Matige start van het tweede

Vol goede moed begonnen we de eerste ronde in de tweede klasse ZHDB met een thuiswedstrijd tegen Delft. Verse teamcaptain Zwinkels had uitgebreide instructies gegeven dat er gezonde zetten gedaan moesten gaan worden en ook een beetje vlot, geen tijdnood! Dat laatste lukte amper want terwijl bij veel van onze tegenstanders de klok nog rond de aanvangstijd schommelde zaten wij allemaal al in onze laatste tien minuten.

Ook wat gezonde zetten betreft gaf de teamleider een slecht voorbeeld. Tegenstander Loek Tillemans had ik Eelco al eens zien verpletteren met een lang intacte pyramide van Drenth waar allerlei zetjes mee uitgehaald konden worden. Met mijn partijopzet was weinig mis volgens de kenners. Helaas ging ik zetten doen aan een kant van het bord waar mijn tegenstander aan het aanvallen was. Het mooie was ervan af en toen deed ik even snel een zet waarbij ik een combinatie met damgeven toeliet. Schijf achter, geen stelling meer en later nog een schijf en 2-0 achter.

Gelukkig waren er snel daarna ontwikkelingen aan het bord van Eric. Ik heb een korte samenvatting gemaakt van zijn appverkeer over de partij: “Mijn partij vond voor een belangrijk deel op de klok plaats. De heer Jan Frissen speelde zijn eerste 25 zetten steeds binnen 1 minuut, zodat zijn klok een getal tussen 45 en 50 bleef tonen. Mijn eigen tijd zag ik lijdzaam wel geleidelijk afnemen naar 35, 30, 25 enzovoorts. Natuurlijk wist ik dat ik iéts moest doen om deze ontwikkeling te keren. Maar echt snél dammen, dat blijf ik nog steeds zeer moeilijk vinden. Te vaak ben ik al in een zetje gelopen om me er niet van bewust te zijn dat elke zet nauwkeurig gecontroleerd dient te worden. Ik zocht mijn heil daarom in de ruil, die twee voordelen heeft. Ten eerste wordt er tijd op de klok mee gewonnen, zo’n twee minuten voor een eenvoudige 1-om-1. Ten tweede wordt de stelling eenvoudiger. Nadat mijn klok 25 aanwees, besloot ik om eens op de borden van mijn teamgenoten te kijken. Ik constateerde dat zij met hetzelfde tijdprobleem worstelden. Zouden onze tegenstanders deze actie gecoördineerd hebben, dacht ik? Dat zou niet onlogisch zijn – wij schakers blijven toch langzame dammers, kwetsbaar voor combinaties.

Op mijn bord besloot mijn tegenstander intussen om een belangrijk deel van zijn materiaal te concentreren op zijn korte vleugel. Was ik toch te traag geweest met mijn geruil, vroeg ik mij af. Zou ik nu een vernietigende aanval over me heen krijgen? Ik was er helemaal niet gerust op en kon niets beters verzinnen dan met mijn witte schijven een compacte formatie in het centrum te vormen. En af en toe maar weer een ruiltje via het veld 30 te nemen. Ik wachtte met spanning op de zwarte doorstoot aan mijn linkerzijde, maar … die kwam lange tijd niet. Pas op zet 33 besloot Frissen tot 21-27, maar toen was er aan de andere kant van het bord al zoveel geruild dat ik daar voor mezelf ook mogelijkheden begon te zien. Achteraf legde Koos me uit dat de zwarte aanval eigenlijk helemaal niet goed was, onder meer omdat er op veld 7 geen zwarte schijf stond. Een leerzame les! Op zet 38 liet Frissen zich een blunder ontglippen met voor mij een gratis doorbraak naar dam, waarna hij meteen opgaf. Steven zei meteen dat wit sowieso gewonnen stond, ook zonder de blunder, wat ik maar nauwelijks kon geloven. Maar de computer gaf Steven naderhand gelijk.”

