Anton Schotanus

Evert Dollekamp

We gaan eens een keer lekker lui beginnen. Wipkepedia weet ons het volgende te melden: Anton Schotanus is geboren in het jaar 1550, zoon van Epe Lolles Adama en Gabbes Schotanus. Hij is getrouwd in Sexbierum, Franekeradeel, Friesland, Netherlands met Wopke Willems Hinckema, ze kregen één kind.

Dat zal hem niet zijn denk ik. Edoch. Misschien wel een belangrijk gegeven. Als onze Anton rechtstreeks afstamt  van deze Anton en Wopke, is het maar goed dat deze een kind hebben gekregen. Anders hadden we Anton Schotanus nooit zien dammen.

Anton Schotanus (Leeuwarden, 4 januari 1943) is een Nederlandse dammer die lid is van Damclub Huizum. Hij is in het bezet van de titels FMJD Meester en Nationaal Meester.

Hij werd negen keer Fries kampioen, de laatste keer in 2008. Tussen 1968 en 1989 nam hij zes keer deel aan het NK dammen.

Tot aan zijn pensioen in 2004 was hij in het dagelijkse leven leraar Duits aan een scholengemeenschap in Heerenveen, waar hij veel werkte met de Delftse Methode. Bij deze methode wordt de taal op een natuurlijke manier geleerd.

Nou, ook maar even kijken of de Delftse Methode en de Delftse Telling van Henk de Witt iets met elkaar te maken hebben. Opnieuw Wipke:

Er bestaat nog geen artikel met de naam “Delftse Methode”.

Nou, dat weten we dan ook maar meer. Even Delftse Telling proberen:

De Delftse telling is een variant van het dammen, die bedacht is om het grote aantal remises te verminderen.

De Delftse telling is voor het eerst gebruikt in het Volmac-toernooi in de jaren ’80 van de 20e eeuw. Oorspronkelijk heette de Delftse telling daarom Volmac-telling. Later werd de Delftse telling ingevoerd door een damclub in Delft en kreeg de nieuwe telling deze naam.

Bij de Delftse telling krijgt iemand die wint 4 punten (bij normaal dammen is dat 2). Een remise leidt tot de stand 2-2, tenzij er duidelijk voordeel is voor een van de spelers. In dat laatste geval is de uitslag 3-1.

De Delftse telling heeft enkele voordelen boven het klassieke dammen en het doordammen. Zo is het aantrekkelijk om door te spelen in een stelling met een licht voordeel. Hierdoor neemt het aantal remises af. Op de Delftse telling is echter ook veel kritiek geuit, omdat het tot voorzichtig spel zou leiden. Goede dammers zouden tegen slechte dammers geen enkel risico meer willen nemen en voor een 3-1 gaan.

Om dit bezwaar weg te nemen werd de Vernieuwde Delftse telling ingevoerd: hierbij werd een overwinning beloond met 5 punten. Deze laatste methode kan vanwege de asymmetrie (een overwinning levert meer op dan twee gelijke spelen) volgens velen echter niet gebruikt worden bij toernooien waarbij gespeeld wordt volgens het Zwitsers systeem, al vinden er wel experimenten plaats.

Tegenstanders van de combinatie “Vernieuwde Delftse telling” en het Zwitsers systeem wijzen er bijvoorbeeld op dat het -doordat overwinningen extra zwaar beloond worden- gunstig kan zijn om in de een na laatste ronde bewust een puntje te laten schieten, zodat men een minder goede tegenstander krijgt.

Weer wat geleerd. Ik heb zo het vermoeden dat het nooit wat gaat worden met die DT. Al was het maar omdat ik altijd Drents Tiental er bij denk.

Na dit uitstapje snel over naar Anton Schotanus. Anton was van Everts generatie. Sterker nog, ze zijn in dezelfde maand geboren! Dan zullen ze ongetwijfeld vaak tegen elkaar hebben gespeeld. Even opzoeken in toernooibase. Ogenblikje, zo terug ….. ben ik weer. Nou, dat valt tegen. Drie NK-partijen, dat is alles. In 1968 won Anton en nog twee remises.

Nu staat lang niet alles in toernooibase. Ik moet nu denken aan mijn partijen tegen Hans Jansen. Alleen NK 1991 staat er in. Maar ik heb zeven keer tegen Hans gespeeld. Drie zeges, vier remises. Kijk, ik ben ijdel genoeg dat even te noemen. Erger: om die reden heb ik dat al veel vaker vermeld.

E_1968_7

E. Bronstring – A. Schotanus

André besprak in de aflevering Bronstring NK 1968 dit fragment uit de partij tussen deze twee giganten. Evert was (letterlijk) een grootmeester in de strategie der honderd velden. Anton zijn grote kracht lag (en ligt nog steeds) in de tactiek. Ik noemde in mijn vorige bijdrage aan deze website Pieter Bergsma gehaaid. Voor Anton Schotanus is dat zacht uitgedrukt. Ik heb een keer of vijf, zes keer tegen hem gespeeld. Allemaal remises; bijna een keer verloren. Was identiek aan mijn score tegen Bergsma. Pas op voor zetjes, was het uitgangspunt als ik weer een keer tegen Anton mocht.

Het fragment hierboven typeert de overeenkomst tussen beide spelers. Op zijn tijd konden ze de meest vreselijke blunders maken. Dat Evert het zetje van Weiss miste is niet zo bijzonder, hij had wel vaker van die dingen. Dat Anton het miste is eigenlijk wel wonderlijk, tacticus als hij is.

Anton is nu 78 en speelt nog steeds in elke partij op zetjes. Altijd. Dit doet hij zonder zijn eigen stelling teveel te verminken, zodat hij ook qua techniek een  heel behoorlijke speler is waarvan het moeilijk is om te winnen. Maar net als bij Evert gaat het op hoge leeftijd wat vaker soms gruwelijk mis.

Dit gezegd hebbende ben ik nieuwsgierig geworden naar Antons resultaten in het NK. Zes keer meegedaan (volgens Wipke). Voorspelling: totaal ongeveer op zijn gemiddelde. Eindpositie twee maal middenmoot, twee maal bij de eerste vier, twee maal bij de laatste vier. Spanning en sensatie. Ga nu zoeken op toernooibase:

1968   11-11 (9)

1971   11-11 (6)

1962   11-11 (6)

1975   11-12 (6)

1988   13-9 (14)

1989   13-11 (9)

Nou, gemiddeld -1 (‘dankzij’ vooral 1988), zo over de hele in de middenmoot. Anders dan Evert nooit een toppositie. Je kunt niet alles hebben, Anton kon er wel mee thuiskomen dacht ik zo.

Zelf kwam ik Anton in verschillende wedstrijden tegen. Meerdere malen KF en HF, de laatste keer in de clubcompetitie Drents Tiental – Huizum ergens begin jaren negentig. Het was die ene keer dat ik bijna verloor. Hij wist in een van mijn, toegeven, dubieuze lijfopeningen met dito voorpost akelig lek te schieten. En bracht mij met een aantal tactische dreigingen tot aan de rand van de afgrond.

Toen we een keer voor de KF tegen elkaar moesten, vroeg ik Anton na afloop waarom hij voor een bepaalde voortzetting had gekozen. Hij sprak toen de volgende wijze woorden: ‘je moet altijd een zet doen waar de tegenstander niet op rekent!’ Gooien we ook de on-liner van Jacob Spoelstra er nog maar een keer tegen aan: ‘je moet altijd een zet doen waarvan je niet ziet hoe die verliest!’

Anton Schotanus was ook bestuurlijk actief. In het KNDB bestuur (ik geloof zelfs een tijdje als voorzitter) en bijvoorbeeld als mede-organisator van de legendarische KSH-toernooien in Hoogemeer-Sappezand (Johan Bas-stiaannet). KSH deed hij samen met de legendarische Wim Los en en niet minder legendarische Siep Mensonides.

