Oom Pieter leert zijn neefje dammen

Evert Dollekamp

Snode plannen zijn er om gesmeed te worden. De onvermoeibare André van der Kwartel, onvolprezen LDG club-icoon (ontelbare jaren voorzitter om maar wat te noemen) verblijdde mij onlangs met het volgende opwekkende mailtje:

Dag Evert,

Het is alweer een tijd geleden dat wij elkaar hebben gesproken, maar ik merk dat jij nog steeds bijdragen levert aan de website. Dank daarvoor! En daarover heb ik een vraag. In mijn zoeken naar het leveren van nieuwe bijdragen aan de website heb ik het plan opgevat om de avonturen van Evert B. door te nemen in de verschillende NK’s waaraan hij heeft deelgenomen. Het eerste NK (1964) heb ik inmiddels met behulp van Kings Row doorgenomen en een aantal presentatiewaardige fragmenten ontdekt. (Waaronder zelfs een vermoedelijk gemist slagzetje, maar daar ben ik nog niet helemaal zeker van. Misschien is het zetje wel gezien maar te twijfelachtig gevonden. Wij zullen het helaas nooit meer kunnen vragen.)

Waar het om gaat is het volgende: in de reeks tegenstanders van Evert kom ik natuurlijk een heleboel bekende namen tegen: Roozenburg, Van der Sluis, Wim de Jong, Jan Bom, enz. Maar ook een paar – wellicht voor de huidige jonge generatie – minder bekende, zoals Okrogelnik en Hobbelen. En ook een paar namen die zelfs mij niets zeggen: Merijn Vos (Is dat de Vos van de Vos-variant?), Herman van Silfhout, Auke Steensma en Henk van Snippenburg.

Op grond van jouw enorme kennis van de damwereld en jouw uitgebreide netwerk vroeg ik mij af of jou die namen wel wat zeggen en of jij in een meer anekdotisch stukje misschien zou kunnen in spelen op de bijdrage die ik voor de website maak. We zouden dan een reeks van afwisselende stukjes kunnen maken: ik bespreek op mijn inmiddels bekende manier  “inhoudelijk”  het betreffende NK en vervolgens breng jij in een volgende bijdrage zo mogelijk wat anekdotisch materiaal in – voor zover dat natuurlijk mogelijk is.

Wat vind jij van dat idee?

MVG
André

Ik zal mijn antwoord kort samenvatten. Om de onge-evenaarde Wim de Bie te quoten die ooit bij een sollicitatie in alle zenuwen op de allereerste (gesloten) vraag antwoordde:

Jaan.

Het moge gezegd zijnde dat ik nog nooit gehoord heb van de Vos-variant. Totdat André daar in dit mailtje over begon. Kennis is macht! Of, zoals ik vrij naar Jan Hein Donner als armlastige steuntrekker en ICT-Tester mijn CV opstart:

‘Zij weten veel, die jonge testers van tegenwoordig. Meer dan wij wisten. Maar wij moesten dan ook denken, omdat wij nog niet zo veel wisten.’

Je moest eens weten hoe vaak ik juist vanwege die one-liner op mocht voor een gesprek. Een leuk onderdeel van een eventueel nieuwe baan, zo’n gesprek. Mijn favourieten zijn toch wel (als ik de kans krijg) te verkondigen: ‘daar kan ik in dit stadium helaas niets over loslaten!’ (De heer Molkenboer tijdens de (eerste?) parlementaire enquete) danwel: ‘testen is de kunst van het weglaten.’ Als ik ooit nog eens ‘Wie door de week traint is ‘s zondags moe’ kan laten vallen, ga ik met (vervroegd) pensioen. Wat het ook altijd goed doet, is de aanwezigen voor ze nog maar hebben kunnen knipperen met de ogen toe te spreken met een vrolijk en jolig

‘Welkom mijne vrienden!’

Gelukkig ben ik nog nergens aangenomen. Er zijn grenzen.

Zoals André in zijn vorige bijdrage op de LDG-website wist te melden zijn de halve finales voor het NK (hierna te noemen HF) tegenwoordig aardig aan verwatering onderhevig. Als je mee wilt doen, stuur je eenvoudig een mailtje naar de dambond. Alleen een te lage rating staat deelname in de weg. Een belachelijk criterium ook nog, rating zegt wel iets maar lang niet alles. Ik heb dat zo dikwijls meegemaakt in mijn praktijk. Zowel posi- als negatief. Zie ook later in dit verband een uitspraak van Sake P. (basisscholier te Sint Jacobaparochie).

