kingsrow is de stand na 45-40 (49×35), 28-22 gelijkwaardig. Ik zie dat nog niet zo direct, maar misschien een aardige puzzel voor wie van macro-eindspelen houdt.

In de partij speelde wit 28-23? Zwart speelde (49-16), maar had de partij min of meer direct kunnen beslissen met het verrassende (49-21). Zwart wint nog een schijf. Ook 6-1 helpt wit niet, want zwart slaat (21×40), 45×34 (48×25) en houdt een gewonnen eindspel over.

In de zevende ronde verloor Evert van Harm Wiersma. Geen schande natuurlijk, maar de manier waarop doet toch wel de wenkbrauwen fronsen:

E_1970_4

E. Bronstring – H. Wiersma

Stand na de 29e zet van zwart.

Een fout zoals Evert ze wel vaker maakte: 42-38??? (20-24), 29×9 (8-13), 9×18 (12×34). Wit speelde nog zeven zetten door en gaf toen op. Moest Evert even bijkomen van deze blunder? Misschien was Evert ernstig aangeslagen door de manier waarop hij van Wiersma had verloren. In ieder geval verloor hij in de achtste ronde weer door een ernstige blunder. Nu gebeurde dat al heel vroeg in de partij.

E_1970_5

E. Bronstring – G. van Dijk

Stand na de negende zet van zwart.

50-44 is hier de aangewezen zet, maar wit speelde 43-38?? (23-28!), 32×23 [33×22 gaat een schijf verliezen, maar dat is altijd nog beter dan wat nu volgt.] (25-30), 34×25 (17-21), 26×17 (12×34), 23×12 en wit gaf op.

In de negende ronde moest Evert tegen Ton Sijbrands. Geen tegenstander om weer wat aan het zelfvertrouwen te werken. Evert verloor kansloos.

In de tiende ronde speelde Evert tegen clubgenoot Cees Varkevisser. Het werd een ogenschijnlijk rustige remisepartij.

Evert sloot dit voor hem matige toernooi af met een overwinning op Ruud Palmer.

Toch was Evert ook in die partij niet op zijn scherpst, zoals uit het volgende fragment blijkt:

E_1970_6

R. Palmer – E. Bronstring

Stand na de 21e zet van zwart.

Wit speelde hier 47-42? Zwart antwoordde (11-17!?) en miste daarmee: (15-20!). Wit mag (20-24) met goed fatsoen niet toelaten en 33-29 is verhinderd door (26-31), dus: 30-25 (8-12), 25×14 (23-29), 33×24 (19×39) en zwart wint een schijf.

In de diagramstand had wit met 30-25 deze mogelijkheid kunnen voorkomen.

Evert maakte de partij met een eenvoudig zetje uit:

E_1970_7

R. Palmer – E. Bronstring

Stand na de 36e zet van zwart.

40-34?? (16-21), 27×16 (14-20), 25×14 (13-19), 14×23 (18×36).

Het pootje van Douwe de Jong

Evert Dollekamp

Acht maal NK, deelnemer aan KSH- en Suikertoernooien, interlands tegen Rusland, doe het maar eens eventjes na. Van begin jaren zestig tot 1975 (zijn laatste NK) was Douwe de Jong prominent aanwezig in de toonaangevende damtoernooien. Zodat we onmiddellijk overstappen naar een van zijn dieptepunten:

In de laatste ronde van het NK 1969 won Evert Bronstring op een prachtige manier van Douwe de Jong. Misschien was het wel de mooiste overwinning ooit van Evert. Hoewel smaken natuurlijk verschillen. De Jong kreeg na een passieve opening al snel te maken met een krachteloos centrumblok en moet zich de gehele partij diep ongelukkig hebben gevoeld.

Het was geen wilde partij, maar van de kant van Evert een superieure vertoning van half-klassiekachtig omsingelingsspel. De afwerking was werkelijk om door een ringetje te halen. Hoewel Kingsrow vast wel een remisegaatje vindt. Kan dat programma niet gewoon verboden worden; het is een grote bron van frustratie hoor ik van meerdere kanten. ‘Geen stand is meer gewonnen’ hoorde ik Rob Clerc laatst verzuchten. Ik zelf heb daar niet zo’n last van, Kingsrow gebruik ik niet. Mocht ik al eens een analyse schrijven dan doe ik dat op eigen kracht. Waarbij ik uitermate bedreven ben in de techniek van slagen om de arm houden en dingen gewoon niet te behandelen onder het motto: wat je niet ziet dat mis je ook niet.

Douwe de Jong (Groningen) was regelmatig één van mijn tegenstanders. Een keer of vijf, zes kruisten wij de degens, zoals dat zo mooi heet. Bijna allemaal gelijkwaardige remises, waarbij ik geen enkele keer echt een poot aan de grond kreeg (ik val in herhaling, zie mijn stukjes over Bergsma en Schotanus).

Onze partijen speelden zich af in het kampioenschap van Groningen en de rayonwedstrijden Noord. Dit alles in de periode 1980 – 1990. De partij die ik me van de rayonwedstrijden herinner was niet een onderling treffen. Tegen oom Pieter Bergsma zat Douwe weer eens in de moeilijkheden. Totdat hij de kans kreeg het vermaarde pootje van Douwe de Jong te formeren. Uiteindelijk moest Pieter remise toestaan.

Het pootje van Douwe de Jong wordt (met wit) geformeerd door de schijven 36, 31 en 27. Een halve hekstelling zullen oplettende lezertjes uitroepen. Maar het pootje van Douwe kenmerkte zich met name door het ontbreken van een vijandelijke schijf op 22. Gekoppeld aan controle over veld 28 en aanpalende gebieden en beheersing over randveld 25 tracht wit uiteindelijk voordelig klassiek te bereiken met alle gevolgen van dien. Achterlopen op 21 wordt opgevangen en een ingenomen halve hek met 17-22 wordt (desnoods op termijn) beantwoord door 31-26, x27.

Ik heb Douwe regelmatig die opstelling zien innemen. Het is een strategie gegrond op geduld, veel geduld. Want zwart kan op zijn beurt rustig een verwoestende centrumaanval in elkaar knutselen. Het witte geduld gaat er van uit dat deze niet op winst speelt maar wacht totdat zwart door irritatie zijn hand overspeelt. Want leuk (tegen)spelen is het niet. En niets is frustrerender dan een mooie stand te zien verwateren en als je pech hebt nog te verliezen ook.

Over het pootje van Douwe de Jong nog de volgende opmerking, die overigens niets met het pootje van Douwe de Jong te maken heeft, behalve dan dat het ook een pootje is. Er bestaat namelijk ook een los pootje 35, 30 en 24. Omdat Douwe al een pootje heeft wat naar hem vernoemd is, noemt men dit het pootje van Johan Capelle. Dit pootje heeft echter heel andere bedoelingen. Niet verdedigend, maar juist de opmaat tot een omsingelingsstrategie. Hans Jansen wil jullie dat vast wel even uitleggen.

Douwe was een solide, soms wat passieve speler waarvan het moeilijk winnen was, gold voor mij tenminste wel. Slechts één keer legde ik het vuur na aan zijn schenen in een partij voor het kampioenschap van Groningen. Ik weet zelfs nog waar we zaten in het clublokaal van Damgenootschap Het Noorden, één van die verenigingen die van bloeiende damvereniging is afgezakt in de krochten van de KNDB. Een clubavond hebben ze zelfs al niet meer. Er zijn tijden geweest dat ze rond de 75 leden hadden…

Ik had een overweldigende centrumstand, werkelijk niets aan de hand. Douwe ruilde echter geduldig alle schijven af die hem in de weg stonden en bereikte een probleemloze remise.