Helaas ging Eelco daarna er vanaf: “Met 35-30 vloog tegenstander Valk (iedereen weet Valken doen dit met 200 km per uur) er direct in. Principieel speelde ik uiteraard 20-25. Ik meen mijn eerste partij tegen 35-30 dus alles moest weer achter het bord bedacht worden. En daar zit dan ook gelijk het probleem. Geen openingskennis en gevoeligheid voor zetjes kosten te veel tijd in de opening die je later tekortkomt. Valk besloot zijn aanval op 24 af te ruilen en zo op veld 15 aan de rand te landen. Zoals bekend niets nieuws daar valken nu eenmaal graag broeden op de richels. Toch gaf dit mij een duidelijk betere stelling door een sterk centrum. Maar goed, ik had natuurlijk weer boter op mijn hoofd, want ergens rond zet 30, toen de tijd weer schaars was, raakte ik het spoor volledig bijster. Te

veel geruil en onnauwkeurige opbouw zetten zorgden ervoor dat wit terugkwam in de partij en zelfs de overhand kreeg. Met een leuke combinatie wist Valk zijn prooi snel te vangen.”

Alle ogen waren nu gericht op bord 1, Quirinius: “Met de knullige verliespartij tegen H. Valk van vorig seizoen nog vers in het geheugen, had ik mij ditmaal beter op DOS Delft voorbereid. In plaats van de revanche waarop ik hoopte, mocht ik echter tegen de heer W. Heeringa spelen. Een herintreder die zijn mooiste en laatste officiële partijen speelde voordat ik begon met schaken. Een uitermate vriendelijke gentleman met een natuurlijke damstijl waar ik veel van kan leren. Moeiteloos schoof Willem de schijven naar een winnende stelling terwijl ik verwoed allerlei onzinvarianten aan het uitrekenen was. Een van die varianten was een damzet die mijn tegenstander niet eens overwogen had. In onderstaande stelling zag ik tot mijn schrik na het uitvoeren van 19. 37-32 en het openzetten van het gat op 37 zoals ik al zo vaak verkeerd heb gedaan dat er wel degelijk een damzet in zit. Deze damzet kost 4 schijven (7 om 3) maar omdat wit direct erna de dam voor 4 schijven wint komt wit een schijf voor. Voor schakers blijft dit onbegrijpelijk. 7=3+4 lukt nog wel maar waarom sta je dan een schijf voor? Het is niet te verklaren, maar het simpele feit dat de dam ook bij het halen een schijf vervangt en het dus een schijf kost wil er maar niet in. Misschien heeft het ermee te maken dat bij het schaken een dame halen ook wel een pion kost maar slechts een nietig pionnetje. Niet een hele schijf. Enfin, het kan ook aan mij liggen.

Zodra ik mijn Tsjitsjov-kanon had gebouwd liep zwart er op 21 langs en dacht ik een mooi moment te zien voor een Hooglandaanval. Ik zag zoveel gaten bij zwart dat ik vermoedde dat er wel een mooie kans uit zou voortvloeien. Hier begon tijdnood al een rol van betekenis te spelen. Ik had zeker niet al zwart’s antwoorden beoordeeld. Toch wist mijn tegenstander vrijwel direct de volgens de computer beste voortzetting te kiezen. Nadat hij echter ook zijn kroonschijf bij de verdediging betrok kreeg ik hoop omdat het gat op 3 lonkte. Het lukte om daar een dam met rente te halen, echter deze rente bleek negatief toen mijn dam vrij snel gevangen werd. Wit hield 3 schijven voor de dam over dus ik had nog stille hoop op een resultaat.

Tijdnood. Waarom je sneller moet spelen? De kracht van het spel van mijn tegenstander heeft zonder meer te maken met zijn vermogen om zijn tijd goed in te delen. Waar ik op de andere borden razendsnelle beslissingen genomen zag worden, was het alleen mijn tegenstander die rustig de tijd nam voor zijn zetten. Dit kwam zijn spel ten goede. Hij kwam zo goed te staan dat hij vanaf het middenspel met vertrouwen meer tijd naast het bord doorbracht (in mijn bedenktijd) dan aan het bord. Desalniettemin zou ook hij baat hebben gehad bij sneller spel. Om de eenvoudige reden dat zijn teamgenoten zo snel speelden dat alle andere partijen al gespeeld waren toen wij in een voor mijn tegenstander zeer gunstig eindspel waren beland. Met de 2-4 stand op het scorebord was een remise voldoende voor mijn tegenstander om de matchpunten binnen te halen en zo geschiedde, in gewonnen stand. Zwart bood remise aan en hoewel de schaker in mij hier moeite mee had, kon ik opmaken uit de houding van mijn teamgenoten, die al richting de bar liepen, dat het me vergeven zou worden hier voor eigen glorie een remise te pakken.”

Einduitslag 3-5 voor Delft, volgende ronde tegen Alphen uit moet het echt beter!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *