Archive for 30/01/2021

Limburgse lekkernijen: de Valluikslag

Limburgse vla

Hans Tangelder

Deze week heb ik niets liggen voor de website. Vandaar ben ik wat gaan grasduinen op het Internet. Op het het Limburgs damforum, kwam ik enkele fraaie fragmenten van Bert Verton van de Maastrichtse damclub MDC tegen, die ik hier opnieuw onder de aandacht wil brengen. Daarom geef ik nu het woord aan Bert Verton:

Bert Verton, Limburgs damforum, 2006

Eens in de zoveel jaar zit ik – wat betreft het dammen – in een dip. Ongeïnspireerd geschuif en slechte resultaten kenmerken zo’n fase, waarin ik mij serieus afvraag of die houtjes nog wel een rol in mijn leven moeten blijven spelen. Ik weet niet of andere dammers dat ook wel eens hebben, mij is het in ieder geval een keer of drie overkomen dat ik bewust wat afstand tot het damspel heb genomen. In al deze gevallen ben ik er telkens op dezelfde manier bovenop gekomen, namelijk met een ooit als jeugdspeler gewonnen damboekje van Raman “combineren op het dambord”, meer specifiek diagram 12 op bladzijde 45.

LL1

Wit speelt en wint. Met een valluikslag. Een Coup de la Trappe, waarbij Coup op z’n Frans als “Koe” uitgesproken dient te worden, zoals wijlen Jan Bom mij nadrukkelijk geleerd heeft. Dat onoverzichtelijke gebuitel van de schijven gevolgd door die gaten creërende rondslag heeft mij altijd tot de verbeelding gesproken. Onvoorstelbaar dat wit dat massieve zwarte blok op diens rechtervleugel compleet oprolt. Deze combinatie heeft voor mij alles in zich wat het dammen zo mooi maakt.
Oplossing: 28-22 (17×28) 26×17 (11×22) 33-29 (24×33) 30-24 (20×40) 35-30 (25×34) 44×35 (33×44) 49×20 (15×24) 32×5.

Helaas ben ik in mijn eigen wedstrijdpraktijk nog nooit een valluikslag tegengekomen. Ik ken ook geen partijen van Limburgse dammers waar de Coup de la Trappe daadwerkelijk werd uitgevoerd. Wel herinner ik mij nog goed onderstaand diagram.

LL2

De stand is afkomstig uit een wedstrijd MDC – DIOS en de witte schijven behoorden toe aan Jo ten Haaf. Zoals altijd had Andy Damen de partijen door Truus laten analyseren en op de eerstvolgende clubavond werd de stelling op het bord gezet. Alle aanwezige MDC-ers probeerden tevergeefs de door Jo gemiste combinatie te vinden totdat Pieter Haas het lokaal binnenstapte, deze keek slechts luttele seconden naar de stand en voerde toen – tot grote bewondering van zijn clubgenoten – in één keer de valluikslag uit. Jammer dat we deze sympatieke wereldreiziger en heel goede dammer niet meer in onze damzalen tegenkomen.
Oplossing: 26-21 (17×26) 37-31 (26×28) 34-30 (23×34) 30-24 (19×30) 35×24 (20×29) 39×30 (28×39) 43×3.

LL3
Stephen Lenselink – Eddy Budé

Hetzelfde mechanisme zien we in bovenstaande stand uit een wedstrijd Cema/De Vaste Zet 2 – Raes DC Maastricht. Eddy had hier op listige wijze een valluikslag in de stand gevlochten. Indien wit zou hebben vervolgd met 34-29? was de combinatie mogelijk geweest. Stephen speelde echter een andere zet.
Oplossing: 34-29? (14-20) 25×23 (17-21) 28×17 (21-27) 32×21 (16×27) 31×22 (12×21) 23×12 (8×50).

Waarschijnlijk komt de Coup de la Trappe het meest voor in de korte vleugel opsluiting. Ik heb eens in Turbo Dambase gezocht en kwam daar de volgende stand tegen.

LL4
D. de Voogd – W. Okrogelnik

In een nationale competitiewedstrijd (1999) had Willy hier de mogelijkheid om het uit te maken met een in dit soort standen karakteristieke valluikslag. Helaas miste zwart deze kans, maar gelukkig won hij de partij later toch nog.
Oplossing: (23-29) 34×23 (25×34) 40×29 (20-25) 29×20 (25-30) 35×24 (14×25) 23×14 (9×49).