Wat ik mij verder herinner was de manier van zetuitvoering op het moment dat Douwe vond dat hij er toch wel heel goed voorstond. Waar Toine Brouwers in zo’n geval met een paar tikjes van de wijsvinger de schijf van A naar B verplaatst, bewoog Douwe met de handpalm naar boven en alle vingers gestrekt de beoogde schijf richting vijandelijke linies. Een mooi gezicht. Vooral omdat hij zijn bovenlichaam daarbij licht naar voren bewoog om de zet extra kracht bij te zetten. Ik vind het er wel bij horen, dat soort psychologische oorlogsvoering.

Waar we het ook nog even over moeten hebben is het feit dat Douwe er niet voor terugdeinsde om het niet zo nauw met de regels te nemen. Het volgende gebeurde in een partij van niets, want voor de onderlinge van Damclub Groningen. Na een kleine vergissing besluit hij een en ander op originele wijze weer recht te zetten. Staand bij zijn bord toont geen greintje aarzeling en doet na de woorden ‘Oh, maar die kan helemaal niet!’ met een stalen gezicht een andere.

En laat ik zelf maar helemaal mijn mond houden. Boter op het hoofd. In de tijd dat ik nog jong en fanatiek ben, vind ik alles geoorloofd om het heilige doel te bereiken. Alles wil ik winnen, ook de onderlinge competitie bij de Asser Damclub. In de eeuwige strijd met Hans van der Laan en Paul Groot kan ik me tegen Hobbe Akkerman natuurlijk geen puntverlies veroorloven.

Een kind ziet dat 38-32 onmiddellijk remise is, maar er is een klein probleempje: ik heb zojuist uitgerekend die zet gespeeld. Met kloppend hart weet ik de stand tot een andere positie te frommelen en schrijf 31-26 op. Mede door de uiteindelijke overwinning die ik hiermee behaal, houd ik aan het eind van het seizoen juist een marge van één punt over op het peloton. Misdaad loont.

En dan heb ik het nog niet eens over mijn boevenstreek tegen Johan Krajenbrink in de HF voor het NK 1991. Uit Krajenbrink Verliest (webshop slagzet.com):

Het is in het allerholst van de HF 1991. In Zwolle spelen veertig damgekken om acht plaatsen in het NK van dat jaar. De zesde ronde is in volle gang. In Groep 3 spelen Johan Krajenbrink en Evert Dollekamp een sleutelrol. Beiden moeten winnen voor de spreekwoordelijke laatste kans. De partij is er naar. Beide spelers gaan voor de volle winst. Dat lukt Johan duidelijk beter dan zijn opponent.

Op het scherpst van de snede bereiken de rivalen een vlammend middenspel. Evert heeft zorgen. Wil ook graag winnen. Maar heeft er de stand niet naar. Het gaat van kwaad tot erger. ‘Eß bekomt sich’, citeert hij voor zichzelf Iser Koeperman. ‘What to do’, om met Slawa Tsjegolev te spreken. Hem bekomt sich een briljante truc to do.

Gepikt van Andris Andreiko, die ooit Harm Wiersma op een geweldige manier te grazen nam. Interland Nederland – Sovjet Unie 1970. Harm zit in grote tijdnood. Noteert niet meer. Loert bij Andris op het blaadje. En tot drie maal toe vraagt hij Andris zijn blaadje even te mogen vasthouden. Andris heeft er op een gegeven moment genoeg van. Als de kust veilig is noteert hij twee extra zetten. Eentje voor wit, eentje voor zwart. En eist bij de ’50e’ zet de partij op. Want in werkelijkheid zijn er maar 49 gespeeld.

De zon gaat voor mij schijnen. Wat Andreiko deed, kan ik natuurlijk ook. Johan noteert al een tijdje niet meer vanwege tijdgebrek. Rond de 40e zet zie ik mijn kans schoon. Johan moet drie keer slaan. Ik neem een Kamikazedam, die ik niet gelijk noteer maar pas na het slaan. Plotseling staan er vier kruisjes op mijn notatiebiljet in plaats van drie. En noteer ook voor mezelf een extra kruisje. Johan kijkt net als Wiersma op de notatie aan de overkant. Ziet dat hij nog zeven zetten moet afwerken tot de tijdcontrole. Het zijn er in werkelijkheid acht.

Zelf heb ik nog ruim de tijd me voor te bereiden op het toneelstukje na het vallen van Johans vlag. En wel zo dat Johan niet in de gaten heeft dat ik een geniale schwindel heb bedacht. Mijn enige zorg is dat Johan een zet ‘teveel’ doet en op 51 (is 50) zetten uitkomt.

Zie de Andreiko Notatie. De ’50e’ zet van Johan is gespeeld. Ik leun met bonkend hart ‘ontspannen’ achterover. Ik weet dat Johan nog maar 49 zetten heeft gedaan en wacht op het vallen van Johans vlag. Is het nog een beetje te volgen?

Het hoogtepunt van de partij. Johan kijkt nog maar eens op mijn notatie. Ziet dat het goed is en laat rustig zijn vlag vallen. Om vervolgens een uurtje aan het misschien wel gewonnen eindspel te beginnen. Ik slaak een inwendige zucht van verlichting. En zeg tegen Johan: ‘We moeten de notatie maar even controleren. Bovendien moet jij nu eerst een en ander bijwerken. Ik ook, want er staan een paar losse kruisjes in plaats van de volledige notatie.’

Johan heeft nog steeds niets in de gaten. We begeven ons naar een bijwerkbord om onder het oog van de arbiter de zetten op te schrijven. Ik ben Johan natuurlijk behulpzaam, grote boef die ik ben. Want ik hoef hem niet te helpen. ‘Dus toen kwam die en toen deze. Heb je trouwens dat geintje ook gezien op dit moment?’ In een gemoedelijke sfeer, want die zetten hebben we zogenaamd gewoon, kabbelen we naar de slagwisseling rond de 40e zet.

Ik begin wat moeilijk te kijken. Zeg tegen Johan dat mijn notatie niet klopt. Dat ik geloof ik een klein foutje heb gemaakt. Johan heeft niet vier keer maar slechts drie keer geslagen.

Het duurt even voordat Johan in de gaten heeft wat dit betekent. Dit betekent dat hij op de klok heeft verloren. Johan begint bewolkend op te zwellen. Begint te vloeken en te tieren. Tot mijn verbazing verwenst hij uitsluitend zichzelf. Dat hij blind op mijn notatie heeft vertrouwd.

De arbiter staat er bij en heeft ook niet in de gaten dat ik Johan een poets heb gebakken. Dat ik Johan ontzettend gefopt heb met de Andreiko truc. En ik? Ik heb een carrière gemist in het theater.

Johan is er later nooit meer op teruggekomen. Zelfs in zijn boek ‘Gemeen Spel?’ komt de partij niet ter sprake. Wel Wiersma – Andreiko.

Johan, met terugwerkende kracht mijn welgemeende excuses. Kleine troost: ik word genadeloos gestraft. Mede door deze overwinning plaats ik mij voor het NK 1991. Een grote ellende. Met acht paaltjes en vijf nullen huiswaarts. Mijn destijds 71-jarige moeder geeft de genadeslag:

Ach, er moet ook iemand laatste worden!’