Tot slot heb ik nog een scherpe pen op de tong over de schorsing van Hans Jansen ooit vanwege een tripel offer tegen Hans Vermin. Ik weet echter niet zeker of Anton als bestuurslid daar bij betrokken was. Dus daar ga ik hier nu niets over zeggen.

André, jij mag weer!

 

Evert Bronstring: NK 1968

André van der Kwartel

Evert Bronstring debuteerde in 1964 in het Kampioenschap van Nederland. Pas vier jaar later plaatste hij zich weer voor het NK. Tegen die tijd was de samenstelling van de finale teruggebracht naar twaalf deelnemers. Evert zou als achtste eindigen met 11 punten uit 11 wedstrijden.

Evert begon met een rustige remise. In de tweede ronde won hij eenvoudig van Wim van der Sluis.

E_1968_1

E. Bronstring – W. van der Sluis

Na 34-30 (13-19?), 40-34 (8-13?), 43-39 en zwart stond verloren.

Na weer twee remises won Evert in de vijfde ronde van Aad Ivens. Dat ging met een beetje geluk, maar Evert had dat geluk niet nodig hoeven te hebben.

E_1968_2

A. Ivens – E. Bronstring

Evert koos hier voor: (12-18), 48-43 (18×36), 37-31 (36×27), 32×12 (23×32), 38×27. Wit heeft nu zó veel compensatie voor zijn schijf achterstand dat Kingsrow de stand als gelijkwaardig beoordeelt. In een latere fase van de partij zou de witspeler echter onvoldoende doortastend optreden en alsnog verliezen.

In de diagramstand adviseert Kingsrow: (16-21!), 31-27 (21-26). Zwart dreigt met (12-18), (1-7) en (17-21) de witte stelling op te blazen. Daar is eigenlijk maar één tegenreactie op mogelijk: 34-30 (12-18), 39-34 (1-7), 34-29 (23×25), 28-23 (17×39), 23×1 (39-44). Nu is 1-6 verhinderd door (19-23), dus er komt een macro-eindspel op het bord, waarin zwart twee schijven meer heeft.

In de zesde ronde kwam Evert te spelen tegen Pieter Bergsma, die zijn eerdere nederlaag in 1964 recht zette. Al vroeg in de partij overzagen beide spelers een verrassende wending:

E_1968_3

P. Bergsma – E. Bronstring

(14-19?), 31-26?? Beide spelers overzien: 28-23!! (19×28), 33×22 (18×36), 34-30 (25×34), 39×26.

Maar, vraagt de argeloze lezer zich af, waarom slaat zwart niet anders? Welnu: (18×29), 34×14 en wit heeft een gratis doorloop naar dam. De witte schijf kan immers niet worden aangevallen vanwege 31-26 of 40-34-30..

Een tweede slordigheid van de zwartspeler werd niet gemist:

E_1968_4

P. Bergsma – E. Bronstring

(6-11??), 33-29 (24×31), 39-33 (35×24), 33-29 (24×33), 43-38 (33×42), 48×6.

Na weer een gelijkwaardige remise in de zevende ronde kwam Evert in de achtste ronde tegen Jan Bom te spelen. Ook die partij werd remise, maar daarover mocht Evert niet klagen:

E_1968_5

J. Bom – E. Bronstring

Zwart aan zet speelde hier (9-14?) en kwam ermee weg. Hij had beter voort kunnen zetten met: (18-23), 29×18* (12×23), enz. met gelijke stand. Wit vervolgde met 41-37 (7-11), 37-31? Maar met deze voor de hand liggende zet vergooit wit zijn voordeel. Wit had 45-40! moeten spelen. Daarmee verhindert hij (14-19) wegens 28-23 enz. Zwart is dus verplicht tot (11-16), waarna 37-31 wit van schijfwinst verzekert.

Na 37-31 was het partijverloop: (14-19), 31-26 (19-23), 28×19 (24×13), 35×24 (13-19), 24×22 (17×37) en de partij liep remise. Mogelijk zal hebben meegespeeld dat deze zettenreeks zich afspeelde tussen de 46e en 50e zet.

Na een gelijkwaardige remise tegen Piet Roozenburg volgde weer een remise, nu tegen de – voor mij – niet bekende Jan Blom. Een lastige beslissing in een waarschijnlijk gewonnen stand kostte Evert de overwinning:

E_1968_6

J. Blom – E. Bronstring

Zwart aan zet moet iets met de dreiging 34-30. In de partij koos Evert voor een voortzetting die lijkt op een forcing: (25-30!?), 34×25 (24-29). Het lijkt dat zwart groot voordeel heeft, maar zoals het spelverloop laat zien, valt dat tegen: 43-38 (3-9), 38-33 (29×38), 32×43 (21×41), 46×37 en Kingsrow geeft aan dat de stand in evenwicht is.

Waarschijnlijk zou (24-30) tot winst hebben geleid. Een variant ter illustratie: 43-38 (8-13), 38-33 (3-9), 34-29 (13-19), enz. Zwart zal ofwel doorbreken op de witte korte vleugel ofwel een schijf winnen op de zwarte korte vleugel.

In de elfde en laatste ronde verloor Evert van Anton Schotanus. Eerst miste Evert een eenvoudig zetje en enkele zetten later liep hij zelf in een iets verrassender zetje. De helden waren vast vermoeid.

E_1968_7

E. Bronstring – A. Schotanus

(12-17??), 49-43?? Beide spelers overzien het zetje van Weiss: 26-21, 27-21, 37-31, 32×1. Spelverloop: (7-12), 27-21 (11-16), 45-40 (16×27), 32×21 (6-11), 38-32? (19-23!), 29×16 (24-30), 21×12 (8×17), 35×24 (20×49). Als wit nu 32-27 (49×35), 27-21 had gespeeld, dan had wit de remise nog in de hand gehad, maar wit speelde 40-35 (49×27) en verloor kansloos.

Oom Pieter leert zijn neefje dammen

Evert Dollekamp

Snode plannen zijn er om gesmeed te worden. De onvermoeibare André van der Kwartel, onvolprezen LDG club-icoon (ontelbare jaren voorzitter om maar wat te noemen) verblijdde mij onlangs met het volgende opwekkende mailtje:

Dag Evert,

Het is alweer een tijd geleden dat wij elkaar hebben gesproken, maar ik merk dat jij nog steeds bijdragen levert aan de website. Dank daarvoor! En daarover heb ik een vraag. In mijn zoeken naar het leveren van nieuwe bijdragen aan de website heb ik het plan opgevat om de avonturen van Evert B. door te nemen in de verschillende NK’s waaraan hij heeft deelgenomen. Het eerste NK (1964) heb ik inmiddels met behulp van Kings Row doorgenomen en een aantal presentatiewaardige fragmenten ontdekt. (Waaronder zelfs een vermoedelijk gemist slagzetje, maar daar ben ik nog niet helemaal zeker van. Misschien is het zetje wel gezien maar te twijfelachtig gevonden. Wij zullen het helaas nooit meer kunnen vragen.)

Waar het om gaat is het volgende: in de reeks tegenstanders van Evert kom ik natuurlijk een heleboel bekende namen tegen: Roozenburg, Van der Sluis, Wim de Jong, Jan Bom, enz. Maar ook een paar – wellicht voor de huidige jonge generatie – minder bekende, zoals Okrogelnik en Hobbelen. En ook een paar namen die zelfs mij niets zeggen: Merijn Vos (Is dat de Vos van de Vos-variant?), Herman van Silfhout, Auke Steensma en Henk van Snippenburg.