Een greep uit mijn partijen tegen Evert Bronstring – 5

André van der Kwartel

Alvorens ik verder ga met een nieuwe greep fragmenten uit mijn partijen met Evert Bronstring, wil ik eerst iets schrijven over deze serie publicaties als zodanig.

Omdat het Leids Damgenootschap gedurende lange tijd niet als damvereniging bij elkaar kan komen, begon ik mij zorgen te maken over de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor LDG als geheel. Niet voor niets kennen wij in Nederland het spreekwoord “Uit het oog, uit het hart”. Vrijwel de enige verbindende schakel tussen de leden van LDG is op dit moment onze website. Maar dat werkt alleen als die vanuit de leden wordt gevoed en actief door de leden wordt gevolgd. Vanuit die gedachte besloot ik met enige regelmaat stukjes ter plaatsing aan te bieden aan onze voortreffelijke webmaster Hans Tangelder. Na enig wikken en wegen besloot ik de partijen tussen Evert Bronstring en mij als rode draad voor mijn bijdragen te nemen.

Evert vond dat prima. Sterker nog: hij suggereerde om onze partij van 10 september 2020 in de reeks op te nemen, naar aanleiding van onze analyses over de vraag of Evert in die partij al dan niet gewonnen had gestaan. (Zie de eerste aflevering van de reeks.) Nooit had ik kunnen bevroeden dat dat ook onze laatste partij zou worden.

Op de laatste clubavond van 2020 kwam Evert ons clublokaal binnen met de mededeling “Mijn dagen zijn geteld.” Na een kort moment van onbegrip mijnerzijds werd snel duidelijk dat dit Everts manier was om ons het slechtst mogelijk nieuws te brengen: Evert bleek terminaal ziek.

Ik was in die periode bezig met de tweede aflevering in de reeks te schrijven, maar nu had ik het daar erg moeilijk mee. Hoewel het doel van de reeks niet was veranderd, veranderde de zwaarte ervan ingrijpend. Van een licht ironisch anekdotische terugblik naar iets wat op een In Memoriam zou kunnen gaan lijken. Dat wilde ik absoluut niet. Naar eigen zeggen had Evert nog een half jaar te leven en de verleden tijd waarin ik mijn stukjes schreef kreeg in de nieuwe context een heel andere lading. Ik wist niet goed wat te doen en legde uiteindelijk per e-mail mijn worsteling aan Evert zelf voor. Zo’n relatie hadden wij. Evert reageerde met één woord: “Doorgaan.”

En daarom ben ik met deze reeks doorgegaan, mede in de verwachting dat Evert nog maandenlang zou kunnen meelezen, misschien zelfs nog commentaren zou geven. Ineens is ook dat perspectief verdwenen. En weer heb ik het er moeilijk mee. Maar ik houd mij aan de laatste instructie van Evert: “Doorgaan.”

EA_5_1

Evert – André (09-01-2003)

Ik had zojuist met (23-28) ingeruild en ik kan mij levendig voorstellen dat Evert er genoegen mee nam om 27-22 te spelen, waarna ik direct kon opgeven. Puur voor de aardigheid vermeld ik hier de fraaie afwikkeling die door de computer in deze stand werd gevonden: 30-25 (21×32), 29-24 (12×21), 43-38 (32×43), 24-20 (15×24), 34-30 (43×34), 40×9 (3×14), 37-31 (26×37), 41×3.

EA_5_2

Evert – André (18-11-2004)

44-40? (24-30!), 40×29 (19-23), 29×9 (6-11), 35×24 (20×38), 32×43 (8-13), 9×18 (12×41).

EA_5_3

André – Evert (18-05-2006)

Sinds kort beschik ik over Turbo Dambase 10, waarin naast Flits ook de analyseprogramma’s Kingsrow en Scan zijn opgenomen. Het is grappig om te zien hoe verschillend de diverse programma’s een stand evalueren. In deze stand zou volgens Flits wit na 35-30 heel licht voordeel hebben, maar Kingsrow geeft na deze zet licht nadeel. Helaas speelde ik 45-40, waarna wit volgens beide programma’s groot nadeel heeft. Maar zwart profiteerde niet. Gespeeld werd (9-13!?) maar mogelijk was: (19-24), 29×20 (9-13), 20×9 (27-32), 38×27 (16-21), 27×16 (23-29), 34×32 (25-30), 35×24 (22-28), 33×22 (18×49), 9×18 (49×44).

