Archive for 24/04/2021

Evert Bronstring: NK 1970

André van der Kwartel

In 1970 werd Evert Bronstring in het NK gedeeld laatste met acht punten uit elf wedstrijden. Misschien wel het slechtste resultaat in de veertien keer dat hij deelnam aan het NK.

Evert begon met een gelijkwaardige remise tegen Wim van der Sluis. In de tweede ronde overzag hij een eenvoudig zetje dat door tegenstander Frank Drost in de stand was verwerkt.

E_1970_1

E. Bronstring – F. Drost

Stand na de 28e zet van wit.

(6-11). Zou deze zet wit tot de gemakkelijke conclusie hebben gebracht dat op 31-27 wel (11-16) zou volgen? Het ging anders: 31-27? (11-17!), 27×16 (24-29), 33×24 (7-11), 16×7 (8-12), 7×18 (13×31), 24×13 (9×18). Dank zij deze laatste ruil kan wit de schijf op 31 niet winnen en heeft zwart een doorslaande aanval op de lange vleugel.

In de derde ronde speelde Evert remise, maar tot tweemaal toe miste hij de winst.

E_1970_2

J. Edink – E. Bronstring

Stand na de 29e zet van wit.

Zwart wil de aanval op schijf 24 voorbereiden: (5-10?), 42-37! Met deze zet brengt wit de bekende tegenactie in de stand: (14-19?), 29-23! (20×27), 23×5. Zwart moet dus (voorlopig) afzien van de aanval op schijf 24.

In de diagramstand had zwart direct actie moeten ondernemen. Na (14-19) is 40-35 (19×30), 35×24 namelijk weerlegd door: (25-30), 34×14 (3-9), 14×3 (13-18), 3×21 (16×47). Zwart dreigt nu tegelijkertijd met (26-31) en (18-23). Dat is ruim voldoende voor de winst. Na (14-19) zal wit dus in schijfverlies moeten berusten.

Later in de partij miste Evert nogmaals de winst, maar nu door juist wel te snel actie te nemen met de aanval op schijf 24.

In de vierde ronde verloor Evert van Douwe de Jong. Vanaf een gelijke stand op de 40e zet werd hij in enkele zetten naar verlies gespeeld. In de vijfde ronde volgde een remise tegen Jan Craane, waarover geen interessante fragmenten te melden zijn.

In de zesde ronde won Evert van Freek Gordijn. De partij duurde 78 zetten, maar had eerder afgelopen kunnen zijn.

E_1970_3

F. Gordijn – E. Bronstring

Stand na de 59e zet van zwart.

Volgens Kingsrow is de stand na 45-40 (49×35), 28-22 gelijkwaardig. Ik zie dat nog niet zo direct, maar misschien een aardige puzzel voor wie van macro-eindspelen houdt.

In de partij speelde wit 28-23? Zwart speelde (49-16), maar had de partij min of meer direct kunnen beslissen met het verrassende (49-21). Zwart wint nog een schijf. Ook 6-1 helpt wit niet, want zwart slaat (21×40), 45×34 (48×25) en houdt een gewonnen eindspel over.

In de zevende ronde verloor Evert van Harm Wiersma. Geen schande natuurlijk, maar de manier waarop doet toch wel de wenkbrauwen fronsen:

E_1970_4

E. Bronstring – H. Wiersma

Stand na de 29e zet van zwart.

Een fout zoals Evert ze wel vaker maakte: 42-38??? (20-24), 29×9 (8-13), 9×18 (12×34). Wit speelde nog zeven zetten door en gaf toen op. Moest Evert even bijkomen van deze blunder? Misschien was Evert ernstig aangeslagen door de manier waarop hij van Wiersma had verloren. In ieder geval verloor hij in de achtste ronde weer door een ernstige blunder. Nu gebeurde dat al heel vroeg in de partij.

E_1970_5

E. Bronstring – G. van Dijk

Stand na de negende zet van zwart.

50-44 is hier de aangewezen zet, maar wit speelde 43-38?? (23-28!), 32×23 [33×22 gaat een schijf verliezen, maar dat is altijd nog beter dan wat nu volgt.] (25-30), 34×25 (17-21), 26×17 (12×34), 23×12 en wit gaf op.