Op grond van jouw enorme kennis van de damwereld en jouw uitgebreide netwerk vroeg ik mij af of jou die namen wel wat zeggen en of jij in een meer anekdotisch stukje misschien zou kunnen in spelen op de bijdrage die ik voor de website maak. We zouden dan een reeks van afwisselende stukjes kunnen maken: ik bespreek op mijn inmiddels bekende manier  “inhoudelijk”  het betreffende NK en vervolgens breng jij in een volgende bijdrage zo mogelijk wat anekdotisch materiaal in – voor zover dat natuurlijk mogelijk is.

Wat vind jij van dat idee?

MVG
André

Ik zal mijn antwoord kort samenvatten. Om de onge-evenaarde Wim de Bie te quoten die ooit bij een sollicitatie in alle zenuwen op de allereerste (gesloten) vraag antwoordde:

Jaan.

Het moge gezegd zijnde dat ik nog nooit gehoord heb van de Vos-variant. Totdat André daar in dit mailtje over begon. Kennis is macht! Of, zoals ik vrij naar Jan Hein Donner als armlastige steuntrekker en ICT-Tester mijn CV opstart:

‘Zij weten veel, die jonge testers van tegenwoordig. Meer dan wij wisten. Maar wij moesten dan ook denken, omdat wij nog niet zo veel wisten.’

Je moest eens weten hoe vaak ik juist vanwege die one-liner op mocht voor een gesprek. Een leuk onderdeel van een eventueel nieuwe baan, zo’n gesprek. Mijn favourieten zijn toch wel (als ik de kans krijg) te verkondigen: ‘daar kan ik in dit stadium helaas niets over loslaten!’ (De heer Molkenboer tijdens de (eerste?) parlementaire enquete) danwel: ‘testen is de kunst van het weglaten.’ Als ik ooit nog eens ‘Wie door de week traint is ‘s zondags moe’ kan laten vallen, ga ik met (vervroegd) pensioen. Wat het ook altijd goed doet, is de aanwezigen voor ze nog maar hebben kunnen knipperen met de ogen toe te spreken met een vrolijk en jolig

‘Welkom mijne vrienden!’

Gelukkig ben ik nog nergens aangenomen. Er zijn grenzen.

Zoals André in zijn vorige bijdrage op de LDG-website wist te melden zijn de halve finales voor het NK (hierna te noemen HF) tegenwoordig aardig aan verwatering onderhevig. Als je mee wilt doen, stuur je eenvoudig een mailtje naar de dambond. Alleen een te lage rating staat deelname in de weg. Een belachelijk criterium ook nog, rating zegt wel iets maar lang niet alles. Ik heb dat zo dikwijls meegemaakt in mijn praktijk. Zowel posi- als negatief. Zie ook later in dit verband een uitspraak van Sake P. (basisscholier te Sint Jacobaparochie).

Vroeger, toen alles beter was naar wij dachten, lag een langdurig traject van voorwedstrijden voor je klaar. Kon het zo maar langer dan een jaar duren voor je bij de HF was aangeland. Neem mij nu. Als inwoner van de Drentse plaats Vries (domicilie van voetbalvereniging VAKO – Vriezer Activiteit Kenmerkt Ons. Harrie Spaling!) mocht ik eind jaren zeventig, begin jaren tachtig komen opdraven voor het seniorenkampioenschap van Drenthe.

Als je pech had waren er nog voorronden ook. Het was een begin van een lange weg. Alleen de kampioen (vier maal won ik; gnuif … en ook vier maal won ik van 16-voudig kampioen en Drents Grootmeester Otto Drenth – hele grote gnuif! – … en een benauwde 1-1 tegen Otto – dat was DK nummer vijf) ging door naar de kwartfinales van het NK, ook wel rayonwedstrijden genoemd. In Rayon-Noord werden de coniferen van Drenthe, Friesland en Groningen in een poule van soms wel twaalf (want HF-terugvallers!) spelers opgeborgen.

Vervolgens zorgen dat je bij de eerste twee kwam. Nou, dat viel waarachtig niet mee. Ik kan me een jaar herinneren met toen acht deelnemers. Eitje zou je denken. Maar als je behalve jezelf Auke Scholma, Anton Schotanus, Sjoerd Visser, Pieter Bergsma, Douwe de Jong, Siep Buurke en Johan Capelle op de lijst ziet staan, piep je wel anders. En dan deden Peter van Harten, Peter Schuitema, Jacob Okken, Herman van Meggelen, Jannes van der Wal en Bauke Bies nog niet eens mee.

Ik mis je beste lieve Bauke. Grutjes met stroop, twintig tegen twintig gevulde borrelglazen in het stadspark. Slaan is kantelen. Daarom expres vijfklappers openzetten. Mooie tijden waren dat.

Dat jaar scoorde ik zes remises en uiteraard een vette kansloze nul tegen mijn Angstgegner Siep Buurke. Dat was natuurlijk niet genoeg. Hoe vaak ik aan de KF heb meegedaan weet ik niet meer, het zal een keer of tien zijn geweest. Ik geloof dat ik in 1982 voor het eerst kwam bovendrijven en een paar weekenden voor de HF naar Dordrecht mocht, waar het bondsbureau destijds was gevestigd en waar ook de HF wedstrijden werden gehouden.

Schiet me nu waarempel het Jeroen Goudt-ei te binnen. Om met Ton Sijbrands te spreken: daarover een volgende keer meer! Evenals degene van wie de uitspraak was: ‘ga je mee naar boven schat?’ Jaja, toen zat je van zaterdag op zondag nog gewoon in een (dubieus) hotel. Dat waren nog eens tijden! Dubieus? Om met Ton Sijbrands te spreken: daarover een volgende keer meer! Dan ook meer nieuws over de vespa van Cees Bakker.

Dordrecht dus. Twee overzichtelijke groepen van tien spelers, waarvan per groep de eerste vier werden veroordeeld tot de finale. Ook de wedstrijdtactiek van de meeste spelers was overzichtelijk. Zorg dat je een partijtje wint en de rest naar remise prutsen. Plus 1 was in 99 % van de gevallen voldoende. Wim van der Sluis presteerde eens alleen maar remises. Dat was toen zelfs die ene keer genoeg.

Niet iedereen deed daar aan mee. Zo ging Rob Geurtsen (Rayon-Noord!) eens een keer in de HF als een dolle stier tekeer (Een keer? Doet hij altijd!) en bedierf zijn groep met vijf overwinningen en vier nederlagen, zijn mede-opponenten verward achter latend. Nul remises, nog nooit vertoond! Hij of zij die het tegenspreke, late het weten.

Let wel. De legendarische uitspraak van Ruud Palmer moet ook nu herhaald worden: ‘Ik speel op zondag het liefst tegen iemand die de zaterdag ervoor heeft verloren. Kan ik hem mooi een trap nageven (zie ook het ‘s zondags moe boek-verhaal ‘Natrappen op de dag des Heeren’). Deze verhaaltitel heeft mij destijds met dank aan Martin van Dijk nog een lelijke afzet-omzet in Zeeland gekost. Hij wilde het boek hierom niet promoten. God is onverbiddelijk. Martin heeft het gratis toegezonden boek overigens wel netjes gekocht na zijn besluit er niet over te schrijven in zijn damrubriek. Dit even terzijde.

‘Niets is zo moeilijk als het voorspellen van het verleden’ zoals de Russen het zo snedig weten op te merken. Precieze jaar weet ik dus niet meer, wie het weten wille zoeke het op, maar ergens eind jaren tachtig begin jaren negentig zijn de rayonwedstrijden wegbezuinigd. Het laatste jaar HF oude stijl was dan ook een overgangsjaar.

Uit het ‘s zondags moe-boek:

Alle ballen op Joop

De tientalwedstrijd in Wapenveld tussen de plaatstelijke FC en het Drents Tiental is vooral een weerzien met Joop Rigterink, mijn oude strijdmakker in kwart- en halve finales. Kwartfinales bestaan trouwens al sinds eind jaren tachtig niet meer, kun je nagaan hoe lang een en ander geleden is. De laatste halve finales oude stijl heeft een extra PD-tintje.