Douwe de Jong was jarenlang bestuurslid van de KNDB. Ik geloof als secretaris. Ook heeft hij jaren zijn energie gestoken zijnde lid van de tuchtcommissie. Nooit geweten of hij ooit zaken heeft moeten behandelen, waarin hij zelf een dubieuze rol speelt. Schiet mij te binnen dat Douwe ooit betrokken was bij een klokincident. Hij sloeg een keer in tijdnood zo hard op de goede ouwe Koopmansklok dat het pinnetje van de vijand de zaal in vloog (niet het pinnetje van de tegenstander – wat zou dat overigens moeten zijn beste kijkers – maar van de klok). De partij werd voor Douwe gewonnen verklaard, want elke speler is verantwoordelijk voor zijn eigen materiaal. Denk daarbij aan mijn legendarische klokoverwinning in remisestand op Kees Thijssen.

Douwe had ooit als wedstrijdleider, is hij ook nog een keer geweest … je kunt zeggen wat je wilt, maar hij heeft zijn sporen zeker verdiend binnen de KNDB, een geweldige one-liner op de schoen:

De wereld heeft vreemde kostgangers. Maar waarom moeten ze uitgerekend allemaal lid worden van de KNDB!’

Tot slot heb ik nog een scherpe pen op de tong over de schorsing van Hans Jansen ooit vanwege een tripel offer tegen Hans Vermin. Ik weet echter niet zeker of Douwe als bestuurslid daar bij betrokken was. Dus daar ga ik hier nu niets over zeggen.

Evert Bronstring: NK 1969

André van der Kwartel

Alvorens de partijen van Evert Bronstring in het NK van 1969 door te nemen, kom ik eerst even terug op mijn vorige bijdrage (“1968”). Ik liet daarin zien dat Evert een ‘zetje van Weiss’ open zet, die vervolgens door zijn tegenstander wordt gemist. Het zal vermoedelijk wel zo zijn gegaan, maar ik wil toch een kanttekening maken: Ik heb ooit in een analyse van een competitiewedstrijd van onze voortreffelijke voorzitter, Maurits Meijer, ontdekt dat hij een simpel zetje had opengezet, dat ook door zijn tegenstander werd gemist. Terecht corrigeerde Maurits mij: Er was sprake van zetverwisseling. In de partij had de gewraakte situatie zich nooit voorgedaan. Ik wil maar zeggen: Ook het partijenbestand van Turbodambase kan foutjes bevatten.

In 1969 werd Evert zesde met 11 punten uit 11 wedstrijden. In dat jaar namen ook Ton Sijbrands, Harm Wiersma en Piet Roozenburg deel aan het Nederlands Kampioenschap.

Evert begon met een soepele overwinning, maar zijn tegenstander had nog een verrassende remise kunnen behalen.

E_1969_1

C. Bakker – E. Bronstring

Stand na de 43e zet van zwart.

Wit had zich met 44-40 nog kunnen verdedigen, maar speelde 33-28? Zwart had nu eenvoudig kunnen winnen met (8-12), 39-33 (12-17), maar speelde (20-25?), 39-33 (14-20), 44-39 (8-12?) [Beter was (20-24)], 22-17 (11×22), 28×8 (13×2), 33-28?? Maar nu vergooit wit de remise die er in zat met: 32-28!! (21x41A), 36×47 (26×37), 28-23 (19×28), 33×13. Als zwart bij A slaat: (21×23), volgt: 37-32 (26×28), 33×15.

Na 33-28 volgde nog (19-24), 39-33 (24-30) en wit gaf op.

Ook in de tweede ronde werd gewonnen.

E_1969_2

J. de Boer – E. Bronstring

Stand na de 49e zet van wit.

Zwart kan hier proberen zijn voordeel verder uit te breiden met (30-34), 43-39 (34×43), 38×49 (23-29), 44-39 (29×38), 32×43 (24-30), enz. Met de partijzet zet zwart nog een verrassende remise open: (1-7?). Wit antwoordde met 33-28 en verloor kansloos. Remise zou zijn geweest: 44-40! Nu volgt op (17-22), 43-39 en al het zwarte voordeel is weg. Op (23-29) volgt 40-34! (30×37), 38-32 (37×28), 27-22 (18×27), 21×14.

In de derde ronde verloor Evert kansloos van clubgenoot Cees Varkevisser. De vierde ronde leverde een remise op. In de vijfde ronde verloor Evert weer, nu na een enorme positionele blunder.

E_1969_3

E. Bronstring – J. Bom

Stand na de 28e zet van zwart.

49-44?? (23-29!) Voor iedere dammer een leerzaam moment, dat je een keer moet hebben meegemaakt. Met deze opstelling wordt de witte korte vleugel compleet lamgelegd. In feite houdt wit nog maar twee speelbare schijven over. Dat is wat krap, meestal té krap. Het is mij ook een keer in een vlaag van onoplettendheid overkomen en ook ik kwam er daarna niet aan te pas.

In de diagramstelling suggereert Kingsrow 27-21 met als rechtvaardigingen: (22-28?), 33×22 (18×16), 35-30! (24×33), 48×7. Of: (11-16), 42-37 (16×27), 37-32.

In de zesde ronde volgde een gelijkwaardige remise tegen Piet Roozenburg, in de zevende ronde een kansloze nederlaag tegen Ton Sijbrands. Beide partijen bieden geen fragmenten voor deze rubriek. (Ongetwijfeld wel voor diepgravende, leerzame analyses, maar daar doen wij in deze bijdragen niet aan.) Gelukkig biedt de partij in de achtste ronde wel een aantal aantrekkelijke fragmenten. Tegenstander: Harm Wiersma. Ik kies er een uit. Dit fragment illustreert dat domme vragen stellen soms tot hele aardige vondsten kan leiden.

E_1969_4

E. Bronstring – H. Wiersma

Stand na de 9e zet van wit.

Wit speelde hier 33-29, maar Kingsrow adviseert 37-31 (26×37), 42×31 (2-7). Eerste domme vraag: waarom niet (21-26)? Nou dan volgt 47-41 (26×37), 27-21. Met (16×27) wordt de stand gelijk, dus volgt de tweede domme vraag: waarom zou zwart niet (18×27) slaan? Nou dan volgt: 34-30 (25×34), 40×18 (13×22), 28×17 (11×22), 45-40 (37×28), 21×25.

Na remises in de negende en tiende ronde sloot Evert dit toernooi af met een overwinning.

E_1969_5

D. de Jong – E. Bronstring

Stand na de 52e zet van zwart.

De tijdnoodfase is voorbij en wit staat onder druk. Kingsrow suggereert 33-28 en taxeert dan een gering voordeel voor zwart. In de partij speelde wit 38-32? en ineens is zijn stand totaal verloren. Ik moet toegeven dat ik dat ook niet direct zie, maar Kingsrow wel. In de eerstvolgende zetten loopt het nadeel voor wit hard op: (21-27), 32×21 (26×17), 37-32 (17-22). De strijd is wel gespeeld. Neem bijvoorbeeld een voor de hand liggende voortzetting als 32-28 (22-27), 28-23 [Wat anders?] (19×28), 33×31 (36×27), 39-33 (27-32). In de partij speelde wit nog twaalf zetten door zonder enig uitzicht op remise.

Anton Schotanus

Evert Dollekamp

We gaan eens een keer lekker lui beginnen. Wipkepedia weet ons het volgende te melden: Anton Schotanus is geboren in het jaar 1550, zoon van Epe Lolles Adama en Gabbes Schotanus. Hij is getrouwd in Sexbierum, Franekeradeel, Friesland, Netherlands met Wopke Willems Hinckema, ze kregen één kind.