In de negende ronde moest Evert tegen Ton Sijbrands. Geen tegenstander om weer wat aan het zelfvertrouwen te werken. Evert verloor kansloos.

In de tiende ronde speelde Evert tegen clubgenoot Cees Varkevisser. Het werd een ogenschijnlijk rustige remisepartij.

Evert sloot dit voor hem matige toernooi af met een overwinning op Ruud Palmer.

Toch was Evert ook in die partij niet op zijn scherpst, zoals uit het volgende fragment blijkt:

E_1970_6

R. Palmer – E. Bronstring

Stand na de 21e zet van zwart.

Wit speelde hier 47-42? Zwart antwoordde (11-17!?) en miste daarmee: (15-20!). Wit mag (20-24) met goed fatsoen niet toelaten en 33-29 is verhinderd door (26-31), dus: 30-25 (8-12), 25×14 (23-29), 33×24 (19×39) en zwart wint een schijf.

In de diagramstand had wit met 30-25 deze mogelijkheid kunnen voorkomen.

Evert maakte de partij met een eenvoudig zetje uit:

E_1970_7

R. Palmer – E. Bronstring

Stand na de 36e zet van zwart.

40-34?? (16-21), 27×16 (14-20), 25×14 (13-19), 14×23 (18×36).

Het pootje van Douwe de Jong

Evert Dollekamp

Acht maal NK, deelnemer aan KSH- en Suikertoernooien, interlands tegen Rusland, doe het maar eens eventjes na. Van begin jaren zestig tot 1975 (zijn laatste NK) was Douwe de Jong prominent aanwezig in de toonaangevende damtoernooien. Zodat we onmiddellijk overstappen naar een van zijn dieptepunten:

In de laatste ronde van het NK 1969 won Evert Bronstring op een prachtige manier van Douwe de Jong. Misschien was het wel de mooiste overwinning ooit van Evert. Hoewel smaken natuurlijk verschillen. De Jong kreeg na een passieve opening al snel te maken met een krachteloos centrumblok en moet zich de gehele partij diep ongelukkig hebben gevoeld.

Het was geen wilde partij, maar van de kant van Evert een superieure vertoning van half-klassiekachtig omsingelingsspel. De afwerking was werkelijk om door een ringetje te halen. Hoewel Kingsrow vast wel een remisegaatje vindt. Kan dat programma niet gewoon verboden worden; het is een grote bron van frustratie hoor ik van meerdere kanten. ‘Geen stand is meer gewonnen’ hoorde ik Rob Clerc laatst verzuchten. Ik zelf heb daar niet zo’n last van, Kingsrow gebruik ik niet. Mocht ik al eens een analyse schrijven dan doe ik dat op eigen kracht. Waarbij ik uitermate bedreven ben in de techniek van slagen om de arm houden en dingen gewoon niet te behandelen onder het motto: wat je niet ziet dat mis je ook niet.

Douwe de Jong (Groningen) was regelmatig één van mijn tegenstanders. Een keer of vijf, zes kruisten wij de degens, zoals dat zo mooi heet. Bijna allemaal gelijkwaardige remises, waarbij ik geen enkele keer echt een poot aan de grond kreeg (ik val in herhaling, zie mijn stukjes over Bergsma en Schotanus).

Onze partijen speelden zich af in het kampioenschap van Groningen en de rayonwedstrijden Noord. Dit alles in de periode 1980 – 1990. De partij die ik me van de rayonwedstrijden herinner was niet een onderling treffen. Tegen oom Pieter Bergsma zat Douwe weer eens in de moeilijkheden. Totdat hij de kans kreeg het vermaarde pootje van Douwe de Jong te formeren. Uiteindelijk moest Pieter remise toestaan.

Het pootje van Douwe de Jong wordt (met wit) geformeerd door de schijven 36, 31 en 27. Een halve hekstelling zullen oplettende lezertjes uitroepen. Maar het pootje van Douwe kenmerkte zich met name door het ontbreken van een vijandelijke schijf op 22. Gekoppeld aan controle over veld 28 en aanpalende gebieden en beheersing over randveld 25 tracht wit uiteindelijk voordelig klassiek te bereiken met alle gevolgen van dien. Achterlopen op 21 wordt opgevangen en een ingenomen halve hek met 17-22 wordt (desnoods op termijn) beantwoord door 31-26, x27.