Voor een soepele overgang naar de nieuwe indeling stromen uit elke groep van tien spelers de nummers vijf tot en met acht door naar de halve finales van het volgende jaar. Toevallig zitten Joop en ik in dezelfde groep en nog meer toevallig bivakkeren we tegen het einde van het toernooi rond de achtste positie op de ranglijst.

De nog te verspelen onderlinge partij is beslissend. Het wordt een onvergetelijk treffen. Vooral voor mij, want ik weet de partij op haast onmogelijke wijze te winnen. In een vijftien-om-vijftien moet ik na een vastloper een doorgebroken schijf toestaan op bijna-op-dam-veld 45, terwijl de verdediging allang is vertrokken richting vijandelijke linies.

De volle stand wordt echter mijn redding. Een halve middag weet ik damhalen op zijn minst onaantrekkelijk te maken en als Joop de laatste remisemogelijkheid uit een soort van ongeloof onbenut laat, win ik met groot vertoon van macht. Nu gebeurt het wel vaker dat een onverdedigd stuk op 45 niet blijkt te winnen, maar om nu met nul punten naar huis te moeten, is ook weer een beetje overdreven.

De wedstrijd in Wapenveld geeft mij een historische herinnering. Uit hetzelfde onvolprezen moe-boek:

Mag ik dan nu de bordjes zien ?

Wapenveld uit, altijd lastig

Het zijn die weinige nostalgische momenten die een dammersleven kleuren. De plaatselijke vereniging resideert in een bijzaaltje van de dorpskerk alwaar de dienstdoende beheerder alles regelt, van het klaarzetten van de tafeltjes tot het opwarmen van de soep. Deze keer komt daar een bijzondere taak bij, want de arbiter is niet komen opdagen. Geen probleem voor onze conciërge, dat doet hij er wel even bij.

De wedstrijd zelf lijkt al snel van alle spanning ontdaan, onze winstpartijen vallen als rijpe appels. Na het vierde speeluur wordt het echter toch nog spannend. Het van alle gemakken voorziene scorebord blijkt toch niet van alle gemakken voorzien. Van elke mogelijke partij-uitkomst liggen zeven uitslagenbordjes keurig op een stapeltje. Na onze zevende winstpartij stijgt de spanning dan ook tot een kookpunt. Vooral omdat nog een partij voor het Drents Tiental op winst staat.

Onze vice-voorzitter Jan Ekke de Vries ziet echter tijdig de ernst van de situatie in en biedt in een voordelig eindspel remise aan. Wapenveld wordt zo verlost van een afschuwelijk inconvenient! Want met een viltstift verder moeten terwijl men alles zo netjes op een rijtje heeft, dat is uiteraard geen gezicht. Men maakt zich nog wel enige zorgen omtrent de geldigheid van de wedstrijd vanwege het ontbreken van een echte arbiter.

‘Straks moeten we nog overspelen ook.’ Ik kan het niet laten daarover op te merken: ‘Laten jullie dan wel aan aantal van die 0-2 bordjes bijmaken?’

Wat ben ik toch grappig.

En dan nu snel terug naar Rayon-Noord beste kijkers

Pieter Bergsma (Terwispel), deelnemer aan onder andere het NK 1964, was regelmatig een van mijn tegenstanders. Een keer of vijf, zes kruisten wij de degens, zoals dat zo mooi heet. Bijna allemaal gelijkwaardige remises, waarbij ik geen enkele keer echt een poot aan de grond kreeg.

Die ene keer dat Pieter bijna van mij won, werd na het sluiten van de vrede opgewekt besloten met de mooie one-liner: ‘Zo, eindelijk weer eens een partij met voordeel!’ Het was niet Pieters beste toernooi om het maar even zachtjes uit te drukken. Dat speelde hij in het NK van 1968, toen hij de nationale titel greep voor onder andere grootheden als Geert van Dijk en Piet Roozenburg! Ook voor Evert Bronstring trouwens, zodat dit toernooi vanzelf aan bod komt in de serie van André. Bergsma won toen overigens van Evert, dit even terzijde.
Pieter Bergsma was een heel aardige joviale man. Hij was in zijn latere jaren een beetje de vaderfiguur van Rayon-Noord voor spelers als Bauke Bies, Peter van Harten, Siep Buurke, Jannes van der Wal, Auke Scholma, Johan Capelle en mijzelf. En de oom van Douwe de Jong. Altijd leuk als die twee tegen elkaar moesten. Pieter had er altijd de wind flink onder. Het was duidelijk hoe de (familie)verhoudingen lagen. Oom Pieter leert zijn neefje Douwe dammen zal ik maar zeggen. Nog beter: spelenderwijs, naar zijn eigen boekjes ‘Leer spelenderwijs dammen’. En een goede dammer was hij natuurlijk ook, je wordt niet zo maar eventjes Nederlands kampioen natuurlijk.

Gave techniek, gehaaid, alleen soms een beetje te passief. Maar ja, je kunt niet alles hebben. In zijn laatste jaren werd het uiteraard allemaal wat minder. Oud en gezondheidsproblemen. Zo moest hij na een enge ziekte een oog missen. Dat hoort je humeur geen goed te doen, maar als ik hem nadien nog een enkele keer trof, was daar niets van te merken. Tot het einde bleef het een vriendelijke, aimabele man die altijd belangstelling voor je had. En als je hem vroeg naar zijn eigen ellende, werd dat met een kwinkslag afgewimpeld.

Zijn zoon Douwe (vernoemd naar Douwe de Jong?) heeft ook nog een (korte?) tijd gedamd. Tegelijkertijd met Douwe Bergsma volgde ik begin jaren tachtig een studie aan de lerarenopleiding Ubbo Emmius in Groningen. Beiden hadden we een oogje op Wilma de Haas, die wij er van verdachten geen BH’s te bezitten maar wel de eigenaar was van geweldige tieten en ook overigens een prachtig figuur had. Haar strakke kleding hielp daarbij niet om je aandacht bij iets anders te houden. Wat kun je van een vrouw toch geweldig in de war raken. Heb er van wakker gelegen, echt waar.

Geen wonder dat Douwe en ik die studie niet hebben afgemaakt. Overigens had Wilma al een vriendje, zo bleek later. Een BK. BofKont. Hoewel Wilma wel een nogal scherpe tong had. Heb je dat weer. Dan toch maar liever vrijgezel. Zodat je vrijelijk uit verschillende lichaamsopeningen onwelgevoeglijke geluiden kunt laten ontsnappen zonder dat iemand daar iets van zegt. Nou, is dat mooi geformuleerd of niet.

Samen met Douwe liep ik stage in het pittoreske Friesche Sint Jacobaparochie. Verder weg vanaf Groningen kon niet, zodat we daar ons speciaal op inschreven. Te laat realiseerden we ons dat daar in het verre Sint Jacobaparochie de schooldag ook gewoon om half negen begon … Gelukkig hadden we de beschikking over een auto, die ik mocht lenen van mijn moeder (eindpunt 96!). Van de stage zelf heb ik precies één ding onthouden. Onbetwist hoogtepunt:

Meester: ‘En Sake P., dus het antwoord moet nega…?’
Sake P: ‘…tief zijn meneer!’

Nog even over die auto: ik had destijds net mijn rijbewijs. Als beloning mocht ik van mijn moeder een dag na het behalen van mijn diploma haar auto in de garage zetten. Zorgvuldig manouvrerend schuurde ik de rechterkant langs het metaal van de garagedeur. Het geluid ging mij door merg en been. Toch maar even kijken. En ja hoor: een jaap van een slordige meter over voor- en achterportier.

Oud-wereldkampioen Slawa Tsjegolev: ‘What to do?’