Dat zal hem niet zijn denk ik. Edoch. Misschien wel een belangrijk gegeven. Als onze Anton rechtstreeks afstamt  van deze Anton en Wopke, is het maar goed dat deze een kind hebben gekregen. Anders hadden we Anton Schotanus nooit zien dammen.

Anton Schotanus (Leeuwarden, 4 januari 1943) is een Nederlandse dammer die lid is van Damclub Huizum. Hij is in het bezet van de titels FMJD Meester en Nationaal Meester.

Hij werd negen keer Fries kampioen, de laatste keer in 2008. Tussen 1968 en 1989 nam hij zes keer deel aan het NK dammen.

Tot aan zijn pensioen in 2004 was hij in het dagelijkse leven leraar Duits aan een scholengemeenschap in Heerenveen, waar hij veel werkte met de Delftse Methode. Bij deze methode wordt de taal op een natuurlijke manier geleerd.

Nou, ook maar even kijken of de Delftse Methode en de Delftse Telling van Henk de Witt iets met elkaar te maken hebben. Opnieuw Wipke:

Er bestaat nog geen artikel met de naam “Delftse Methode”.

Nou, dat weten we dan ook maar meer. Even Delftse Telling proberen:

De Delftse telling is een variant van het dammen, die bedacht is om het grote aantal remises te verminderen.

De Delftse telling is voor het eerst gebruikt in het Volmac-toernooi in de jaren ’80 van de 20e eeuw. Oorspronkelijk heette de Delftse telling daarom Volmac-telling. Later werd de Delftse telling ingevoerd door een damclub in Delft en kreeg de nieuwe telling deze naam.

Bij de Delftse telling krijgt iemand die wint 4 punten (bij normaal dammen is dat 2). Een remise leidt tot de stand 2-2, tenzij er duidelijk voordeel is voor een van de spelers. In dat laatste geval is de uitslag 3-1.

De Delftse telling heeft enkele voordelen boven het klassieke dammen en het doordammen. Zo is het aantrekkelijk om door te spelen in een stelling met een licht voordeel. Hierdoor neemt het aantal remises af. Op de Delftse telling is echter ook veel kritiek geuit, omdat het tot voorzichtig spel zou leiden. Goede dammers zouden tegen slechte dammers geen enkel risico meer willen nemen en voor een 3-1 gaan.

Om dit bezwaar weg te nemen werd de Vernieuwde Delftse telling ingevoerd: hierbij werd een overwinning beloond met 5 punten. Deze laatste methode kan vanwege de asymmetrie (een overwinning levert meer op dan twee gelijke spelen) volgens velen echter niet gebruikt worden bij toernooien waarbij gespeeld wordt volgens het Zwitsers systeem, al vinden er wel experimenten plaats.

Tegenstanders van de combinatie “Vernieuwde Delftse telling” en het Zwitsers systeem wijzen er bijvoorbeeld op dat het -doordat overwinningen extra zwaar beloond worden- gunstig kan zijn om in de een na laatste ronde bewust een puntje te laten schieten, zodat men een minder goede tegenstander krijgt.

Weer wat geleerd. Ik heb zo het vermoeden dat het nooit wat gaat worden met die DT. Al was het maar omdat ik altijd Drents Tiental er bij denk.

Na dit uitstapje snel over naar Anton Schotanus. Anton was van Everts generatie. Sterker nog, ze zijn in dezelfde maand geboren! Dan zullen ze ongetwijfeld vaak tegen elkaar hebben gespeeld. Even opzoeken in toernooibase. Ogenblikje, zo terug ….. ben ik weer. Nou, dat valt tegen. Drie NK-partijen, dat is alles. In 1968 won Anton en nog twee remises.

Nu staat lang niet alles in toernooibase. Ik moet nu denken aan mijn partijen tegen Hans Jansen. Alleen NK 1991 staat er in. Maar ik heb zeven keer tegen Hans gespeeld. Drie zeges, vier remises. Kijk, ik ben ijdel genoeg dat even te noemen. Erger: om die reden heb ik dat al veel vaker vermeld.

E_1968_7

E. Bronstring – A. Schotanus

André besprak in de aflevering Bronstring NK 1968 dit fragment uit de partij tussen deze twee giganten. Evert was (letterlijk) een grootmeester in de strategie der honderd velden. Anton zijn grote kracht lag (en ligt nog steeds) in de tactiek. Ik noemde in mijn vorige bijdrage aan deze website Pieter Bergsma gehaaid. Voor Anton Schotanus is dat zacht uitgedrukt. Ik heb een keer of vijf, zes keer tegen hem gespeeld. Allemaal remises; bijna een keer verloren. Was identiek aan mijn score tegen Bergsma. Pas op voor zetjes, was het uitgangspunt als ik weer een keer tegen Anton mocht.

Het fragment hierboven typeert de overeenkomst tussen beide spelers. Op zijn tijd konden ze de meest vreselijke blunders maken. Dat Evert het zetje van Weiss miste is niet zo bijzonder, hij had wel vaker van die dingen. Dat Anton het miste is eigenlijk wel wonderlijk, tacticus als hij is.

Anton is nu 78 en speelt nog steeds in elke partij op zetjes. Altijd. Dit doet hij zonder zijn eigen stelling teveel te verminken, zodat hij ook qua techniek een  heel behoorlijke speler is waarvan het moeilijk is om te winnen. Maar net als bij Evert gaat het op hoge leeftijd wat vaker soms gruwelijk mis.

Dit gezegd hebbende ben ik nieuwsgierig geworden naar Antons resultaten in het NK. Zes keer meegedaan (volgens Wipke). Voorspelling: totaal ongeveer op zijn gemiddelde. Eindpositie twee maal middenmoot, twee maal bij de eerste vier, twee maal bij de laatste vier. Spanning en sensatie. Ga nu zoeken op toernooibase:

1968   11-11 (9)

1971   11-11 (6)

1962   11-11 (6)

1975   11-12 (6)

1988   13-9 (14)

1989   13-11 (9)

Nou, gemiddeld -1 (‘dankzij’ vooral 1988), zo over de hele in de middenmoot. Anders dan Evert nooit een toppositie. Je kunt niet alles hebben, Anton kon er wel mee thuiskomen dacht ik zo.

Zelf kwam ik Anton in verschillende wedstrijden tegen. Meerdere malen KF en HF, de laatste keer in de clubcompetitie Drents Tiental – Huizum ergens begin jaren negentig. Het was die ene keer dat ik bijna verloor. Hij wist in een van mijn, toegeven, dubieuze lijfopeningen met dito voorpost akelig lek te schieten. En bracht mij met een aantal tactische dreigingen tot aan de rand van de afgrond.

Toen we een keer voor de KF tegen elkaar moesten, vroeg ik Anton na afloop waarom hij voor een bepaalde voortzetting had gekozen. Hij sprak toen de volgende wijze woorden: ‘je moet altijd een zet doen waar de tegenstander niet op rekent!’ Gooien we ook de on-liner van Jacob Spoelstra er nog maar een keer tegen aan: ‘je moet altijd een zet doen waarvan je niet ziet hoe die verliest!’

Anton Schotanus was ook bestuurlijk actief. In het KNDB bestuur (ik geloof zelfs een tijdje als voorzitter) en bijvoorbeeld als mede-organisator van de legendarische KSH-toernooien in Hoogemeer-Sappezand (Johan Bas-stiaannet). KSH deed hij samen met de legendarische Wim Los en en niet minder legendarische Siep Mensonides.

Tot slot heb ik nog een scherpe pen op de tong over de schorsing van Hans Jansen ooit vanwege een tripel offer tegen Hans Vermin. Ik weet echter niet zeker of Anton als bestuurslid daar bij betrokken was. Dus daar ga ik hier nu niets over zeggen.

