Uitgesproken op 13 september 2013 in de uitvaartdienst
Vijftien jaar was Wim, toen hij zich aanmeldde als lid van de Leidse Damvereniging, later overgaand in het Leids Damgenootschap. Zevenenzeventig jaar is hij lid gebleven. Als iemand het erelidmaatschap heeft verdiend, was hij het wel.
De voorzitter maakte vaak het grapje: “Als Wim wegvalt, zijn er drie mensen nodig om hem te vervangen.” Want zijn inzet voor ons genootschap was buitengewoon:
- als sterke damspeler
- als redacteur van het clublad
- als wedstrijdleider voor de interne competitie
- als teamleider, in vele jaren zelfs van alle teams tegelijk.
Wim was een doener, geen prater. Maar als hij het nodig vond dat iets moest worden gezegd, dan deed hij dat ook. Ook in grotere bijeenkomsten, zoals de jaarvergaderingen van de Zuid-Hollandse Dambond.
Wim was tot op hoge leeftijd een goede en zelfs wel fanatieke dammer. Als hij in een partij iets over het hoofd had gezien, bleef hij excuses maken. Wij konden alleen maar bewondering hebben voor zijn speelsterkte in combinatie met zijn leeftijd.
Hij was de zeventig al gepasseerd toen hij zich een computer aanschafte. Hij kon het opbrengen zich erin te verdiepen en ermee aan de slag te gaan. Hij slaagde er zelfs in om ons clubblad op de computer te maken. Dat hij die daarbij gebruikte als veredelde typemachine deed daar niets aan af.
Vervolgens lukte het Wim om de het ingewikkelde systeem waarmee de interne competitie werd bijgehouden via de computer te regelen. Een hele prestatie!
Hoe gelijkmatig hij meestal ook was, soms stak hij zijn ergernis niet onder stoelen of banken. Als hij voor een sneldamtoernooitje de partijen had ingedeeld en de leden niet snel genoeg achter de borden gingen zitten, kon hij nog wel eens aardig boos worden.
Je zou kunnen zeggen dat er tussen Wim en de damvereniging een soort symbiose was ontstaan, zeker sinds hij was gestopt met werken. De damvereniging leunde sterk op het werk dat Wim deed, maar omgekeerd betekende onze vereniging ook veel voor hem.
Toen hij werd opgenomen in het ziekenhuis kreeg zijn dochter de opdracht mij te bellen: ik hoefde hem niet op te halen om naar de club te gaan. We hadden de week ervoor daar juist afspraken over gemaakt. Toen hij het ziekenhuis had verlaten, zei hij tegen zijn dochter dat er morgen weer dammen was, maar dat ze het zonder hem zouden moeten doen. Tot op het laatst voelde hij zich betrokken bij zijn damvereniging.
Het vaste beeld in ons geheugen: het denksportcentrum binnenstappen, de deur van het speellokaal openen, de begroeting van Wim, die altijd als eerste aanwezig was en de indeling van de partijen al voor zich had, het is herinnering geworden.
We zullen het, het zijn de woorden van Wim, voortaan “zonder hem moeten doen.” Wat zullen we hem missen.