‘En? Is het goed gegaan?’ vroeg mijn moeder. ‘Ja hoor. Er zit alleen zooooo’n kras op je auto!’ Moeder lachen natuurlijk, die Evert is me toch een lolbroek. ‘Ich bin mier Einer’, om met Herman Finkers te spreken. Altijd lachen met die jongen. Een paar dagen nadien, toen ze zelf de auto nodig had: ‘er zit me potjandorie een hele dikke kras op mijn auto!’ ‘Ja, dat zei ik toch?’

Enkele jaren later kwam ik thuis met het stempel NK-hekkesluiter op mijn voorhoofd. Genadeloos nam ze wraak: ‘Ach, er moet ook iemand laatste worden!’ Grote glimlach, ook dat nog. Opvoeden is ook een vak. Ik heb me werkelijk waar zelden zo eenzaam gevoeld. Maar goed: eenzaamheid is nu eenmaal het lot van een hekkesluiter.

Evert Bronstring: NK 1964

André van der Kwartel

In het partijenbestand van Turbo Dambase zijn bijna 1400 partijen van Evert Bronstring opgenomen. Dat is een rijke bron om uit te putten voor bijdragen aan de website van het Leids Damgenootschap. Blijft alleen nog de vraag wat een zinvolle invalshoek was om partijen te selecteren. Ik heb gekozen voor de partijen die Evert speelde in het Nationaal Kampioenschap. Daar heeft hij tussen 1964 en 1984 veertien keer aan meegedaan, dus daar moet voldoende materiaal uit te halen zijn om nog vele bijdragen aan deze website te leveren.

In 1964 nam Evert voor het eerst deel aan het NK. Hij was toen 21 jaar. In die tijd moest een speler zich nog naar de finale knokken via het Kampioenschap van Leiden (inclusief voorrondes), het Kampioenschap van Zuid-Holland en de halve finales van het Kampioenschap van Nederland. Dat waren nog eens tijden! Tegenwoordig kan een speler met een voldoend hoge rating zich eenvoudig opgeven voor deelname aan de halve finales. (Ik denk overigens dat Evert in 1964, toen hij in Leiden kwam studeren, de fase van het Kampioenschap van Leiden al lang voorbij was.) Aan dit NK deden zestien spelers mee.

Evert startte het NK 1964 met twee remises en won in de derde ronde van Henk Laros. Een overwinning die vrij gemakkelijk tot stand kwam.

E_1964_1

H. Laros – E. Bronstring

34-29? (23×34), 40×29 (19-23!), 39-34 (17-22!). Zou de witspeler de consequenties van deze zet hebben onderschat? 37-31 is verhinderd door (23-28), (28-32) en (22-28×36) en 37-32×37 is verhinderd door (23-28), 32×23 (20-24). Er blijft dus niets anders over dan 27-21 (14-19). De computer adviseert nu 45-40 (20-25), 44-39 waarna zwart een schijf gaat winnen. In de partij speelde wit 43-39 en kwam na (20-25) verloren te staan, hoewel het nog 33 (!) zetten duurde voordat zwart de buit binnen had.

In de vierde ronde won Evert gemakkelijk van Ferdi Okrogelnik die de opening te ambitieus opzette. In de vijfde ronde won Evert van Pieter Bergsma. Die overwinning sprak natuurlijk tot de verbeelding, maar had helaas niets met de partij te maken. Bergsma had een groot deel van de partij overheersend, zo niet gewonnen gestaan, maar uiteindelijk kwam de volgende remise-stand op het bord:

E_1964_2

E. Bronstring – P. Bergsma

Het is de 55e zet van zwart, dus van tijdnood zal waarschijnlijk geen sprake meer zijn geweest. Meende Bergsma hier nog op winst te spelen? In ieder geval vergreep hij zich aan (43-48??) en kon na 9-4 (48×30), 40-34 (30×31), 4×36 opgeven.

Met nog twee remises erbij had Evert dus na zeven ronden een fraaie ‘plus drie’ score opgebouwd. Maar in de achtste ronde werd hij binnen dertig zetten door Wim de Jong hardhandig van het bord gezet. Een ronde later herstelde Evert zich weer met een zege op Jan Bom. Het einde van de partij was spectaculair.

E_1964_3

J. Bom – E. Bronstring

Wit kan nog naar remise spelen met de actie 33-29-24, maar speelde hier: 12-7? (11×2), 18-12 (44-49), 22-17 (49-40), 12-8 (19-23!), 28×10 (40-35), 8×19 (35×4!!). Een heuse zevenklapper.

Evert bereikte in het NK nooit hoger dan de vierde plaats. Naar eigen zeggen was dat omdat hij ‘onvoldoende trefzeker’ was. Iets platter gezegd: Evert maakte voor een topspeler te vaak fouten.
Dat overkwam hem ook in de tiende ronde van het NK 1964. In twee opzichten speelde Evert een rampzalige partij.

E_1964_4

H. van Silfhout – E. Bronstring

Wit aan zet speelde 36-31? (26×37), 42×31. Zwart antwoordde met (12-17), maar mogelijk was: (19-23!), 28×17 (24-29), 33×24 (13-19), 24×13 (9×36). Heeft Evert dit zetje gemist of taxeerde hij de overblijvende stand als onvoldoende kansrijk? Het is in ieder geval duidelijk dat alle kansen aan zwart zijn.

Maar deze gemiste kans valt in het niet bij wat Evert twaalf zetten later overkwam:

E_1964_5

H. van Silfhout – E. Bronstring

Zwart staat hier al niet zo goed meer en Kingsrow adviseert dan ook (24-30×30). Het spelverloop was echter: (13-18), 22×13 (9×18), 43-38 (18-23??), 34-29 (23×21), 26×8 en zwart gaf een paar zetten later op.

In de 11e ronde mocht Evert aantreden tegen Piet Roozenburg. Die bloedstollende partij eindigde in remise. Ook in deze partij doet zich de vraag voor: Is er een zetje gemist of is hij als te weinig kansrijk afgewezen? Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat Piet Roozenburg onderstaande damzet zou hebben gemist.

E_1964_6

P. Roozenburg – E. Bronstring

Kingsrow adviseert (20-24×14), maar Evert speelde (9-14). Wit antwoordde met 49-44, maar mogelijk was: 37-31 (26×37), 32×41 (23×32), 33-28 (32×23), 38-33 (21×32), 33-28 (18×27), 29×7 (32×23), 34-30 (25×34), 40×9 (4×13), 7-1. Een prijzige dam, maar het lijkt erop dat hij na 1-40 in veiligheid kan worden gebracht.

In de dertiende ronde won Evert door een gelukje. In tijdnood sloeg zijn tegenstander in een remisestand verkeerd. Maar een ronde later verloor Evert weer door een eenvoudig zetje:

E_1964_7

A. Steensma – E. Bronstring

Na (8-13?) volgde: 23-18! (12×23), 28-22 (17×28), 26×17 (11×22), 27×29 en wit kwam een schijf voor. In de diagramstand is (19-24) goed speelbaar.

Evert sloot het toernooi af met twee remises. Hij eindigde als vijfde.

Eendagsvlieger

Evert Dollekamp

Mijn damleven bestaat uit een aaneenschakeling van anekdotes. Mijn leven bestaat voor het overige uit een aaneenschakeling van foute beslissingen. Vrouwen, werk, huizen, op een damclub gaan, enzoverder enzovoorts. Soepel gaat het nooit. Nu lijd ik weer aan geldtekort. Zucht. Dit even terzijde.

Uit het ‘s zondags moeboek een sprookje uit begin jaren negentig:

Zo af en toe wordt een wedstrijd van de Asser Damclub (de voorloper van het Drents Tiental, op haar beurt de voorloper van Hijken DTC – de Hijken Drents Tiental Combinatie) publieksmatig opgesierd door een grootheid uit lang vervlogen tijden. Deze keer is het dermate lang geleden dat ik de persoon in kwestie even naar de naam moet vragen. Het is Eddy Walbeehm, één van die markante eendagsvliegen die de Asser Damclub gekend heeft.