André, jij mag weer!

 

Evert Bronstring: NK 1968

André van der Kwartel

Evert Bronstring debuteerde in 1964 in het Kampioenschap van Nederland. Pas vier jaar later plaatste hij zich weer voor het NK. Tegen die tijd was de samenstelling van de finale teruggebracht naar twaalf deelnemers. Evert zou als achtste eindigen met 11 punten uit 11 wedstrijden.

Evert begon met een rustige remise. In de tweede ronde won hij eenvoudig van Wim van der Sluis.

E_1968_1

E. Bronstring – W. van der Sluis

Na 34-30 (13-19?), 40-34 (8-13?), 43-39 en zwart stond verloren.

Na weer twee remises won Evert in de vijfde ronde van Aad Ivens. Dat ging met een beetje geluk, maar Evert had dat geluk niet nodig hoeven te hebben.

E_1968_2

A. Ivens – E. Bronstring

Evert koos hier voor: (12-18), 48-43 (18×36), 37-31 (36×27), 32×12 (23×32), 38×27. Wit heeft nu zó veel compensatie voor zijn schijf achterstand dat Kingsrow de stand als gelijkwaardig beoordeelt. In een latere fase van de partij zou de witspeler echter onvoldoende doortastend optreden en alsnog verliezen.

In de diagramstand adviseert Kingsrow: (16-21!), 31-27 (21-26). Zwart dreigt met (12-18), (1-7) en (17-21) de witte stelling op te blazen. Daar is eigenlijk maar één tegenreactie op mogelijk: 34-30 (12-18), 39-34 (1-7), 34-29 (23×25), 28-23 (17×39), 23×1 (39-44). Nu is 1-6 verhinderd door (19-23), dus er komt een macro-eindspel op het bord, waarin zwart twee schijven meer heeft.

In de zesde ronde kwam Evert te spelen tegen Pieter Bergsma, die zijn eerdere nederlaag in 1964 recht zette. Al vroeg in de partij overzagen beide spelers een verrassende wending:

E_1968_3

P. Bergsma – E. Bronstring

(14-19?), 31-26?? Beide spelers overzien: 28-23!! (19×28), 33×22 (18×36), 34-30 (25×34), 39×26.

Maar, vraagt de argeloze lezer zich af, waarom slaat zwart niet anders? Welnu: (18×29), 34×14 en wit heeft een gratis doorloop naar dam. De witte schijf kan immers niet worden aangevallen vanwege 31-26 of 40-34-30..

Een tweede slordigheid van de zwartspeler werd niet gemist:

E_1968_4

P. Bergsma – E. Bronstring

(6-11??), 33-29 (24×31), 39-33 (35×24), 33-29 (24×33), 43-38 (33×42), 48×6.

Na weer een gelijkwaardige remise in de zevende ronde kwam Evert in de achtste ronde tegen Jan Bom te spelen. Ook die partij werd remise, maar daarover mocht Evert niet klagen:

E_1968_5

J. Bom – E. Bronstring

Zwart aan zet speelde hier (9-14?) en kwam ermee weg. Hij had beter voort kunnen zetten met: (18-23), 29×18* (12×23), enz. met gelijke stand. Wit vervolgde met 41-37 (7-11), 37-31? Maar met deze voor de hand liggende zet vergooit wit zijn voordeel. Wit had 45-40! moeten spelen. Daarmee verhindert hij (14-19) wegens 28-23 enz. Zwart is dus verplicht tot (11-16), waarna 37-31 wit van schijfwinst verzekert.

Na 37-31 was het partijverloop: (14-19), 31-26 (19-23), 28×19 (24×13), 35×24 (13-19), 24×22 (17×37) en de partij liep remise. Mogelijk zal hebben meegespeeld dat deze zettenreeks zich afspeelde tussen de 46e en 50e zet.

Na een gelijkwaardige remise tegen Piet Roozenburg volgde weer een remise, nu tegen de – voor mij – niet bekende Jan Blom. Een lastige beslissing in een waarschijnlijk gewonnen stand kostte Evert de overwinning:

E_1968_6

J. Blom – E. Bronstring

Zwart aan zet moet iets met de dreiging 34-30. In de partij koos Evert voor een voortzetting die lijkt op een forcing: (25-30!?), 34×25 (24-29). Het lijkt dat zwart groot voordeel heeft, maar zoals het spelverloop laat zien, valt dat tegen: 43-38 (3-9), 38-33 (29×38), 32×43 (21×41), 46×37 en Kingsrow geeft aan dat de stand in evenwicht is.

Waarschijnlijk zou (24-30) tot winst hebben geleid. Een variant ter illustratie: 43-38 (8-13), 38-33 (3-9), 34-29 (13-19), enz. Zwart zal ofwel doorbreken op de witte korte vleugel ofwel een schijf winnen op de zwarte korte vleugel.

In de elfde en laatste ronde verloor Evert van Anton Schotanus. Eerst miste Evert een eenvoudig zetje en enkele zetten later liep hij zelf in een iets verrassender zetje. De helden waren vast vermoeid.

E_1968_7

E. Bronstring – A. Schotanus

(12-17??), 49-43?? Beide spelers overzien het zetje van Weiss: 26-21, 27-21, 37-31, 32×1. Spelverloop: (7-12), 27-21 (11-16), 45-40 (16×27), 32×21 (6-11), 38-32? (19-23!), 29×16 (24-30), 21×12 (8×17), 35×24 (20×49). Als wit nu 32-27 (49×35), 27-21 had gespeeld, dan had wit de remise nog in de hand gehad, maar wit speelde 40-35 (49×27) en verloor kansloos.

Oom Pieter leert zijn neefje dammen

Evert Dollekamp

Snode plannen zijn er om gesmeed te worden. De onvermoeibare André van der Kwartel, onvolprezen LDG club-icoon (ontelbare jaren voorzitter om maar wat te noemen) verblijdde mij onlangs met het volgende opwekkende mailtje:

Dag Evert,

Het is alweer een tijd geleden dat wij elkaar hebben gesproken, maar ik merk dat jij nog steeds bijdragen levert aan de website. Dank daarvoor! En daarover heb ik een vraag. In mijn zoeken naar het leveren van nieuwe bijdragen aan de website heb ik het plan opgevat om de avonturen van Evert B. door te nemen in de verschillende NK’s waaraan hij heeft deelgenomen. Het eerste NK (1964) heb ik inmiddels met behulp van Kings Row doorgenomen en een aantal presentatiewaardige fragmenten ontdekt. (Waaronder zelfs een vermoedelijk gemist slagzetje, maar daar ben ik nog niet helemaal zeker van. Misschien is het zetje wel gezien maar te twijfelachtig gevonden. Wij zullen het helaas nooit meer kunnen vragen.)

Waar het om gaat is het volgende: in de reeks tegenstanders van Evert kom ik natuurlijk een heleboel bekende namen tegen: Roozenburg, Van der Sluis, Wim de Jong, Jan Bom, enz. Maar ook een paar – wellicht voor de huidige jonge generatie – minder bekende, zoals Okrogelnik en Hobbelen. En ook een paar namen die zelfs mij niets zeggen: Merijn Vos (Is dat de Vos van de Vos-variant?), Herman van Silfhout, Auke Steensma en Henk van Snippenburg.