EA_5_4

André – Evert (18-05-2006)

In dezelfde partij miste Evert voor de tweede keer een aardige slagzet. Zwart speelde hier (14-19!?), maar mogelijk was: (4-10), 15×4 (28-32), 37×28 (13-19), 24×13 (18×9), 4×27 (25-30), 34×25 (17-21), 26×17 (12×45).

De lezer zal zo’n partij wellicht als een foutenfestival betitelen maar een jaar later lieten Evert en ik zien dat het erger kan. Ik merk hierbij op dat deze partijen van twee kanten als een foutenfestival kunnen worden beschouwd. Toevallig is het Evert die in deze fragmenten slagzetten heeft gemist, maar natuurlijk moet worden geconstateerd dat ik deze slagzetten evenzeer heb gemist.

EA_5_5

Evert – André (20-09-2007)

Wit speelde hier 27-21×21, maar had winst kunnen forceren met 28-23! De hoofdvariant gaat dan als volgt: (18x29A), 32-28! (12-18BC), 39-34 (30×48), 40-34 (48×22), 34×21 (16×27), 28×6

A) (19×28), 33×22 (17×28), 32×23 (18×29), 38-33 (29×49), 40-34 (49×21), 26×10.

B) (30-34), 39×30 (25×34), 38-32 (29×49), 40×20 (14×25), 28-22 (17×28), 32×3 (49×21), 26×19.

C) (14-20), 38-32 (29×49), 28-22 enz.

EA_5_6

Evert – André (20-09-2007)

We zijn in dezelfde partij elf zetten verder. Wit staat inmiddels huizenhoog gewonnen, maar zwart gaat er terecht van uit dat opgeven altijd later nog kan: (23-28?!) en – op dit moment – met succes: wit speelde 21-17 maar had op slag kunnen winnen door: 22-18 (13×22), 38-32! [Ik vermoed dat Evert dit tussenzetje heeft overzien.] (28×37), 33-29 (24×44), 35×4 (44×35), 4×15.

Na deze gemiste winst had zwart zich van de remise kunnen verzekeren met (9-14), maar ik speelde (19-23) en gaf wit daarmee de gelegenheid om zijn voordeel vast te houden met 39-34. Na (9-14) was deze zet niet mogelijk geweest.

Zwart bleef zich in een steeds nadeliger wordende stand verdedigen, waarmee op de 60e zet de volgende stand op het bord kwam:

EA_5_7

Evert – André (20-09-2007)

Zwart kan hier met (9-13) de verdediging voortzetten, maar dacht remise te kunnen forceren met (19-2!?). De bluf werkte: 11-6?? (18-22) en remise gegeven vanwege het vervolg (24-30).

Wit had echter wel degelijk kunnen winnen door: 39-30! (2×16) en nu wint zowel 30×22! als 30×4. In beide gevallen is zwart niet in staat de witte schijf op 44 aan te vallen. Er blijft dus een gewonnen vier-om-één over. (Merk trouwens op dat 30×27 (16×40), 45×34 niet wint.)

Oplossingen combinaties in de Roozenburg aanval deel 4

Hans Tangelder

Diagram 37: 16-21, 17-21, 23-28, 18-23, 20×29, 12-17, 13×35.
Diagram 38: 16-21, 2×13, 26-31, 13-19, 17×46.
Diagram 39: 10-14, 15×4, 26-31, 4-10, 13-19, 17×50.
Diagram 40: 13-19, 17×28, (33×22), 8-13, 11-17, 13×35.
Diagram 41: 25-30, 23×45, (14-10), 18-23, 17-22, 12×10.
Diagram 42: 7-11, 26-31, 15-20, 13×24, (4×22 meerslag), 17×50.
Diagram 43: 18-22, 11-17, 13×31, 20×29, 16-21, 26-31, 25-30, 15-20, 8×50.
Diagram 44: (33-28), 14-19, (27-22), 13×33, (24×4), 26-31, 22×31, 21-26, 26×46.
Diagram 45: 14-19, (40-35), 19×30, 16-21, 25-30, 23×32, 15-20, 13-19, 18×36
Diagram 46: 23-28, 18-23, 13×44, 20×29, 25-30, 15-20, 4-10, 8×46.
Diagram 47: 16-21, 22-27, 18×27, (29×18), 20×40, 9-14, 25-30, 13-19, 12-18, 8×46.
Diagram 48: 1.33-28 14-19 2.27-22 19×30 3.28×19 13×33 4.22×11 6×17 5.38×29 20-24 6.29×20 25×14 7.34×25 14-20 8.25×3 12-18 9.3×21 16×47