Vroeger, toen alles beter was naar wij dachten, lag een langdurig traject van voorwedstrijden voor je klaar. Kon het zo maar langer dan een jaar duren voor je bij de HF was aangeland. Neem mij nu. Als inwoner van de Drentse plaats Vries (domicilie van voetbalvereniging VAKO – Vriezer Activiteit Kenmerkt Ons. Harrie Spaling!) mocht ik eind jaren zeventig, begin jaren tachtig komen opdraven voor het seniorenkampioenschap van Drenthe.

Als je pech had waren er nog voorronden ook. Het was een begin van een lange weg. Alleen de kampioen (vier maal won ik; gnuif … en ook vier maal won ik van 16-voudig kampioen en Drents Grootmeester Otto Drenth – hele grote gnuif! – … en een benauwde 1-1 tegen Otto – dat was DK nummer vijf) ging door naar de kwartfinales van het NK, ook wel rayonwedstrijden genoemd. In Rayon-Noord werden de coniferen van Drenthe, Friesland en Groningen in een poule van soms wel twaalf (want HF-terugvallers!) spelers opgeborgen.

Vervolgens zorgen dat je bij de eerste twee kwam. Nou, dat viel waarachtig niet mee. Ik kan me een jaar herinneren met toen acht deelnemers. Eitje zou je denken. Maar als je behalve jezelf Auke Scholma, Anton Schotanus, Sjoerd Visser, Pieter Bergsma, Douwe de Jong, Siep Buurke en Johan Capelle op de lijst ziet staan, piep je wel anders. En dan deden Peter van Harten, Peter Schuitema, Jacob Okken, Herman van Meggelen, Jannes van der Wal en Bauke Bies nog niet eens mee.

Ik mis je beste lieve Bauke. Grutjes met stroop, twintig tegen twintig gevulde borrelglazen in het stadspark. Slaan is kantelen. Daarom expres vijfklappers openzetten. Mooie tijden waren dat.

Dat jaar scoorde ik zes remises en uiteraard een vette kansloze nul tegen mijn Angstgegner Siep Buurke. Dat was natuurlijk niet genoeg. Hoe vaak ik aan de KF heb meegedaan weet ik niet meer, het zal een keer of tien zijn geweest. Ik geloof dat ik in 1982 voor het eerst kwam bovendrijven en een paar weekenden voor de HF naar Dordrecht mocht, waar het bondsbureau destijds was gevestigd en waar ook de HF wedstrijden werden gehouden.

Schiet me nu waarempel het Jeroen Goudt-ei te binnen. Om met Ton Sijbrands te spreken: daarover een volgende keer meer! Evenals degene van wie de uitspraak was: ‘ga je mee naar boven schat?’ Jaja, toen zat je van zaterdag op zondag nog gewoon in een (dubieus) hotel. Dat waren nog eens tijden! Dubieus? Om met Ton Sijbrands te spreken: daarover een volgende keer meer! Dan ook meer nieuws over de vespa van Cees Bakker.

Dordrecht dus. Twee overzichtelijke groepen van tien spelers, waarvan per groep de eerste vier werden veroordeeld tot de finale. Ook de wedstrijdtactiek van de meeste spelers was overzichtelijk. Zorg dat je een partijtje wint en de rest naar remise prutsen. Plus 1 was in 99 % van de gevallen voldoende. Wim van der Sluis presteerde eens alleen maar remises. Dat was toen zelfs die ene keer genoeg.

Niet iedereen deed daar aan mee. Zo ging Rob Geurtsen (Rayon-Noord!) eens een keer in de HF als een dolle stier tekeer (Een keer? Doet hij altijd!) en bedierf zijn groep met vijf overwinningen en vier nederlagen, zijn mede-opponenten verward achter latend. Nul remises, nog nooit vertoond! Hij of zij die het tegenspreke, late het weten.