Op grond van jouw enorme kennis van de damwereld en jouw uitgebreide netwerk vroeg ik mij af of jou die namen wel wat zeggen en of jij in een meer anekdotisch stukje misschien zou kunnen in spelen op de bijdrage die ik voor de website maak. We zouden dan een reeks van afwisselende stukjes kunnen maken: ik bespreek op mijn inmiddels bekende manier  “inhoudelijk”  het betreffende NK en vervolgens breng jij in een volgende bijdrage zo mogelijk wat anekdotisch materiaal in – voor zover dat natuurlijk mogelijk is.

Wat vind jij van dat idee?

MVG
André

Ik zal mijn antwoord kort samenvatten. Om de onge-evenaarde Wim de Bie te quoten die ooit bij een sollicitatie in alle zenuwen op de allereerste (gesloten) vraag antwoordde:

Jaan.

Het moge gezegd zijnde dat ik nog nooit gehoord heb van de Vos-variant. Totdat André daar in dit mailtje over begon. Kennis is macht! Of, zoals ik vrij naar Jan Hein Donner als armlastige steuntrekker en ICT-Tester mijn CV opstart:

‘Zij weten veel, die jonge testers van tegenwoordig. Meer dan wij wisten. Maar wij moesten dan ook denken, omdat wij nog niet zo veel wisten.’

Je moest eens weten hoe vaak ik juist vanwege die one-liner op mocht voor een gesprek. Een leuk onderdeel van een eventueel nieuwe baan, zo’n gesprek. Mijn favourieten zijn toch wel (als ik de kans krijg) te verkondigen: ‘daar kan ik in dit stadium helaas niets over loslaten!’ (De heer Molkenboer tijdens de (eerste?) parlementaire enquete) danwel: ‘testen is de kunst van het weglaten.’ Als ik ooit nog eens ‘Wie door de week traint is ‘s zondags moe’ kan laten vallen, ga ik met (vervroegd) pensioen. Wat het ook altijd goed doet, is de aanwezigen voor ze nog maar hebben kunnen knipperen met de ogen toe te spreken met een vrolijk en jolig

‘Welkom mijne vrienden!’

Gelukkig ben ik nog nergens aangenomen. Er zijn grenzen.

Zoals André in zijn vorige bijdrage op de LDG-website wist te melden zijn de halve finales voor het NK (hierna te noemen HF) tegenwoordig aardig aan verwatering onderhevig. Als je mee wilt doen, stuur je eenvoudig een mailtje naar de dambond. Alleen een te lage rating staat deelname in de weg. Een belachelijk criterium ook nog, rating zegt wel iets maar lang niet alles. Ik heb dat zo dikwijls meegemaakt in mijn praktijk. Zowel posi- als negatief. Zie ook later in dit verband een uitspraak van Sake P. (basisscholier te Sint Jacobaparochie).

Vroeger, toen alles beter was naar wij dachten, lag een langdurig traject van voorwedstrijden voor je klaar. Kon het zo maar langer dan een jaar duren voor je bij de HF was aangeland. Neem mij nu. Als inwoner van de Drentse plaats Vries (domicilie van voetbalvereniging VAKO – Vriezer Activiteit Kenmerkt Ons. Harrie Spaling!) mocht ik eind jaren zeventig, begin jaren tachtig komen opdraven voor het seniorenkampioenschap van Drenthe.

Als je pech had waren er nog voorronden ook. Het was een begin van een lange weg. Alleen de kampioen (vier maal won ik; gnuif … en ook vier maal won ik van 16-voudig kampioen en Drents Grootmeester Otto Drenth – hele grote gnuif! – … en een benauwde 1-1 tegen Otto – dat was DK nummer vijf) ging door naar de kwartfinales van het NK, ook wel rayonwedstrijden genoemd. In Rayon-Noord werden de coniferen van Drenthe, Friesland en Groningen in een poule van soms wel twaalf (want HF-terugvallers!) spelers opgeborgen.

Vervolgens zorgen dat je bij de eerste twee kwam. Nou, dat viel waarachtig niet mee. Ik kan me een jaar herinneren met toen acht deelnemers. Eitje zou je denken. Maar als je behalve jezelf Auke Scholma, Anton Schotanus, Sjoerd Visser, Pieter Bergsma, Douwe de Jong, Siep Buurke en Johan Capelle op de lijst ziet staan, piep je wel anders. En dan deden Peter van Harten, Peter Schuitema, Jacob Okken, Herman van Meggelen, Jannes van der Wal en Bauke Bies nog niet eens mee.

Ik mis je beste lieve Bauke. Grutjes met stroop, twintig tegen twintig gevulde borrelglazen in het stadspark. Slaan is kantelen. Daarom expres vijfklappers openzetten. Mooie tijden waren dat.

Dat jaar scoorde ik zes remises en uiteraard een vette kansloze nul tegen mijn Angstgegner Siep Buurke. Dat was natuurlijk niet genoeg. Hoe vaak ik aan de KF heb meegedaan weet ik niet meer, het zal een keer of tien zijn geweest. Ik geloof dat ik in 1982 voor het eerst kwam bovendrijven en een paar weekenden voor de HF naar Dordrecht mocht, waar het bondsbureau destijds was gevestigd en waar ook de HF wedstrijden werden gehouden.

Schiet me nu waarempel het Jeroen Goudt-ei te binnen. Om met Ton Sijbrands te spreken: daarover een volgende keer meer! Evenals degene van wie de uitspraak was: ‘ga je mee naar boven schat?’ Jaja, toen zat je van zaterdag op zondag nog gewoon in een (dubieus) hotel. Dat waren nog eens tijden! Dubieus? Om met Ton Sijbrands te spreken: daarover een volgende keer meer! Dan ook meer nieuws over de vespa van Cees Bakker.

Dordrecht dus. Twee overzichtelijke groepen van tien spelers, waarvan per groep de eerste vier werden veroordeeld tot de finale. Ook de wedstrijdtactiek van de meeste spelers was overzichtelijk. Zorg dat je een partijtje wint en de rest naar remise prutsen. Plus 1 was in 99 % van de gevallen voldoende. Wim van der Sluis presteerde eens alleen maar remises. Dat was toen zelfs die ene keer genoeg.

Niet iedereen deed daar aan mee. Zo ging Rob Geurtsen (Rayon-Noord!) eens een keer in de HF als een dolle stier tekeer (Een keer? Doet hij altijd!) en bedierf zijn groep met vijf overwinningen en vier nederlagen, zijn mede-opponenten verward achter latend. Nul remises, nog nooit vertoond! Hij of zij die het tegenspreke, late het weten.

Let wel. De legendarische uitspraak van Ruud Palmer moet ook nu herhaald worden: ‘Ik speel op zondag het liefst tegen iemand die de zaterdag ervoor heeft verloren. Kan ik hem mooi een trap nageven (zie ook het ‘s zondags moe boek-verhaal ‘Natrappen op de dag des Heeren’). Deze verhaaltitel heeft mij destijds met dank aan Martin van Dijk nog een lelijke afzet-omzet in Zeeland gekost. Hij wilde het boek hierom niet promoten. God is onverbiddelijk. Martin heeft het gratis toegezonden boek overigens wel netjes gekocht na zijn besluit er niet over te schrijven in zijn damrubriek. Dit even terzijde.

‘Niets is zo moeilijk als het voorspellen van het verleden’ zoals de Russen het zo snedig weten op te merken. Precieze jaar weet ik dus niet meer, wie het weten wille zoeke het op, maar ergens eind jaren tachtig begin jaren negentig zijn de rayonwedstrijden wegbezuinigd. Het laatste jaar HF oude stijl was dan ook een overgangsjaar.

Uit het ‘s zondags moe-boek:

Alle ballen op Joop

De tientalwedstrijd in Wapenveld tussen de plaatstelijke FC en het Drents Tiental is vooral een weerzien met Joop Rigterink, mijn oude strijdmakker in kwart- en halve finales. Kwartfinales bestaan trouwens al sinds eind jaren tachtig niet meer, kun je nagaan hoe lang een en ander geleden is. De laatste halve finales oude stijl heeft een extra PD-tintje.

Voor een soepele overgang naar de nieuwe indeling stromen uit elke groep van tien spelers de nummers vijf tot en met acht door naar de halve finales van het volgende jaar. Toevallig zitten Joop en ik in dezelfde groep en nog meer toevallig bivakkeren we tegen het einde van het toernooi rond de achtste positie op de ranglijst.

De nog te verspelen onderlinge partij is beslissend. Het wordt een onvergetelijk treffen. Vooral voor mij, want ik weet de partij op haast onmogelijke wijze te winnen. In een vijftien-om-vijftien moet ik na een vastloper een doorgebroken schijf toestaan op bijna-op-dam-veld 45, terwijl de verdediging allang is vertrokken richting vijandelijke linies.

De volle stand wordt echter mijn redding. Een halve middag weet ik damhalen op zijn minst onaantrekkelijk te maken en als Joop de laatste remisemogelijkheid uit een soort van ongeloof onbenut laat, win ik met groot vertoon van macht. Nu gebeurt het wel vaker dat een onverdedigd stuk op 45 niet blijkt te winnen, maar om nu met nul punten naar huis te moeten, is ook weer een beetje overdreven.

De wedstrijd in Wapenveld geeft mij een historische herinnering. Uit hetzelfde onvolprezen moe-boek:

Mag ik dan nu de bordjes zien ?

Wapenveld uit, altijd lastig

Het zijn die weinige nostalgische momenten die een dammersleven kleuren. De plaatselijke vereniging resideert in een bijzaaltje van de dorpskerk alwaar de dienstdoende beheerder alles regelt, van het klaarzetten van de tafeltjes tot het opwarmen van de soep. Deze keer komt daar een bijzondere taak bij, want de arbiter is niet komen opdagen. Geen probleem voor onze conciërge, dat doet hij er wel even bij.

De wedstrijd zelf lijkt al snel van alle spanning ontdaan, onze winstpartijen vallen als rijpe appels. Na het vierde speeluur wordt het echter toch nog spannend. Het van alle gemakken voorziene scorebord blijkt toch niet van alle gemakken voorzien. Van elke mogelijke partij-uitkomst liggen zeven uitslagenbordjes keurig op een stapeltje. Na onze zevende winstpartij stijgt de spanning dan ook tot een kookpunt. Vooral omdat nog een partij voor het Drents Tiental op winst staat.

Onze vice-voorzitter Jan Ekke de Vries ziet echter tijdig de ernst van de situatie in en biedt in een voordelig eindspel remise aan. Wapenveld wordt zo verlost van een afschuwelijk inconvenient! Want met een viltstift verder moeten terwijl men alles zo netjes op een rijtje heeft, dat is uiteraard geen gezicht. Men maakt zich nog wel enige zorgen omtrent de geldigheid van de wedstrijd vanwege het ontbreken van een echte arbiter.

‘Straks moeten we nog overspelen ook.’ Ik kan het niet laten daarover op te merken: ‘Laten jullie dan wel aan aantal van die 0-2 bordjes bijmaken?’

Wat ben ik toch grappig.

En dan nu snel terug naar Rayon-Noord beste kijkers

Pieter Bergsma (Terwispel), deelnemer aan onder andere het NK 1964, was regelmatig een van mijn tegenstanders. Een keer of vijf, zes kruisten wij de degens, zoals dat zo mooi heet. Bijna allemaal gelijkwaardige remises, waarbij ik geen enkele keer echt een poot aan de grond kreeg.

Die ene keer dat Pieter bijna van mij won, werd na het sluiten van de vrede opgewekt besloten met de mooie one-liner: ‘Zo, eindelijk weer eens een partij met voordeel!’ Het was niet Pieters beste toernooi om het maar even zachtjes uit te drukken. Dat speelde hij in het NK van 1968, toen hij de nationale titel greep voor onder andere grootheden als Geert van Dijk en Piet Roozenburg! Ook voor Evert Bronstring trouwens, zodat dit toernooi vanzelf aan bod komt in de serie van André. Bergsma won toen overigens van Evert, dit even terzijde.
Pieter Bergsma was een heel aardige joviale man. Hij was in zijn latere jaren een beetje de vaderfiguur van Rayon-Noord voor spelers als Bauke Bies, Peter van Harten, Siep Buurke, Jannes van der Wal, Auke Scholma, Johan Capelle en mijzelf. En de oom van Douwe de Jong. Altijd leuk als die twee tegen elkaar moesten. Pieter had er altijd de wind flink onder. Het was duidelijk hoe de (familie)verhoudingen lagen. Oom Pieter leert zijn neefje Douwe dammen zal ik maar zeggen. Nog beter: spelenderwijs, naar zijn eigen boekjes ‘Leer spelenderwijs dammen’. En een goede dammer was hij natuurlijk ook, je wordt niet zo maar eventjes Nederlands kampioen natuurlijk.

Gave techniek, gehaaid, alleen soms een beetje te passief. Maar ja, je kunt niet alles hebben. In zijn laatste jaren werd het uiteraard allemaal wat minder. Oud en gezondheidsproblemen. Zo moest hij na een enge ziekte een oog missen. Dat hoort je humeur geen goed te doen, maar als ik hem nadien nog een enkele keer trof, was daar niets van te merken. Tot het einde bleef het een vriendelijke, aimabele man die altijd belangstelling voor je had. En als je hem vroeg naar zijn eigen ellende, werd dat met een kwinkslag afgewimpeld.

Zijn zoon Douwe (vernoemd naar Douwe de Jong?) heeft ook nog een (korte?) tijd gedamd. Tegelijkertijd met Douwe Bergsma volgde ik begin jaren tachtig een studie aan de lerarenopleiding Ubbo Emmius in Groningen. Beiden hadden we een oogje op Wilma de Haas, die wij er van verdachten geen BH’s te bezitten maar wel de eigenaar was van geweldige tieten en ook overigens een prachtig figuur had. Haar strakke kleding hielp daarbij niet om je aandacht bij iets anders te houden. Wat kun je van een vrouw toch geweldig in de war raken. Heb er van wakker gelegen, echt waar.

Geen wonder dat Douwe en ik die studie niet hebben afgemaakt. Overigens had Wilma al een vriendje, zo bleek later. Een BK. BofKont. Hoewel Wilma wel een nogal scherpe tong had. Heb je dat weer. Dan toch maar liever vrijgezel. Zodat je vrijelijk uit verschillende lichaamsopeningen onwelgevoeglijke geluiden kunt laten ontsnappen zonder dat iemand daar iets van zegt. Nou, is dat mooi geformuleerd of niet.

Samen met Douwe liep ik stage in het pittoreske Friesche Sint Jacobaparochie. Verder weg vanaf Groningen kon niet, zodat we daar ons speciaal op inschreven. Te laat realiseerden we ons dat daar in het verre Sint Jacobaparochie de schooldag ook gewoon om half negen begon … Gelukkig hadden we de beschikking over een auto, die ik mocht lenen van mijn moeder (eindpunt 96!). Van de stage zelf heb ik precies één ding onthouden. Onbetwist hoogtepunt:

Meester: ‘En Sake P., dus het antwoord moet nega…?’
Sake P: ‘…tief zijn meneer!’