In memoriam Evert Bronstring

EVERT BRONSTRING (1943 – 2021)

Evert is niet meer.
Het nieuws dat Evert niet lang meer te leven had, sloeg medio december 2020 verpletterend toe. Nog zes maanden, zo schreef onze voorzitter, zouden hem nog resten. Een maand zou het worden. Een dag na het bericht van zijn ziekte, mailde ik aan Evert dat we op zeker moment allemaal in het eindspel van ons leven terecht komen. De link naar het damspel was uiteraard snel gelegd, maar de stijlfiguur van metafoor doet zo vaak afbreuk aan de diepte van de mens. Hij is immers veel meer dan dat. En Evert was veel meer dan een vergelijking met het platte spel met de damschijven. Ik eindigde trouwens mijn bericht met ‘beste en lieve Evert”. Het adjectief ‘lieve’ veronderstelt een warme band, waarvan ik wel, maar Evert waarschijnlijk geen benul van had. Evert was mij namelijk in al die jaren dierbaar geworden. In vriendschappen is dat normaal, er worden verhalen verteld over en weer en dan ontmoet je elkaar ergens op een dieper niveau. Evert werd ontmoet in het damspel, althans door mij. Ik vraag me af of hij ooit beseft heeft dat iemand als ik heel veel levenslessen heb gehaald uit dammen, maar bovenal heb gekregen van de dammer, Evert Bronstring!
Dat wil ik uitleggen in dit In Memoriam.

DE OPENING

Evert heeft nog net de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Haarlem 1943. Zijn oom was kampioen dammen en van hem leerde hij het spel. Na de HBS ging hij in Leiden wiskunde studeren, maar werd eerst speler van Constant, een Rotterdamse damclub. Na een jaar werd Evert lid van de Leidse Damvereniging. De secretaris van LDV had uit Rotterdam te horen gekregen dat hij een goede speler zou zijn voor het derde team, mits hij niet aan een van de bovenste borden zou worden gezet. Evert won daarop het kampioenschap van Leiden en werd binnen een jaar beschouwd als een van de grootste talenten binnen de toenmalige damwereld.
Er verschijnen interviews met Evert in de locale bladen. Die interviews zijn anders. Topsporters hebben het over hun prestaties en hun kansen op successen, bij Evert gaan vrijwel alle interviews over dat wat sterker is dan de mens, namelijk het spel zelf. Johan Cruijff kan aanbeden worden als de man met de vele kampioenschappen, maar Rudy van Dantzig zag de balletdanser. Evert sprak over het spel als het sacrale gebeuren dat eerbied verdient door het rituele in de diepte te benaderen, en wie dat niet deed werd nagenoeg van heiligschennis beschuldigd. “Het spel is om te spelen en juist dit doen ze niet (…) Het moet allemaal te precies volgens het boekje gaan en variaties worden vermeden (…) Het spel is voor mij om te spelen”, zei Evert in 1962. Hij hield van dammen en hij zou van dat met liefde gevulde geloof nimmer afvallen. In Evert zagen vrijwel alle dammers het heilige vuur. Niemand minder dan Ton Sijbrands wijdde in 1999 een trilogie aan hem in de onvolprezen rubriek in de Volkskrant, maar tot een werkelijke erkenning kwam het in dat woordje woordje: De Hogepriester! De damrubriek van de Volkskrant van 19 juli 2014 mag wat mij betreft ingelijst worden.
In de opening wordt het spelbeeld bepaald.
Het zijn de jaren 1962 – 1971. Evert haalt zijn kandidaatsexamen wiskunde in 1965, pas zes jaar later heeft hij zijn doctoraal. Vanaf dat moment wordt hij in de damrubrieken “de Leidse wiskundige, drs. E.P. Bronstring”, genoemd. Hij wordt leraar wiskunde op een middelbare school. Later leze we dat hij ook filosoof wordt genoemd. Waarschijnlijk heeft Evert aan de Centrale Interfaculteit het doctoraal ‘analytische filosofie’ er extra bij gedaan. Het zijn nog de jaren van de grote studiebeurzen en de eeuwige studenten. Evert heeft er tien jaar over gedaan. Dat valt wel mee.
Wat is er gebeurd in deze periode?
In 1968 is Evert woordvoerder namens een internationale groep studenten die de Derde Wereldweek organiseert. De NESBIC (Nationaal Students Bureau of International Cooperation) staat bekend als erg links, en de sympathieën gaan uit naar projecten die tegen Amerika en voor het communisme zijn. Er is een behoorlijke aanvaring met de professoren in Leiden die iedere medewerking ontzeggen, maar de wereldberoemde Zweedse wetenschapper, Gunnar Myrdal, weet men te strikken. Everts aandeel is aanzienlijk daarin.
Standpunt bepalen en dan verder gaan, complicaties niet schuwen en niet het compromis aangaan, omwille van een betere wereld. Dat is Evert tijdens 1968, het jaar dat bekend zou komen te staan als dat van de studentenrevoluties.
In dammen gaat het Evert om het spelbeeld bepalen, zelf de complicaties opzoeken en de tegenstander prangend erop wijzen dat het doordringen van de schoonheid en de diepte van het spel het ultieme doel is van dammen.