Ik heb Douwe regelmatig die opstelling zien innemen. Het is een strategie gegrond op geduld, veel geduld. Want zwart kan op zijn beurt rustig een verwoestende centrumaanval in elkaar knutselen. Het witte geduld gaat er van uit dat deze niet op winst speelt maar wacht totdat zwart door irritatie zijn hand overspeelt. Want leuk (tegen)spelen is het niet. En niets is frustrerender dan een mooie stand te zien verwateren en als je pech hebt nog te verliezen ook.

Over het pootje van Douwe de Jong nog de volgende opmerking, die overigens niets met het pootje van Douwe de Jong te maken heeft, behalve dan dat het ook een pootje is. Er bestaat namelijk ook een los pootje 35, 30 en 24. Omdat Douwe al een pootje heeft wat naar hem vernoemd is, noemt men dit het pootje van Johan Capelle. Dit pootje heeft echter heel andere bedoelingen. Niet verdedigend, maar juist de opmaat tot een omsingelingsstrategie. Hans Jansen wil jullie dat vast wel even uitleggen.

Douwe was een solide, soms wat passieve speler waarvan het moeilijk winnen was, gold voor mij tenminste wel. Slechts één keer legde ik het vuur na aan zijn schenen in een partij voor het kampioenschap van Groningen. Ik weet zelfs nog waar we zaten in het clublokaal van Damgenootschap Het Noorden, één van die verenigingen die van bloeiende damvereniging is afgezakt in de krochten van de KNDB. Een clubavond hebben ze zelfs al niet meer. Er zijn tijden geweest dat ze rond de 75 leden hadden…

Ik had een overweldigende centrumstand, werkelijk niets aan de hand. Douwe ruilde echter geduldig alle schijven af die hem in de weg stonden en bereikte een probleemloze remise.

Wat ik mij verder herinner was de manier van zetuitvoering op het moment dat Douwe vond dat hij er toch wel heel goed voorstond. Waar Toine Brouwers in zo’n geval met een paar tikjes van de wijsvinger de schijf van A naar B verplaatst, bewoog Douwe met de handpalm naar boven en alle vingers gestrekt de beoogde schijf richting vijandelijke linies. Een mooi gezicht. Vooral omdat hij zijn bovenlichaam daarbij licht naar voren bewoog om de zet extra kracht bij te zetten. Ik vind het er wel bij horen, dat soort psychologische oorlogsvoering.

Waar we het ook nog even over moeten hebben is het feit dat Douwe er niet voor terugdeinsde om het niet zo nauw met de regels te nemen. Het volgende gebeurde in een partij van niets, want voor de onderlinge van Damclub Groningen. Na een kleine vergissing besluit hij een en ander op originele wijze weer recht te zetten. Staand bij zijn bord toont geen greintje aarzeling en doet na de woorden ‘Oh, maar die kan helemaal niet!’ met een stalen gezicht een andere.

En laat ik zelf maar helemaal mijn mond houden. Boter op het hoofd. In de tijd dat ik nog jong en fanatiek ben, vind ik alles geoorloofd om het heilige doel te bereiken. Alles wil ik winnen, ook de onderlinge competitie bij de Asser Damclub. In de eeuwige strijd met Hans van der Laan en Paul Groot kan ik me tegen Hobbe Akkerman natuurlijk geen puntverlies veroorloven.

Een kind ziet dat 38-32 onmiddellijk remise is, maar er is een klein probleempje: ik heb zojuist uitgerekend die zet gespeeld. Met kloppend hart weet ik de stand tot een andere positie te frommelen en schrijf 31-26 op. Mede door de uiteindelijke overwinning die ik hiermee behaal, houd ik aan het eind van het seizoen juist een marge van één punt over op het peloton. Misdaad loont.