Nog even over die auto: ik had destijds net mijn rijbewijs. Als beloning mocht ik van mijn moeder een dag na het behalen van mijn diploma haar auto in de garage zetten. Zorgvuldig manouvrerend schuurde ik de rechterkant langs het metaal van de garagedeur. Het geluid ging mij door merg en been. Toch maar even kijken. En ja hoor: een jaap van een slordige meter over voor- en achterportier.

Oud-wereldkampioen Slawa Tsjegolev: ‘What to do?’

‘En? Is het goed gegaan?’ vroeg mijn moeder. ‘Ja hoor. Er zit alleen zooooo’n kras op je auto!’ Moeder lachen natuurlijk, die Evert is me toch een lolbroek. ‘Ich bin mier Einer’, om met Herman Finkers te spreken. Altijd lachen met die jongen. Een paar dagen nadien, toen ze zelf de auto nodig had: ‘er zit me potjandorie een hele dikke kras op mijn auto!’ ‘Ja, dat zei ik toch?’

Enkele jaren later kwam ik thuis met het stempel NK-hekkesluiter op mijn voorhoofd. Genadeloos nam ze wraak: ‘Ach, er moet ook iemand laatste worden!’ Grote glimlach, ook dat nog. Opvoeden is ook een vak. Ik heb me werkelijk waar zelden zo eenzaam gevoeld. Maar goed: eenzaamheid is nu eenmaal het lot van een hekkesluiter.

Evert Bronstring: NK 1964

André van der Kwartel

In het partijenbestand van Turbo Dambase zijn bijna 1400 partijen van Evert Bronstring opgenomen. Dat is een rijke bron om uit te putten voor bijdragen aan de website van het Leids Damgenootschap. Blijft alleen nog de vraag wat een zinvolle invalshoek was om partijen te selecteren. Ik heb gekozen voor de partijen die Evert speelde in het Nationaal Kampioenschap. Daar heeft hij tussen 1964 en 1984 veertien keer aan meegedaan, dus daar moet voldoende materiaal uit te halen zijn om nog vele bijdragen aan deze website te leveren.

In 1964 nam Evert voor het eerst deel aan het NK. Hij was toen 21 jaar. In die tijd moest een speler zich nog naar de finale knokken via het Kampioenschap van Leiden (inclusief voorrondes), het Kampioenschap van Zuid-Holland en de halve finales van het Kampioenschap van Nederland. Dat waren nog eens tijden! Tegenwoordig kan een speler met een voldoend hoge rating zich eenvoudig opgeven voor deelname aan de halve finales. (Ik denk overigens dat Evert in 1964, toen hij in Leiden kwam studeren, de fase van het Kampioenschap van Leiden al lang voorbij was.) Aan dit NK deden zestien spelers mee.

Evert startte het NK 1964 met twee remises en won in de derde ronde van Henk Laros. Een overwinning die vrij gemakkelijk tot stand kwam.

E_1964_1

H. Laros – E. Bronstring

34-29? (23×34), 40×29 (19-23!), 39-34 (17-22!). Zou de witspeler de consequenties van deze zet hebben onderschat? 37-31 is verhinderd door (23-28), (28-32) en (22-28×36) en 37-32×37 is verhinderd door (23-28), 32×23 (20-24). Er blijft dus niets anders over dan 27-21 (14-19). De computer adviseert nu 45-40 (20-25), 44-39 waarna zwart een schijf gaat winnen. In de partij speelde wit 43-39 en kwam na (20-25) verloren te staan, hoewel het nog 33 (!) zetten duurde voordat zwart de buit binnen had.

In de vierde ronde won Evert gemakkelijk van Ferdi Okrogelnik die de opening te ambitieus opzette. In de vijfde ronde won Evert van Pieter Bergsma. Die overwinning sprak natuurlijk tot de verbeelding, maar had helaas niets met de partij te maken. Bergsma had een groot deel van de partij overheersend, zo niet gewonnen gestaan, maar uiteindelijk kwam de volgende remise-stand op het bord:

E_1964_2

E. Bronstring – P. Bergsma

Het is de 55e zet van zwart, dus van tijdnood zal waarschijnlijk geen sprake meer zijn geweest. Meende Bergsma hier nog op winst te spelen? In ieder geval vergreep hij zich aan (43-48??) en kon na 9-4 (48×30), 40-34 (30×31), 4×36 opgeven.

Met nog twee remises erbij had Evert dus na zeven ronden een fraaie ‘plus drie’ score opgebouwd. Maar in de achtste ronde werd hij binnen dertig zetten door Wim de Jong hardhandig van het bord gezet. Een ronde later herstelde Evert zich weer met een zege op Jan Bom. Het einde van de partij was spectaculair.

E_1964_3

J. Bom – E. Bronstring

Wit kan nog naar remise spelen met de actie 33-29-24, maar speelde hier: 12-7? (11×2), 18-12 (44-49), 22-17 (49-40), 12-8 (19-23!), 28×10 (40-35), 8×19 (35×4!!). Een heuse zevenklapper.

Evert bereikte in het NK nooit hoger dan de vierde plaats. Naar eigen zeggen was dat omdat hij ‘onvoldoende trefzeker’ was. Iets platter gezegd: Evert maakte voor een topspeler te vaak fouten.
Dat overkwam hem ook in de tiende ronde van het NK 1964. In twee opzichten speelde Evert een rampzalige partij.

E_1964_4

H. van Silfhout – E. Bronstring

Wit aan zet speelde 36-31? (26×37), 42×31. Zwart antwoordde met (12-17), maar mogelijk was: (19-23!), 28×17 (24-29), 33×24 (13-19), 24×13 (9×36). Heeft Evert dit zetje gemist of taxeerde hij de overblijvende stand als onvoldoende kansrijk? Het is in ieder geval duidelijk dat alle kansen aan zwart zijn.

Maar deze gemiste kans valt in het niet bij wat Evert twaalf zetten later overkwam:

E_1964_5

H. van Silfhout – E. Bronstring

Zwart staat hier al niet zo goed meer en Kingsrow adviseert dan ook (24-30×30). Het spelverloop was echter: (13-18), 22×13 (9×18), 43-38 (18-23??), 34-29 (23×21), 26×8 en zwart gaf een paar zetten later op.

In de 11e ronde mocht Evert aantreden tegen Piet Roozenburg. Die bloedstollende partij eindigde in remise. Ook in deze partij doet zich de vraag voor: Is er een zetje gemist of is hij als te weinig kansrijk afgewezen? Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat Piet Roozenburg onderstaande damzet zou hebben gemist.

E_1964_6

P. Roozenburg – E. Bronstring

Kingsrow adviseert (20-24×14), maar Evert speelde (9-14). Wit antwoordde met 49-44, maar mogelijk was: 37-31 (26×37), 32×41 (23×32), 33-28 (32×23), 38-33 (21×32), 33-28 (18×27), 29×7 (32×23), 34-30 (25×34), 40×9 (4×13), 7-1. Een prijzige dam, maar het lijkt erop dat hij na 1-40 in veiligheid kan worden gebracht.

In de dertiende ronde won Evert door een gelukje. In tijdnood sloeg zijn tegenstander in een remisestand verkeerd. Maar een ronde later verloor Evert weer door een eenvoudig zetje:

E_1964_7

A. Steensma – E. Bronstring

Na (8-13?) volgde: 23-18! (12×23), 28-22 (17×28), 26×17 (11×22), 27×29 en wit kwam een schijf voor. In de diagramstand is (19-24) goed speelbaar.

Evert sloot het toernooi af met twee remises. Hij eindigde als vijfde.