De opening zit erop.
Het spelbeeld is bepaald.
Evert is vanaf 1964 continu finalist bij de Nederlandse kampioenschappen; hij wordt gevreesd door grootmeesters; hij heeft een aantal legendarische partijen op zijn naam staan, waarvan die tegen tweevoudig wereldkampioen, Tjsegolew, furore maakt; en hij wordt gevraagd voor vrijwel ieder internationaal invitatietoernooi.
De opening zit er inderdaad op.

HET MIDDENSPEL

De enorme denker, Evert Bronstring, herbergt een merkwaardige tegenstelling die in de jaren na 1971 steeds helderder lijkt te worden. Zijn gedachten gaan alle kanten op, in de dampartijen komt hij met de meest fascinerende strategieën, zoals de totale omsingeling, en de opgedrongen kortevleugelopsluiting (waarbij het blokje 34, 39, 40, 44, 50 opgesloten mag worden) gelardeerd wordt met combinatoire noviteiten. Maar … hij zal Leiden niet verlaten, hoewel hij een seizoen bij het Haagse RDG speelt om dan weer terug te keren naar zijn Leidse Damvereniging. Dat honkvaste heeft hij gemeen met heel veel filosofen. In de rust komen nu eenmaal creaties tot stand.

Hij krijgt getalenteerde leerlingen, de Zwitserse grootmeester Hans Vermin, is er een van, maar de grootste is ongetwijfeld Jannes van der Wal. In creativiteit doet deze wereldkampioen uit 1982 niet voor Evert onder, maar er is een ander, veel groter verschil en dat is de humor. Om Jannes moesten mensen lachen. Jannes kon alleen Jannes zijn, hij was Jannes en werd gezien als een clown en besefte dat vaak niet. Evert had humor en zelfspot, hij kon relativeren, daarom ook reflecteren en dus naar anderen kijken.
Ooit interviewde ik Evert en vroeg hem naar het meest memorabele moment in zijn dammersbestaan. Die vraag had ik eerder gesteld aan sporters en dan kwamen er prijzen en heldenverhalen, waarbij de held de geïnterviewde was. Evert vertelde evenwel over de fabuleuze combinatie die Wim de Jong tegen Herman van Silfhout in het Kampioenschap van Nederland 1962 uitvoerde. Evert was daarbij en hij vond de reactie van Van Silfhout zo intens, dat hij dat het mooiste vond dat hij ooit had meegemaakt: ‘de handen van Van Silfhout gingen omhoog en hij kon alleen maar stamelen: dat heb ik niet gezien, dat heb ik echt niet gezien …’.
Dit tekent voor mij Evert Bronstring in het middenspel. Hij kon genieten van dat wat onbegrijpelijk was, ook al was dat niet in zijn eigen partij gebeurt.

Maatschappelijk is Evert actief in het Leidse club- en buurthuiswerk, hij is woordvoerder van acties, geeft wiskundelessen en hij is stabiel als dammer.
Het aantal interviews in kranten neemt af. In 1986 is hij somber over de toekomst van het clubdammen, alles wordt naar remise gehakt, verzucht hij. Dat de clubs steeds minder leden hebben, wijt hij aan de remises, maar dat het gaat om maatschappelijke ontwikkelingen is bij hem niet hoorbaar.

HET EINDSPEL

De overgang van midden- naar eindspel behoort tot de cruciale etappes. Tijdnood, gebrek aan concentratie, vermoeidheid en overmoed zijn elementen die opgeld doen. Evert krijgt rondom 2005 pensioen, hij is dan al lang geen finalist meer in de nationale kampioenschappen. In de Ere- en Hoofdklasse blijft hij een geducht tegenstander, hij doet menigeen versteld staan van zijn parate kennis van het spel. Trouw bezoekt hij de clubavonden, en hij is dan al jaren secretaris van het bestuur.
Dit deel is een spel met weinig schijven. De rechtgeaarde dammer weet dat iedere zet verschil kan maken tussen winst en remise, tussen remise en verlies. De buitenstaander ziet slechts een bord met een luttel aantal schijven, de spelers zien de dynamiek en kennen de diepte.
De laatste keer dat ik Evert in actie zag was in zijn partij tegen Van Westerloo. Hij overzag een zetje en gaf Van Westerloo een hand. Er zat verdriet in Everts ogen. Van Westerloo had ook verdriet: ik wil zo nooit spelen en winnen, en zeker niet tegen Evert, hoorde ik hem zeggen.
De laatste keer dat we als club van hem hoorden waren over zijn damboeken die hij aan de club gaf, en aan de mededelingen die hij aan onze voorzitter gaf.
Hij nam afscheid in stijl.
Het eindspel is met weinig schijven.
In stijl worden de schijven opgeborgen.
Op naar de volgende wedstrijd.
Evert, ik ben een gelovig mens. Van jou weet ik dat niet.
Of er gedamd wordt in hogere sferen, dat is mij niet bekend.
Ik ben je dankbaar dat ik de sferen van de hemel in jouw partijen heb mogen zien.
Ik ben je ook dankbaar voor wie je bent: Grootmeester bij de gratie van Verwondering!

Joop Burgerhout

Combinaties in de Roozenburg aanval deel 4: Zwart aan zet en wint

Hans Tangelder

Uit mijn archief ter oplossing: combinaties in de Roozenburg aanval deel 4. Zwart aan zet en wint! Volgend weekend staan de oplossingen op deze website. Bij diagram 41 wordt de weerlegging van 33-28? ingeleid met 25-30. In diagram 45 forceert zwart de winst. In diagram 48 kan nog 33-28, 14-19, 40-35. Maar niet 33-28, 14-19, 27-22? Waarop faalt deze actie?

CCI17102020_0003

Een greep uit mijn partijen tegen Evert Bronstring – 4

André van der Kwartel

We beginnen met wat onze oosterburen zo treffend een ‘kurzpartie’ noemen. Evert beschuldigt mij er nogal eens van zelfmoordstrategieën te hanteren. Zelf spreek ik liever van een optimistische speelwijze. Maar na een wat al té optimistische opening was na negen zetten de volgende stand ontstaan:

EA_4_1

André – Evert (19-06-1986)

38-32 had nog enig spel kunnen geven, alhoewel wit nu al heel moeizaam staat. Na het gespeelde 30-24? Vond Evert het welletjes: (28-33), 39×28 (14-19) en ik gaf maar op. Op 35-30 volgt eenvoudig (18-22), maar voor het publiek zou nog aardig geweest zijn: 43-39 (19×30), 35×24 (15-20), 24×15 (25-30), 34×25 (17-22), 28×17 (12×23).

EA_4_2

Evert – André (04-01-1990)

Ik had niet door hoe kwetsbaar de zwarte stand is, anders had ik hier wel de volgende noodsprong genomen: (17-22), 28×17 (16-21), 27×16 (18-22), 17×28 (6-11), 16×7 (23-29), 34×23 (8-12), 7×18 (13×44), 30×39 (19×48). Na 39-34 enz. loopt het snel remise.

In mijn onschuld speelde ik (14-20??) en werd na 42-37! geconfronteerd met een dubbele dreiging. Aan de ene kant van het bord dreigt 27-21, 37-31 en 32×14. Aan de andere kant dreigt 28-22, 34-29, 39×30 en 32×23. In plaats van op te geven, besloot ik in schoonheid ten onder te gaan: (18-22), 27×29 (19-23), 28×19 (13×42), 37×48 (25-30), 34×21 (16×49) maar het droge 50-44 maakte aan alles een eind.

EA_4_3

André – Evert (18-02-1992)

Staat wit in deze stand goed of slecht? 38-32 is natuurlijk niet goed wegens (18-23), maar eerst 24-19 (13×24), 38-32 ziet er toch wel kansrijk uit? Helaas. Evert kwam met de prachtzet (24-30!). 32×23 verliest nu direct na (20-24), dus: 35×24 (18-23), 29×7 (20×49), 32×23 (22-28) en wit gaf op.

Na 38-32 zit er overigens nog een tweede aardige winst in: (8-13), 32×23 (25-30), 34×14 (13-19), 29×20 (18×49), 14×23 (15×24).

EA_4_4

Evert – André (06-01-1994)

Zwart staat een schijfje achter, maar lijkt dat met (8-12) nog wel te boven te kunnen komen. Maar ik speelde (20-25?) en gaf daarmee aan Evert de kans op: 35-30! (25×43), 27-22 (17×39), 38-33 (39×28), 32×5. Evert liet deze kans niet voorbij gaan.

Overigens is in de diagramstand ook (8-12) nog niet zonder meer een oplossing voor de problemen van zwart. Zie bijvoorbeeld de volgende spelgang: 19-13 (18-23), 35-30 (9×18), 30-25 (10-14), 33-29 (23×43), 32-28 (x), 40-35 (x), 32×10.

EA_4_5

Evert – André (15-02-1996)

Een enkele keer lukte het mij om Evert te verschalken. In dit geval was dat niet zó moeilijk: Na 42-38?? Volgde (25-30), 34×14 (10×30), 35×24 (23×34), 39×30 (13-19), 24×4 (8-12), 4×22 (17×48). Deze dam wordt gerechtvaardigd door de losse witte schijf op 30. Het vervolg was: 27-21 (16×27), 32×21 (48×25), 49-43 (25×31), 26×37 en zwart stond een schijf voor.

Een andere keer dat ik tegen Evert een slagzet uithaalde was omdat hij in de opening een slordigheid beging. Ik laat dit fragment zien, omdat ik deze slagzet een van de meest spectaculaire typezetjes in het damspel vind. Hij kan- onder meer – uit de volgende opening ontstaan:

EA_4_6

André – Evert (13-09-2001)

1.33-28 18-23 2.31-27 13-18 3.38-33 8-13 4.42-38 17-21 5.34-30 20-24??

In zijn boekje “Combineren op het dambord” noemt F. Raman dit de “volle of halve maanslag”. Ik weet niet welke van de drie mogelijke namen (vol, halve of vol of halve) de juiste benaming is, maar dat maakt de slagzet niet minder fraai:

6.27-22! 18×27 7.33-29!! 24×31 8.30-24 27×38 9.43×32 19×30 10.28×37 14-20 11.35×24 20×29 12.39-34 en wit wint een schijf.

Wordt vervolgd

Een greep uit mijn partijen tegen Evert Bronstring – 3

André van der Kwartel

Ik was gebleven bij de partijen die Evert en ik speelden in de zomer van 1974. Ook de derde partij kende een spannend verloop, dat uiteindelijk in mijn voordeel uitviel.

EA_3_1

Evert – André (19-07-1974)

Wit staat wat slechter, zeker gezien de opstelling van zijn korte vleugel. De zet 34-30!? ligt dan ook voor de hand, maar is niet de beste verdediging. De computer suggereert 35-30 met als rechtvaardiging dat wit dan na (7-12) ‘gewoon’ 36-31 kan spelen. Wit blijft onder druk staan, maar kan zich nog verdedigen. Na 34-30 ging het verder met (7-12), 39-34 [39-33 is verhinderd wegens (12-17), (23-29) en (19-23)] (12-18), 32-27 (23×32) [Niet de beste. Sterker is (21×32), 28×37 (18×27)] 34×14 (9×20), 38-33?? Jammer, het overkomt de beste… (13-19!), 22×2 (32-37), 2×24 (20×49) en wit gaf enkele zetten later op.

Tot hier toe lijken mijn bijdragen meer op historische aantekeningen dan op “een greep uit..”. Om de titel van deze bijdragen aan de website wat beter te volgen ben ik gaan bladeren door de partijen tussen Evert en mij. Dat leverde onder meer de volgende wat lichtere fragmenten op.

EA_3_2

André – Evert (04-04-1976)

Ik was aan zet en wist niet beter te bedenken dan: 33-28 (22×33), 38×20 (27×47), 20-14. Ik zag de remise al aankomen. Helaas: (47-41!!) en ik gaf op. Een zet met schijf 14 wordt beantwoord met (17-22!) en na 35-30 volgt (23-29), 20- (17-22) met winst.

Overigens zou 33-29 wel remise hebben opgeleverd. Na (24×33) volgt 38×18 (27×47), 18×16 en zwart kan niet voorkomen dat wit naar dam gaat. Na (23×34) volgt 32-28 (22×33), 38×20 en ook dan is de remise verzekerd.

EA_3_3

André – Evert (05-07-1976)

In deze stand sta ik een schijf achter. Ik speelde hier 47-42 en werd door Evert streng toegesproken. Onder het spelen van (16-21) sprak hij op belerende toon: “André, je weet toch dat je deze zet moet verhinderen?” “Ja Evert, dat weet ik.” antwoordde ik en speelde: 31-27 (21×23), 24-20 (15×24), 33-29 (24×33), 39×10. Evert kon er ook wel om lachen.

Het verdere verloop is ook wel aardig om te vermelden. Zwart ging verder met (22-28), 34-29!? En hier had zwart de stand weer gelijk kunnen trekken door (3-9). Wit moet nu wel dam halen. Op 10-5 wordt de dam gemakkelijk met gelijk spel afgenomen. Op 10-4 volgt: (18-22) en nu op 4-15 het aardige (28-32).

EA_3_4

Evert – André (07-09-1976)

Ik herinner mij dit fragment nog goed. Evert speelde 33-28! en ik speelde à tempo (24-29), 28×19 (14×23). Naar andere mogelijkheden had ik niet gekeken, omdat ik deze uitval sowieso van plan was. Dit alles tot teleurstelling van Evert die mij na de wedstrijd liet zien dat ik niet had mogen sluiten:

A) (14-19), 35-30 (24×35), 28-22 (17×28), 44-40 (35×33), 38×29 (23×34), 32×5.

B) (13-19), 28-22 (17×28), 35-30 (24×35), 25-20 (15x24C), 44-40 (35×33), 38×20 (14×25), 27-21 (16×38), 42×15!!

C) Helaas blijkt er zoveel jaar later toch een lek in deze variant te zitten. Als zwart hier (14×25) slaat, wordt de dam met 44-40 enz. zo duur dat zwart de stand gemakkelijk gelijk kan houden.

EA_3_5

André – Evert (16-04-1980)

Ook Evert mist wel eens een slagzetje. Na 26-21?? speelde hij (14-19) en overzag daarmee de spectaculaire afwikkeling (22-28), 33×22 (24×33), 39×19 (13×24!!), 22×11 (6×50!!).

Wordt vervolgd

Oplossingen combinaties in de Roozenburg aanval deel 3

Hans Tangelder

Diagram 25: 14-19, (40-35). 19×30, 16-21, 25-30, 9×27.
Diagram 26: 25-30, 23×34, 13-19, 17×50.
Diagram 27: 13-19, (24×4), 12-17, 17×50.
Diagram 28: 23-28, 18-23, 13×38, 20×29, 1-6.
Diagram 29: 18-22, (27×18), 23-28, 12×23, 20×29, 17×19, en op de volgende zet van wit 8-13 om schijf 18 op te halen.
Diagram 30: 23-28, (33×22), 18-23, 20×29, 12-17, 13×40.
Diagram 31: Op 42-38 volgt 14-19, (40-35), 25-30, 23×34, 13-19, 17×50. 43-38 is gedwongen om deze actie uit de stelling te halen. Immers op 40-35 volgt meteen 25-30 en 13-19.
Diagram 32: 13-19. Na 24×22, volgt 23-28, 23-28, 25-30, 10×50. Na 24×4 volgt 6-11, 12-17, 17×50.
Diagram 33: 14-19, (40-35), 19×30, 25-30, 23×43, 9×20, 26-31, 13-19, 17×48.
Diagram 34: 33-28, 13-19, 26-31. Op 28×19, 17×28, (37×6 meerslag), 17×48. Op37x26, 8-13, (28×8 meerslag), 17×48. Op 29×18, 8-13, (28×8 meerslag), 17×28, (26×6 meerslag) 28×48.
Diagram 35: 23-28 (32×23), 25-30, 10×28, 11-17, 18-23, 13×35.
Diagram 36: 23-28, (33×22), 17×28, 32×23, 14-19, 18-23, 13×42, 20×40, 9×20.