En dan heb ik het nog niet eens over mijn boevenstreek tegen Johan Krajenbrink in de HF voor het NK 1991. Uit Krajenbrink Verliest (webshop slagzet.com):

Het is in het allerholst van de HF 1991. In Zwolle spelen veertig damgekken om acht plaatsen in het NK van dat jaar. De zesde ronde is in volle gang. In Groep 3 spelen Johan Krajenbrink en Evert Dollekamp een sleutelrol. Beiden moeten winnen voor de spreekwoordelijke laatste kans. De partij is er naar. Beide spelers gaan voor de volle winst. Dat lukt Johan duidelijk beter dan zijn opponent.

Op het scherpst van de snede bereiken de rivalen een vlammend middenspel. Evert heeft zorgen. Wil ook graag winnen. Maar heeft er de stand niet naar. Het gaat van kwaad tot erger. ‘Eß bekomt sich’, citeert hij voor zichzelf Iser Koeperman. ‘What to do’, om met Slawa Tsjegolev te spreken. Hem bekomt sich een briljante truc to do.

Gepikt van Andris Andreiko, die ooit Harm Wiersma op een geweldige manier te grazen nam. Interland Nederland – Sovjet Unie 1970. Harm zit in grote tijdnood. Noteert niet meer. Loert bij Andris op het blaadje. En tot drie maal toe vraagt hij Andris zijn blaadje even te mogen vasthouden. Andris heeft er op een gegeven moment genoeg van. Als de kust veilig is noteert hij twee extra zetten. Eentje voor wit, eentje voor zwart. En eist bij de ’50e’ zet de partij op. Want in werkelijkheid zijn er maar 49 gespeeld.

De zon gaat voor mij schijnen. Wat Andreiko deed, kan ik natuurlijk ook. Johan noteert al een tijdje niet meer vanwege tijdgebrek. Rond de 40e zet zie ik mijn kans schoon. Johan moet drie keer slaan. Ik neem een Kamikazedam, die ik niet gelijk noteer maar pas na het slaan. Plotseling staan er vier kruisjes op mijn notatiebiljet in plaats van drie. En noteer ook voor mezelf een extra kruisje. Johan kijkt net als Wiersma op de notatie aan de overkant. Ziet dat hij nog zeven zetten moet afwerken tot de tijdcontrole. Het zijn er in werkelijkheid acht.

Zelf heb ik nog ruim de tijd me voor te bereiden op het toneelstukje na het vallen van Johans vlag. En wel zo dat Johan niet in de gaten heeft dat ik een geniale schwindel heb bedacht. Mijn enige zorg is dat Johan een zet ‘teveel’ doet en op 51 (is 50) zetten uitkomt.

Zie de Andreiko Notatie. De ’50e’ zet van Johan is gespeeld. Ik leun met bonkend hart ‘ontspannen’ achterover. Ik weet dat Johan nog maar 49 zetten heeft gedaan en wacht op het vallen van Johans vlag. Is het nog een beetje te volgen?

Het hoogtepunt van de partij. Johan kijkt nog maar eens op mijn notatie. Ziet dat het goed is en laat rustig zijn vlag vallen. Om vervolgens een uurtje aan het misschien wel gewonnen eindspel te beginnen. Ik slaak een inwendige zucht van verlichting. En zeg tegen Johan: ‘We moeten de notatie maar even controleren. Bovendien moet jij nu eerst een en ander bijwerken. Ik ook, want er staan een paar losse kruisjes in plaats van de volledige notatie.’

Johan heeft nog steeds niets in de gaten. We begeven ons naar een bijwerkbord om onder het oog van de arbiter de zetten op te schrijven. Ik ben Johan natuurlijk behulpzaam, grote boef die ik ben. Want ik hoef hem niet te helpen. ‘Dus toen kwam die en toen deze. Heb je trouwens dat geintje ook gezien op dit moment?’ In een gemoedelijke sfeer, want die zetten hebben we zogenaamd gewoon, kabbelen we naar de slagwisseling rond de 40e zet.

Ik begin wat moeilijk te kijken. Zeg tegen Johan dat mijn notatie niet klopt. Dat ik geloof ik een klein foutje heb gemaakt. Johan heeft niet vier keer maar slechts drie keer geslagen.