Let wel. De legendarische uitspraak van Ruud Palmer moet ook nu herhaald worden: ‘Ik speel op zondag het liefst tegen iemand die de zaterdag ervoor heeft verloren. Kan ik hem mooi een trap nageven (zie ook het ‘s zondags moe boek-verhaal ‘Natrappen op de dag des Heeren’). Deze verhaaltitel heeft mij destijds met dank aan Martin van Dijk nog een lelijke afzet-omzet in Zeeland gekost. Hij wilde het boek hierom niet promoten. God is onverbiddelijk. Martin heeft het gratis toegezonden boek overigens wel netjes gekocht na zijn besluit er niet over te schrijven in zijn damrubriek. Dit even terzijde.

‘Niets is zo moeilijk als het voorspellen van het verleden’ zoals de Russen het zo snedig weten op te merken. Precieze jaar weet ik dus niet meer, wie het weten wille zoeke het op, maar ergens eind jaren tachtig begin jaren negentig zijn de rayonwedstrijden wegbezuinigd. Het laatste jaar HF oude stijl was dan ook een overgangsjaar.

Uit het ‘s zondags moe-boek:

Alle ballen op Joop

De tientalwedstrijd in Wapenveld tussen de plaatstelijke FC en het Drents Tiental is vooral een weerzien met Joop Rigterink, mijn oude strijdmakker in kwart- en halve finales. Kwartfinales bestaan trouwens al sinds eind jaren tachtig niet meer, kun je nagaan hoe lang een en ander geleden is. De laatste halve finales oude stijl heeft een extra PD-tintje.

Voor een soepele overgang naar de nieuwe indeling stromen uit elke groep van tien spelers de nummers vijf tot en met acht door naar de halve finales van het volgende jaar. Toevallig zitten Joop en ik in dezelfde groep en nog meer toevallig bivakkeren we tegen het einde van het toernooi rond de achtste positie op de ranglijst.

De nog te verspelen onderlinge partij is beslissend. Het wordt een onvergetelijk treffen. Vooral voor mij, want ik weet de partij op haast onmogelijke wijze te winnen. In een vijftien-om-vijftien moet ik na een vastloper een doorgebroken schijf toestaan op bijna-op-dam-veld 45, terwijl de verdediging allang is vertrokken richting vijandelijke linies.

De volle stand wordt echter mijn redding. Een halve middag weet ik damhalen op zijn minst onaantrekkelijk te maken en als Joop de laatste remisemogelijkheid uit een soort van ongeloof onbenut laat, win ik met groot vertoon van macht. Nu gebeurt het wel vaker dat een onverdedigd stuk op 45 niet blijkt te winnen, maar om nu met nul punten naar huis te moeten, is ook weer een beetje overdreven.

De wedstrijd in Wapenveld geeft mij een historische herinnering. Uit hetzelfde onvolprezen moe-boek:

Mag ik dan nu de bordjes zien ?

Wapenveld uit, altijd lastig

Het zijn die weinige nostalgische momenten die een dammersleven kleuren. De plaatselijke vereniging resideert in een bijzaaltje van de dorpskerk alwaar de dienstdoende beheerder alles regelt, van het klaarzetten van de tafeltjes tot het opwarmen van de soep. Deze keer komt daar een bijzondere taak bij, want de arbiter is niet komen opdagen. Geen probleem voor onze conciërge, dat doet hij er wel even bij.

De wedstrijd zelf lijkt al snel van alle spanning ontdaan, onze winstpartijen vallen als rijpe appels. Na het vierde speeluur wordt het echter toch nog spannend. Het van alle gemakken voorziene scorebord blijkt toch niet van alle gemakken voorzien. Van elke mogelijke partij-uitkomst liggen zeven uitslagenbordjes keurig op een stapeltje. Na onze zevende winstpartij stijgt de spanning dan ook tot een kookpunt. Vooral omdat nog een partij voor het Drents Tiental op winst staat.

Onze vice-voorzitter Jan Ekke de Vries ziet echter tijdig de ernst van de situatie in en biedt in een voordelig eindspel remise aan. Wapenveld wordt zo verlost van een afschuwelijk inconvenient! Want met een viltstift verder moeten terwijl men alles zo netjes op een rijtje heeft, dat is uiteraard geen gezicht. Men maakt zich nog wel enige zorgen omtrent de geldigheid van de wedstrijd vanwege het ontbreken van een echte arbiter.

‘Straks moeten we nog overspelen ook.’ Ik kan het niet laten daarover op te merken: ‘Laten jullie dan wel aan aantal van die 0-2 bordjes bijmaken?’