In de sport verdiende Walbeehm destijds voornamelijk zijn sporen als masseur van het eerste elftal van voetbalvereniging VAKO uit Vries (Vriezer Activiteit Kenmerkt Ons, ik kan het ook niet helpen). Dezelfde club waarin Harrie Spaling in het vierde elftal als doelman furore maakte. Voor de cultuurbarbaren onder ons: Harrie bedacht ooit tijdens een voetbalwedstrijd de onvergetelijke one-liner ‘Wie door de week traint is ‘s zondags moe’, toen een overtrainde tegenstander na een solo van vijftig meter jammerlijk in de grond trapte.

Die ene keer dat supporter Walbeehm voor ons optreedt, is te danken aan onze preses Bert Dollekamp. Op de hoogte van zijn passie voor het damspel, wordt Walbeehm gevraagd of hij te porren is voor een dagje Bennekom. De Asser Damclub zit weer eens met negen man, terwijl de allerlaatste strohalm Wim Vlieger al is aangetrokken. Daarover straks meer.

Walbeehm vindt het fantastisch en viert zijn uitverkiezing met een onverwachte remise. Onverwacht, want Walbeehm is per slot van rekening niet meer dan een veredelde huisdammer die bovendien de notatie niet onder de knie heeft. Maar dat laatste euvel weet hij dermate te camoufleren dat de arbiter met succes om de tuin wordt geleid.

Dat de wedstrijd in Bennekom wordt gewonnen, komt echter vooral door het optreden van Wim Vlieger. Anders dan Walbeehm behoort Vlieger tot de inventaris van de vereniging. Ten tijde van de wedstrijd is hij de zeventig al ruim gepasseerd, maar wat meer zorgen baart is zijn slechte gezondheid. Vlieger slaat echter protesten van vrouw en kinderen in de wind en meldt zich voor de treinreis op het station in Assen.

In Bennekom aangekomen wordt de wandeling naar het speellokaal een zware beproeving. Meerdere malen moet onze held even uithijgen, zodat zijn teamgenoten op een gegeven moment het ergste vrezen. Het bereiken van de plaats van bestemming wordt beloond met het eerste bord. Bert van Harten – Wim Vlieger. Het is in de tijd dat Van Harten nog volop in de arena te vinden is, onder andere tijdens vergeefse pogingen de NK finale te bereiken (nog onze welgemeende felicitaties!). Een ieder van ons is zeer bevreesd de stilist te bestrijden, maar Vlieger maakt het allemaal niet uit. Een uitgelezen kans om op zijn oude dag nog een keertje historie te schrijven.

Het wordt een geweldig gevecht. Vlieger behoudt tot ver in het eindspel zicht op remise, daarmee zijn medespelers tot grootse prestaties aanzettend. Zij bouwen in de tussentijd een comfortabele voorsprong op, zodat de uitslag aan het eerste bord er op een gegeven moment niet meer toe doet. Alleen eer en eeuwige roem staan nog op het spel. Jammer dat het uiteindelijk in een ogenschijnlijk onschuldige vier-om-vier toch nog mis gaat.

Tot slot: Bert van Harten is back! Nieuwsgierig naar zijn huidige performance een paartijtjes (sommige tikfouten zijn te leuk om te veranderen) nagespeeld voor zijn club DES Lunteren. Het is nog steeds een stijl om jaloers op te worden. Beetje een Toine Brouwers look-a-like. Niet spectaculair, maar wel een gave techniek. Genieten!

Oplossingen combinatieprijzen uit Brunssum deel 1

Hans Tangelder

Brunssum 2000:
Na 33-29!, 26-31? won Erno Prosman fraai door
1.33-29! 26-31? 2.29×9 31×31 3.44-40 35×33 4.32-28 33×22 5.9-3 30×39 6.3×27 25-30 7.27-43 30-35 8.43-49 16-21 9.49×16 35-40 10.16-11 40-45 11.11-50

Brunssum 2001:
Ron won na 49-32 41-36 32-16 7-2? door
14-20 25×12 16-49 2×19 15-20 24×15 26-31 36×27 49×47

Br2001_oplossing

De overblijvende stand is in alle drie mogelijke voortzettingen uit.
1e. 30-24 (47×20) 15×24 (9-14)
2e. 15-10 (47-41) 10-5 (41-46)
3e. 15-10 (47-41) 10-4 (41-36)

Brunssum 2002:
Na 28. 40-34? won zwart door
28-32 29. 37×28 14-19 30. 25×23 24-29 31. 33×24 22×44 32. 49×40 16-21 33. 31×22 17×46 34. 26×17

Brunssum 2003:
Na 15. 14-19? won wit door 16.41-37 19×39 17.44×33 23×34 18.27-22 17×39 19.26×17 12×21 20.38-33 39×28 21.32×5

Brunssum 2004:
Na (17-21) 26×28 (9-13) 31×22 (19-24) 30×19 (13×44)? won wit door 48-43 (44-49) Verplicht. Zwart moet damhalen anders verliest hij een schijf door 43-39.  22-18 (12×32) 38×27 (49×21) 43-38 (21×30) 35×4!

Brunssum 2005:
Na 11-16? won wit door 37-31 (26×37), 48-42 (37×48), 38-32 (27×38) 33×42 (48×19) 24×4

Ter oplossing combinatieprijzen uit Brunssum deel 1

Hans Tangelder

Vandaag de eerste uit een serie van drie, met daarin als opgaves de fragmenten waarvoor in het Brunssum toernooi de combinatieprijzen werden toegekend. Vandaag de jaren 2000 tot en met 2005. Volgende weekend worden de oplossingen op deze website gepubliceerd.

Br2000

Brunssum 2000: Erno Prosman – Igor Tschatoriiski

Wit aan zet speelt 33-29! Hoe won wit na 26-31?

Br2001

Brunssum 2001: Martin van Dijk – Ron Heusdens

Als zwart hier vervolgt met 26-31, dan kan wit remise halen met 41-37 (31×42) 25-20 (14×23) 7-2 (19×30) 2×3!
Hoe won Ron na 49-32 41-36 32-16 7-2?

Br2002

Brunssum 2002: Guido Verhagen – Tjeerd Harmsma

Hoe won zwart na 40-34?

Br2003

Brunssum 2003: Martin van Dijk – Alex Boxum

Zwart heeft zojuist 14-19? gespeeld. Hoe won wit?

Br2004

Brunssum 2004: Nico Lughthart – Jan Terpstra

Stand na 43-39. Hoe strafte wit (17-21) 26×28 (9-13) 31×22 (19-24) 30×19 (13×44) af?

Br2005

Brunssum 2005: Maikal Palmans – Jan Terpstra

Hoe won wit na het zojuist gespeelde 11-16?

Anekdotes

Joop Burgerhout

ANEKDOTES

Ruud Kloosterman schreef op 13 februari jl. op Facebook het volgende: “Ik ben benieuwd naar de meest vreemde momenten die mijn dammersvrienden hebben meegemaakt. Ik vermoed dat daarmee boeken kunnen worden volgeschreven!”

Na een paar uur waren er al vele anekdotes, geschreven door tientallen damvrienden uit het hele land. Ik heb ze met plezier gelezen. Toen ikzelf ging terugblikken kwam ik uit op Gert van Zuylen die in mijn jonge jaren een grote invloed op mijn leven gehad. Hij was dammer bij RDC Rijnsburg en deed in de jaren 60 mee met de Zuid-Hollandse kampioenschappen. Over hem twee verhalen:

GERT VAN ZUYLEN

In 1969 werd ik van de HBS gestuurd. Ik was 14 jaar, had zeer en indrukwekkend lang haar en was kleurling. Een naar identiteit zoekende puber die zijn uiterste best om niet op te vallen, en daarom gevoelig was voor alles en iedereen. In het Katwijkse dorp werd ik soms gepest en ik was erg gevoelig geworden voor geluiden over huidskleur. Dan sloeg ik erop los.