Het duurt even voordat Johan in de gaten heeft wat dit betekent. Dit betekent dat hij op de klok heeft verloren. Johan begint bewolkend op te zwellen. Begint te vloeken en te tieren. Tot mijn verbazing verwenst hij uitsluitend zichzelf. Dat hij blind op mijn notatie heeft vertrouwd.

De arbiter staat er bij en heeft ook niet in de gaten dat ik Johan een poets heb gebakken. Dat ik Johan ontzettend gefopt heb met de Andreiko truc. En ik? Ik heb een carrière gemist in het theater.

Johan is er later nooit meer op teruggekomen. Zelfs in zijn boek ‘Gemeen Spel?’ komt de partij niet ter sprake. Wel Wiersma – Andreiko.

Johan, met terugwerkende kracht mijn welgemeende excuses. Kleine troost: ik word genadeloos gestraft. Mede door deze overwinning plaats ik mij voor het NK 1991. Een grote ellende. Met acht paaltjes en vijf nullen huiswaarts. Mijn destijds 71-jarige moeder geeft de genadeslag:

Ach, er moet ook iemand laatste worden!’

Douwe de Jong was jarenlang bestuurslid van de KNDB. Ik geloof als secretaris. Ook heeft hij jaren zijn energie gestoken zijnde lid van de tuchtcommissie. Nooit geweten of hij ooit zaken heeft moeten behandelen, waarin hij zelf een dubieuze rol speelt. Schiet mij te binnen dat Douwe ooit betrokken was bij een klokincident. Hij sloeg een keer in tijdnood zo hard op de goede ouwe Koopmansklok dat het pinnetje van de vijand de zaal in vloog (niet het pinnetje van de tegenstander – wat zou dat overigens moeten zijn beste kijkers – maar van de klok). De partij werd voor Douwe gewonnen verklaard, want elke speler is verantwoordelijk voor zijn eigen materiaal. Denk daarbij aan mijn legendarische klokoverwinning in remisestand op Kees Thijssen.

Douwe had ooit als wedstrijdleider, is hij ook nog een keer geweest … je kunt zeggen wat je wilt, maar hij heeft zijn sporen zeker verdiend binnen de KNDB, een geweldige one-liner op de schoen:

De wereld heeft vreemde kostgangers. Maar waarom moeten ze uitgerekend allemaal lid worden van de KNDB!’

Tot slot heb ik nog een scherpe pen op de tong over de schorsing van Hans Jansen ooit vanwege een tripel offer tegen Hans Vermin. Ik weet echter niet zeker of Douwe als bestuurslid daar bij betrokken was. Dus daar ga ik hier nu niets over zeggen.

Evert Bronstring: NK 1969

André van der Kwartel

Alvorens de partijen van Evert Bronstring in het NK van 1969 door te nemen, kom ik eerst even terug op mijn vorige bijdrage (“1968”). Ik liet daarin zien dat Evert een ‘zetje van Weiss’ open zet, die vervolgens door zijn tegenstander wordt gemist. Het zal vermoedelijk wel zo zijn gegaan, maar ik wil toch een kanttekening maken: Ik heb ooit in een analyse van een competitiewedstrijd van onze voortreffelijke voorzitter, Maurits Meijer, ontdekt dat hij een simpel zetje had opengezet, dat ook door zijn tegenstander werd gemist. Terecht corrigeerde Maurits mij: Er was sprake van zetverwisseling. In de partij had de gewraakte situatie zich nooit voorgedaan. Ik wil maar zeggen: Ook het partijenbestand van Turbodambase kan foutjes bevatten.

In 1969 werd Evert zesde met 11 punten uit 11 wedstrijden. In dat jaar namen ook Ton Sijbrands, Harm Wiersma en Piet Roozenburg deel aan het Nederlands Kampioenschap.

Evert begon met een soepele overwinning, maar zijn tegenstander had nog een verrassende remise kunnen behalen.

E_1969_1

C. Bakker – E. Bronstring

Stand na de 43e zet van zwart.

Wit had zich met 44-40 nog kunnen verdedigen, maar speelde 33-28? Zwart had nu eenvoudig kunnen winnen met (8-12), 39-33 (12-17), maar speelde (20-25?), 39-33 (14-20), 44-39 (8-12?) [Beter was (20-24)], 22-17 (11×22), 28×8 (13×2), 33-28?? Maar nu vergooit wit de remise die er in zat met: 32-28!! (21x41A), 36×47 (26×37), 28-23 (19×28), 33×13. Als zwart bij A slaat: (21×23), volgt: 37-32 (26×28), 33×15.

Na 33-28 volgde nog (19-24), 39-33 (24-30) en wit gaf op.

Ook in de tweede ronde werd gewonnen.

E_1969_2

J. de Boer – E. Bronstring

Stand na de 49e zet van wit.

Zwart kan hier proberen zijn voordeel verder uit te breiden met (30-34), 43-39 (34×43), 38×49 (23-29), 44-39 (29×38), 32×43 (24-30), enz. Met de partijzet zet zwart nog een verrassende remise open: (1-7?). Wit antwoordde met 33-28 en verloor kansloos. Remise zou zijn geweest: 44-40! Nu volgt op (17-22), 43-39 en al het zwarte voordeel is weg. Op (23-29) volgt 40-34! (30×37), 38-32 (37×28), 27-22 (18×27), 21×14.

In de derde ronde verloor Evert kansloos van clubgenoot Cees Varkevisser. De vierde ronde leverde een remise op. In de vijfde ronde verloor Evert weer, nu na een enorme positionele blunder.

E_1969_3

E. Bronstring – J. Bom

Stand na de 28e zet van zwart.

49-44?? (23-29!) Voor iedere dammer een leerzaam moment, dat je een keer moet hebben meegemaakt. Met deze opstelling wordt de witte korte vleugel compleet lamgelegd. In feite houdt wit nog maar twee speelbare schijven over. Dat is wat krap, meestal té krap. Het is mij ook een keer in een vlaag van onoplettendheid overkomen en ook ik kwam er daarna niet aan te pas.

In de diagramstelling suggereert Kingsrow 27-21 met als rechtvaardigingen: (22-28?), 33×22 (18×16), 35-30! (24×33), 48×7. Of: (11-16), 42-37 (16×27), 37-32.

In de zesde ronde volgde een gelijkwaardige remise tegen Piet Roozenburg, in de zevende ronde een kansloze nederlaag tegen Ton Sijbrands. Beide partijen bieden geen fragmenten voor deze rubriek. (Ongetwijfeld wel voor diepgravende, leerzame analyses, maar daar doen wij in deze bijdragen niet aan.) Gelukkig biedt de partij in de achtste ronde wel een aantal aantrekkelijke fragmenten. Tegenstander: Harm Wiersma. Ik kies er een uit. Dit fragment illustreert dat domme vragen stellen soms tot hele aardige vondsten kan leiden.

E_1969_4

E. Bronstring – H. Wiersma

Stand na de 9e zet van wit.

Wit speelde hier 33-29, maar Kingsrow adviseert 37-31 (26×37), 42×31 (2-7). Eerste domme vraag: waarom niet (21-26)? Nou dan volgt 47-41 (26×37), 27-21. Met (16×27) wordt de stand gelijk, dus volgt de tweede domme vraag: waarom zou zwart niet (18×27) slaan? Nou dan volgt: 34-30 (25×34), 40×18 (13×22), 28×17 (11×22), 45-40 (37×28), 21×25.

Na remises in de negende en tiende ronde sloot Evert dit toernooi af met een overwinning.

E_1969_5

D. de Jong – E. Bronstring

Stand na de 52e zet van zwart.

De tijdnoodfase is voorbij en wit staat onder druk. Kingsrow suggereert 33-28 en taxeert dan een gering voordeel voor zwart. In de partij speelde wit 38-32? en ineens is zijn stand totaal verloren. Ik moet toegeven dat ik dat ook niet direct zie, maar Kingsrow wel. In de eerstvolgende zetten loopt het nadeel voor wit hard op: (21-27), 32×21 (26×17), 37-32 (17-22). De strijd is wel gespeeld. Neem bijvoorbeeld een voor de hand liggende voortzetting als 32-28 (22-27), 28-23 [Wat anders?] (19×28), 33×31 (36×27), 39-33 (27-32). In de partij speelde wit nog twaalf zetten door zonder enig uitzicht op remise.

Anton Schotanus

Evert Dollekamp

We gaan eens een keer lekker lui beginnen. Wipkepedia weet ons het volgende te melden: Anton Schotanus is geboren in het jaar 1550, zoon van Epe Lolles Adama en Gabbes Schotanus. Hij is getrouwd in Sexbierum, Franekeradeel, Friesland, Netherlands met Wopke Willems Hinckema, ze kregen één kind.

Dat zal hem niet zijn denk ik. Edoch. Misschien wel een belangrijk gegeven. Als onze Anton rechtstreeks afstamt  van deze Anton en Wopke, is het maar goed dat deze een kind hebben gekregen. Anders hadden we Anton Schotanus nooit zien dammen.

Anton Schotanus (Leeuwarden, 4 januari 1943) is een Nederlandse dammer die lid is van Damclub Huizum. Hij is in het bezet van de titels FMJD Meester en Nationaal Meester.

Hij werd negen keer Fries kampioen, de laatste keer in 2008. Tussen 1968 en 1989 nam hij zes keer deel aan het NK dammen.

Tot aan zijn pensioen in 2004 was hij in het dagelijkse leven leraar Duits aan een scholengemeenschap in Heerenveen, waar hij veel werkte met de Delftse Methode. Bij deze methode wordt de taal op een natuurlijke manier geleerd.

Nou, ook maar even kijken of de Delftse Methode en de Delftse Telling van Henk de Witt iets met elkaar te maken hebben. Opnieuw Wipke:

Er bestaat nog geen artikel met de naam “Delftse Methode”.

Nou, dat weten we dan ook maar meer. Even Delftse Telling proberen:

De Delftse telling is een variant van het dammen, die bedacht is om het grote aantal remises te verminderen.

De Delftse telling is voor het eerst gebruikt in het Volmac-toernooi in de jaren ’80 van de 20e eeuw. Oorspronkelijk heette de Delftse telling daarom Volmac-telling. Later werd de Delftse telling ingevoerd door een damclub in Delft en kreeg de nieuwe telling deze naam.

Bij de Delftse telling krijgt iemand die wint 4 punten (bij normaal dammen is dat 2). Een remise leidt tot de stand 2-2, tenzij er duidelijk voordeel is voor een van de spelers. In dat laatste geval is de uitslag 3-1.

De Delftse telling heeft enkele voordelen boven het klassieke dammen en het doordammen. Zo is het aantrekkelijk om door te spelen in een stelling met een licht voordeel. Hierdoor neemt het aantal remises af. Op de Delftse telling is echter ook veel kritiek geuit, omdat het tot voorzichtig spel zou leiden. Goede dammers zouden tegen slechte dammers geen enkel risico meer willen nemen en voor een 3-1 gaan.

Om dit bezwaar weg te nemen werd de Vernieuwde Delftse telling ingevoerd: hierbij werd een overwinning beloond met 5 punten. Deze laatste methode kan vanwege de asymmetrie (een overwinning levert meer op dan twee gelijke spelen) volgens velen echter niet gebruikt worden bij toernooien waarbij gespeeld wordt volgens het Zwitsers systeem, al vinden er wel experimenten plaats.

Tegenstanders van de combinatie “Vernieuwde Delftse telling” en het Zwitsers systeem wijzen er bijvoorbeeld op dat het -doordat overwinningen extra zwaar beloond worden- gunstig kan zijn om in de een na laatste ronde bewust een puntje te laten schieten, zodat men een minder goede tegenstander krijgt.

Weer wat geleerd. Ik heb zo het vermoeden dat het nooit wat gaat worden met die DT. Al was het maar omdat ik altijd Drents Tiental er bij denk.

Na dit uitstapje snel over naar Anton Schotanus. Anton was van Everts generatie. Sterker nog, ze zijn in dezelfde maand geboren! Dan zullen ze ongetwijfeld vaak tegen elkaar hebben gespeeld. Even opzoeken in toernooibase. Ogenblikje, zo terug ….. ben ik weer. Nou, dat valt tegen. Drie NK-partijen, dat is alles. In 1968 won Anton en nog twee remises.

Nu staat lang niet alles in toernooibase. Ik moet nu denken aan mijn partijen tegen Hans Jansen. Alleen NK 1991 staat er in. Maar ik heb zeven keer tegen Hans gespeeld. Drie zeges, vier remises. Kijk, ik ben ijdel genoeg dat even te noemen. Erger: om die reden heb ik dat al veel vaker vermeld.

E_1968_7

E. Bronstring – A. Schotanus

André besprak in de aflevering Bronstring NK 1968 dit fragment uit de partij tussen deze twee giganten. Evert was (letterlijk) een grootmeester in de strategie der honderd velden. Anton zijn grote kracht lag (en ligt nog steeds) in de tactiek. Ik noemde in mijn vorige bijdrage aan deze website Pieter Bergsma gehaaid. Voor Anton Schotanus is dat zacht uitgedrukt. Ik heb een keer of vijf, zes keer tegen hem gespeeld. Allemaal remises; bijna een keer verloren. Was identiek aan mijn score tegen Bergsma. Pas op voor zetjes, was het uitgangspunt als ik weer een keer tegen Anton mocht.

Het fragment hierboven typeert de overeenkomst tussen beide spelers. Op zijn tijd konden ze de meest vreselijke blunders maken. Dat Evert het zetje van Weiss miste is niet zo bijzonder, hij had wel vaker van die dingen. Dat Anton het miste is eigenlijk wel wonderlijk, tacticus als hij is.

Anton is nu 78 en speelt nog steeds in elke partij op zetjes. Altijd. Dit doet hij zonder zijn eigen stelling teveel te verminken, zodat hij ook qua techniek een  heel behoorlijke speler is waarvan het moeilijk is om te winnen. Maar net als bij Evert gaat het op hoge leeftijd wat vaker soms gruwelijk mis.

Dit gezegd hebbende ben ik nieuwsgierig geworden naar Antons resultaten in het NK. Zes keer meegedaan (volgens Wipke). Voorspelling: totaal ongeveer op zijn gemiddelde. Eindpositie twee maal middenmoot, twee maal bij de eerste vier, twee maal bij de laatste vier. Spanning en sensatie. Ga nu zoeken op toernooibase:

1968   11-11 (9)

1971   11-11 (6)

1962   11-11 (6)

1975   11-12 (6)

1988   13-9 (14)

1989   13-11 (9)

Nou, gemiddeld -1 (‘dankzij’ vooral 1988), zo over de hele in de middenmoot. Anders dan Evert nooit een toppositie. Je kunt niet alles hebben, Anton kon er wel mee thuiskomen dacht ik zo.

Zelf kwam ik Anton in verschillende wedstrijden tegen. Meerdere malen KF en HF, de laatste keer in de clubcompetitie Drents Tiental – Huizum ergens begin jaren negentig. Het was die ene keer dat ik bijna verloor. Hij wist in een van mijn, toegeven, dubieuze lijfopeningen met dito voorpost akelig lek te schieten. En bracht mij met een aantal tactische dreigingen tot aan de rand van de afgrond.

Toen we een keer voor de KF tegen elkaar moesten, vroeg ik Anton na afloop waarom hij voor een bepaalde voortzetting had gekozen. Hij sprak toen de volgende wijze woorden: ‘je moet altijd een zet doen waar de tegenstander niet op rekent!’ Gooien we ook de on-liner van Jacob Spoelstra er nog maar een keer tegen aan: ‘je moet altijd een zet doen waarvan je niet ziet hoe die verliest!’

Anton Schotanus was ook bestuurlijk actief. In het KNDB bestuur (ik geloof zelfs een tijdje als voorzitter) en bijvoorbeeld als mede-organisator van de legendarische KSH-toernooien in Hoogemeer-Sappezand (Johan Bas-stiaannet). KSH deed hij samen met de legendarische Wim Los en en niet minder legendarische Siep Mensonides.

Tot slot heb ik nog een scherpe pen op de tong over de schorsing van Hans Jansen ooit vanwege een tripel offer tegen Hans Vermin. Ik weet echter niet zeker of Anton als bestuurslid daar bij betrokken was. Dus daar ga ik hier nu niets over zeggen.

André, jij mag weer!