Maar goed, het was 1969 en wie niet naar school ging, moest werken. Op de Rijnsburgse Damclub nam Gert van Zuylen me apart. “Wat is er loos?” en ik vertelde hem dat ik van school gestuurd was. Ik kwam de dag erna al bij Gert te werken, die een bloemenexportbedrijf aan het opzetten was. Iedere dag nam hij een half uurtje de tijd voor me. Dan was ik plots bijrijder in zijn vrachtwagen of moest ik even met hem meelopen naar de kantine om koffie te halen (twee kopjes koffie!) en dan praatte hij. “Jij moet leren om met pesten om te gaan, anders wordt het niets met jou. Ik noem jou voortaan ‘zwarte’ en dan zeg je tegen mij ‘hou je bek, dikke!'” En zo deden we …

Gert ben ik eeuwig dankbaar. Hij heeft humor in mijn leven gebracht, heeft me geleerd dat contact houden heel belangrijk is – ook met de pesters.

Hij heeft me trouwens ook veel verteld over het element van de psychologie in het damspel (zie hieronder, de damrubriek van 3 maart 1979 werd onder andere aan hem gewijd).

Gert van Zuijlen 1

(als de rubriek hierboven niet goed leesbaar is klik dan hier om die te lezen)

Een staaltje van de psychologie van het winnen liet Gert zien in een van zijn partijen tegen Wim Leeuwenburg:

COLA EN GERT VAN ZUYLEN

Gert van Zuylen speelde in de onderlinge 1970-1971 tegen Wim Leeuwenburg. Gert stond beroerd, en vroeg me met dwingende blik in de ogen om cola te halen. Hij maakte het blikje open en vroeg plots iets aan me … of ik nog wat wist waarom Napoleon zijn hand in zijn vestzak had (zoiets …!?!). Ik wist het niet en hij nam een slok cola en gierend van het lachen proestte hij de cola over het bord en over Wim Leeuwenburg. Alles kleefde en Gert stelde remise voor.

“Anders had ik verloren, Jopie …”,zei hij toen Wim Leeuwenburg thuis onder de douche stond.

Een paar weken later. Gert zou kampioen van Rijnsburg worden. Hij stond bovenaan, aartsrivaal Arie Vletter volgde hem op een punt. Een wedstrijd tegen de nummer laatst die geen schijf van een bord kon onderscheiden. Winst zou hem de titel opleveren. Gert was vrolijk en had al aan veel mensen verteld dat hij kampioen zou worden. Gerts vrouw, zijn broer, zijn zwager, heel wat vrienden en personeel van zijn bedrijf stonden met veel drank en een groot aantal hapjes klaar om te gaan feesten. RDC speelde in de Immanuelkerk en de koster schonk alleen frisdrank en bier. Hij was een aimabel persoon die het prima vond dat mensen ook zelf wat meenamen.
De partij vergde wat tijd, en de koster en de fans van Gert hadden alvast de flessen geopend. Gert ging zo nu en dan even naar hen toe, ‘nog eventjes, ’t is zo afgelopen en dan kunnen we gaan feesten’. Het werd 22 uur en het drinken was al goed begonnen, en …. toen ging de partij verloren!

Het leek wel een dodenherdenking. Niemand van zijn fans wist hoe je iemand moet troosten als ie verloren heeft. Er werd dus niets gezegd en na een half uurtje was iedereen vertrokken.

Ik weet niet waarom ik dit typ, maar ik heb jarenlang – nog steeds – kunnen schaterlachen om de contrasten.
De tweede plaats werd vermeld in de Nieuwe Leidsche Courant van 23 juni 1971.

Gert van Zuijlen 2

(als dit stukje hierboven niet goed leesbaar is klik dan hier om het te lezen)

Een greep uit mijn partijen tegen Evert Bronstring – 6

André van der Kwartel

Mijn partijen met Evert Bronstring lijken een onuitputtelijke bron van leerzame en soms spectaculaire partijfragmenten te vormen, maar de bodem van die bron komt in zicht. Deze bijdrage begint met een partij die Evert en ik in september 2010 speelden.

EA_6_1

Evert – André (16-09-2010)

Na (12-17?) speelde wit 44-40, maar mogelijk was: 34-30! (23×43), 48×39 (25×43), 44-39 (43×34), 27-22 (17×39), 38-33 (39×28), 32×5

Het volgende fragment illustreert het voor mij misschien wel meest frustrerende moment uit mijn partijen met Evert. Ik geef de opening erbij, want die is interessant genoeg.

1.32-28 16-21 2.31-26 11-16 3.37-32 18-22 4.41-37 7-11 5.46-41 1-7 6.34-29 20-25 7.40-34 14-20 8.44-40 10-14 9.50-44 4-10 10.29-23 21-27 11.32×21 16×27

EA_6_2

André – Evert (16-02-2012)

Het partijenbestand van Turbo Dambase geeft aan dat deze stelling 34 keer is voorgekomen. De meest fantastische voortzetting die ik heb gezien is: 36-31 (27×36), 38-32 (25-30), 34×25. Dat is voer voor de echte dammers. Ik zag hier een slagzet schitteren die ik er graag in wilde houden. 35-30! Deze zet is overigens meerdere keren in deze stand gespeeld. Evert dacht tamelijk lang na en zijn hand bewoog zich naar de schijf op 11. Op dat moment heb ik mijzelf ongetwijfeld verraden of er was sprake van een telepathische band. Op zich niet zo vreemd als je zo veel uur tegenover elkaar hebt gezeten. Evert aarzelde, trok zijn hand terug en speelde (20-24). Nadat ik 40-35 had gespeeld, vertelde ik tegen een toeschouwer dat mij zojuist een prachtige slagzet was onthouden. Evert vroeg of ik dat zeker wist, waaruit ik afleidde dat Evert de dreiging inderdaad niet gezien had. Na (11-16?) zou zijn gevolgd: 36-31! (27×36), 23-18 (12×32), 38×18 (13×22), 37-31 (36×27), 30-24 (20×38), 43×1!! Vooral het heen en weer gooien van de zwarte schijf op 27 is een aardig detail. Overigens is de slagzet helaas geen nieuwe vondst. Eric van Dusseldorp presenteerde hem een tijd later toevallig in een van zijn krantenrubrieken. Ik weet niet meer uit welke partij die kwam. In ieder geval was die partijstelling heel anders.

Toeval bestaat niet tenzij dat toevallig wel zo is. Terwijl ik werk aan deze bijdrage aan de website glijdt het nieuwste exemplaar van het blad ‘Hoofdlijn’ door mijn brievenbus (Januari 2021, nummer 243) met daarin het slot van een reeks verslagen van het Belgisch kampioenschap 2019. Op bladzijde 12 tref ik de volgende opening aan:

Yves Vandeberg – Hein de Cokere

1.32-28 16-21 2.31-26 11-16 3.34-29 7-11 4.36-31 1-7 5.40-34 18-22 6.34-30

die resulteert in de volgende stand:

EA_6_3

Zoals terecht bij het commentaar wordt aangegeven, een opening die zwart de mogelijkheid geeft tot grote ruilen, maar 34-30 is ook een aardige lokzet. De zwartspeler trapte erin: (21-27??), 29-23! (27×36), 23-18 (12×32), 38×18 (13×22), 37-31 (36×27), 30-24 (20×38), 43×1.+

Terug naar mijn partijen tegen Evert.

Ongeveer een jaar later verraste Evert mij met een schijfwinst in de opening die ogenschijnlijk volkomen kansloos was, maar wel degelijk succesvol bleek te zijn. De manier waarop zonder aarzeling de schijfwinst nam, gaf mij het idee dat hij dat eerder op het bord had gehad. Achteraf is de enige reden dat ik deze partij verloor de onderschatting dat het met die tijdelijke schijf achterstand wel goed zou komen. Ik geef hieronder de gehele partij weer.

1.33-29 17-21 2.39-33 21-26 3.44-39 11-17 4.50-44 6-11 5.32-28 17-21 6.38-32 20-24 7.29×20 15×24 8.31-27 10-15 9.43-38 18-23 10.49-43 5-10 11.27-22 12-17. Om dit moment gaat het. Evert neemt zonder veel tijd te investeren een schijfwinst. En zeg nu zelf: die ziet er toch volstrekt kansloos uit? 12.33-29 24×33 13.38×18 19-24 Misschien had ik hier degelijker (15-20) kunnen spelen, maar nog steeds maakte ik mij geen zorgen. 14.42-38 15-20 15.47-42 13-19 16.38-33 10-15

EA_6_4

Evert – André (04-04-2013)

17.36-31!? Evert overschat zijn positie. Nodig was 43-38. (8-12) is dan verhinderd door 34-30, 22-18 en 28-23.

17…8-12? Maar op mijn beurt neem ik mijn kansen niet optimaal waar. Met (1-6) zou ik de uitval van Evert weerlegd hebben. Er dreigt vernietigend (7-12) en (24-30) of (24-29) en het dichtzetten van veld 38 lost dat probleem niet op. Blijft over 31-27 maar dan beschikt zwart over: 18. …. 7-12 19.18×7 8-12 20.7×18 24-30 21.35×13 14-19 22.13×24 20×36

18.31-27 Evert mist hier het eerder aangegeven zetje met 34-30 enz. 18…12×23 19.43-38 2-8 20.33-29 24×33 21.38×18 8-12?? Na (8-13) had het nog een heel verhaal kunnen worden, maar nu komt er snel een eind aan de partij. 22.18-13 19×8 23.22-18 12×23 24.28×10 en opgegeven.

In 2014 lukte het mij weer eens om van Evert te winnen. Nadat ik eerder in de partij het gewonnen eindspel had verprutst was op de 60e zet de volgende stand ontstaan (zwart aan zet):

EA_6_5

André – Evert (06-03-2014)

Evert speelde hier (28-32), 38×27 (24-29), 34×23 (17-22), maar na 18-4 (22×31), 4×36 gaf zwart op. In de diagramstand is echter een verrassende remise te vinden voor zwart: (6-11!). Wit zit in zetdwang, want 34-30 wordt weerlegd met (28-32!), 38×27?? (17-22!). Wit heeft dus niet veel anders dan 18-1, waarna zwart remise maakt door (24-30), 34×25 (28-33), 38×29 (35-40).

Evert is – onder veel meer – beroemd geworden door zijn randspel. Niet te verwarren met flankspel. Hij kon schijven op een subtiele manier de rand inschuiven, zodat de tegenstander een vorstelijk ogend centrum werd gelaten, waarvan enkele zetten later bleek dat die stand zo goed als verloren was. Ergens in de jaren tachtig moest Evert ooit een wedstrijd spelen tegen Erno Prosman. Hij had toen nog geen auto en bovendien had hij Jannes van der Wal op bezoek. Ik was wel bereid om hen naar het toenmalige clublokaal van Samen Sterk in Hazerswoude te rijden. Op een gegeven moment riep Evert door de speelzaal naar Jannes: “Jannes, ik ben nu het centrum helemaal kwijt.” Ik wist direct hoe laat het was. Erno zou die partij kansloos verliezen. Ik denk dat dit ook de partij was waar Evert Dollekamp in zijn vorige bijdrage aan de website naar verwees.

Nu ik toch bij de recente bijdrage van Evert Dollekamp ben beland: Ook ik ben vaak bij Evert Bronstring in de Prinsenstraat op visite geweest. Eén keer heb ik het mogen meemaken dat Jannes van der Wal en Hans Jansen er ook waren. Het was een merkwaardige ervaring. Evert en ik zaten aan een tafel, Jannes en Hans zaten met een dambord op de grond. Ik zal nooit het vervreemdende effect vergeten om te kijken naar twee jonge mensen die samen zitten de giebelen om grapjes, waarvan jij als toeschouwer niet eens begreep dat er een grap was, laat staan wat de grap was. Evert begreep het kennelijk wel, want die giebelde regelmatig mee.

In onderstaand fragment staat één van de mechanismen weergegeven waarmee Evert een krachtig ogend centrum toch op de knieën kon krijgen.

EA_6_6

André – Evert (16-10-2014)

Ik speelde hier 42-38!? Waar 33-29 was aangewezen. Tot mijn verbazing reageerde Evert met (13-19×9). Deze zet past zeker niet bij Evert in zijn hoogtijdagen, maar op latere leeftijd speelde hij overzichtelijker. De winstzet voor zwart is hier (20-24!). 34-29 verliest een schijf door (13-18), 29×20 (18×29), 33×24 (30×19). Toen ik Evert hierop wees, reageerde hij met: “Stom. Ik heb met dat mechanisme tientallen wedstrijden gewonnen.”

Een belangrijk detail is dat met (20-24) ook de zet 28-22 uit de stand wordt gehaald. Dat betekent dat wit al na een paar zetten in temponood komt en wel verplicht is om 34-29 te spelen.

Een ander voorbeeld van precies hetzelfde mechanisme had zich vijf jaar later kunnen voordoen in een partij tussen Evert en mij. Tijdens een analyse kwam de volgende variant naar voren:

EA_6_7

André – Evert (11-04-2019, analyse)

Als wit hier 32-28? speelt, kan dit mechanisme actief worden: (20-24), 29×20 (18×29), 34×23 (15×24), 27-22 (13-18), 22×13 (3-9), 13-8 (2×13), 23-19 (30-34!)

Ik wilde hiermee mijn terugblik op mijn partijen met Evert Bronstring afsluiten. Er is nog materiaal genoeg voor méér, maar het is ook weer tijd voor iets anders. Om daar alvast een voorzet voor te geven: Hans Tangelder heeft op deze site kortgeleden aandacht gegeven aan de valluikslag. Dat deed mij terugdenken aan een analyse die ik ooit heb gemaakt van een partij tussen Fred Ong en Sam van der Kwartel. Zie het volgende diagram:

EA_6_8

Fred Ong – Sam van der Kwartel

Zwart speelde hier (24-29), enz. De Partij liep later remise. Ik liep op dat moment langs het bord en dacht: “Waarom geen (24-30!)?” Het blijkt, dat zwart dan gewonnen staat en er komen allerlei aardige slagzetjes in de stand. Het gaat mij nu echter om één in het bijzonder: 33-29? (19-24!), 29×20* (15×24), 28×19 (24-29), 34×23 (13×24), 22×13 (8×28), 32×23 (21×34), 40×20 (25×14) en zwart wint een schijf. Een valluikslag midden op het bord!

Dit fragment komt nog uit de tijd dat analyseren handwerk was. Voor deze bijdrage voerde ik de stand in de computer in. Ik werd prompt verrast met: (23-29!), 34×14 (3-9), 14×3 (24-29), 33×24 (18-23), 28×19 (12-17), 3×12 (17×28), 32×23 (21×34), 40×29 (11-17), 12×21 (16×47), 19×8 (2×13). Voor wat het waard is. Omdat ik de gevolgen van (24-30) wilde onderzoeken, heb ik niet naar dit soort mogelijkheden gekeken.

Oplossing coup Georgiev

Hans Tangelder

Hier vindt u de oplossing van de opgave van vorige week.

Coup georgiev

Coupe Georgiev, zwart wint

Oplossing: Zwart slaat fantastisch toe met 12-18! 23×12 03-09 12×03 13-19! 24×04 20-24! 29×09 25-30 34×25 10-14! 09×20 15×24 04×27 21×45! 03×21 16×47!