Wat ben ik toch grappig.

En dan nu snel terug naar Rayon-Noord beste kijkers

Pieter Bergsma (Terwispel), deelnemer aan onder andere het NK 1964, was regelmatig een van mijn tegenstanders. Een keer of vijf, zes kruisten wij de degens, zoals dat zo mooi heet. Bijna allemaal gelijkwaardige remises, waarbij ik geen enkele keer echt een poot aan de grond kreeg.

Die ene keer dat Pieter bijna van mij won, werd na het sluiten van de vrede opgewekt besloten met de mooie one-liner: ‘Zo, eindelijk weer eens een partij met voordeel!’ Het was niet Pieters beste toernooi om het maar even zachtjes uit te drukken. Dat speelde hij in het NK van 1968, toen hij de nationale titel greep voor onder andere grootheden als Geert van Dijk en Piet Roozenburg! Ook voor Evert Bronstring trouwens, zodat dit toernooi vanzelf aan bod komt in de serie van André. Bergsma won toen overigens van Evert, dit even terzijde.
Pieter Bergsma was een heel aardige joviale man. Hij was in zijn latere jaren een beetje de vaderfiguur van Rayon-Noord voor spelers als Bauke Bies, Peter van Harten, Siep Buurke, Jannes van der Wal, Auke Scholma, Johan Capelle en mijzelf. En de oom van Douwe de Jong. Altijd leuk als die twee tegen elkaar moesten. Pieter had er altijd de wind flink onder. Het was duidelijk hoe de (familie)verhoudingen lagen. Oom Pieter leert zijn neefje Douwe dammen zal ik maar zeggen. Nog beter: spelenderwijs, naar zijn eigen boekjes ‘Leer spelenderwijs dammen’. En een goede dammer was hij natuurlijk ook, je wordt niet zo maar eventjes Nederlands kampioen natuurlijk.

Gave techniek, gehaaid, alleen soms een beetje te passief. Maar ja, je kunt niet alles hebben. In zijn laatste jaren werd het uiteraard allemaal wat minder. Oud en gezondheidsproblemen. Zo moest hij na een enge ziekte een oog missen. Dat hoort je humeur geen goed te doen, maar als ik hem nadien nog een enkele keer trof, was daar niets van te merken. Tot het einde bleef het een vriendelijke, aimabele man die altijd belangstelling voor je had. En als je hem vroeg naar zijn eigen ellende, werd dat met een kwinkslag afgewimpeld.

Zijn zoon Douwe (vernoemd naar Douwe de Jong?) heeft ook nog een (korte?) tijd gedamd. Tegelijkertijd met Douwe Bergsma volgde ik begin jaren tachtig een studie aan de lerarenopleiding Ubbo Emmius in Groningen. Beiden hadden we een oogje op Wilma de Haas, die wij er van verdachten geen BH’s te bezitten maar wel de eigenaar was van geweldige tieten en ook overigens een prachtig figuur had. Haar strakke kleding hielp daarbij niet om je aandacht bij iets anders te houden. Wat kun je van een vrouw toch geweldig in de war raken. Heb er van wakker gelegen, echt waar.

Geen wonder dat Douwe en ik die studie niet hebben afgemaakt. Overigens had Wilma al een vriendje, zo bleek later. Een BK. BofKont. Hoewel Wilma wel een nogal scherpe tong had. Heb je dat weer. Dan toch maar liever vrijgezel. Zodat je vrijelijk uit verschillende lichaamsopeningen onwelgevoeglijke geluiden kunt laten ontsnappen zonder dat iemand daar iets van zegt. Nou, is dat mooi geformuleerd of niet.

Samen met Douwe liep ik stage in het pittoreske Friesche Sint Jacobaparochie. Verder weg vanaf Groningen kon niet, zodat we daar ons speciaal op inschreven. Te laat realiseerden we ons dat daar in het verre Sint Jacobaparochie de schooldag ook gewoon om half negen begon … Gelukkig hadden we de beschikking over een auto, die ik mocht lenen van mijn moeder (eindpunt 96!). Van de stage zelf heb ik precies één ding onthouden. Onbetwist hoogtepunt:

Meester: ‘En Sake P., dus het antwoord moet nega…?’
Sake P: ‘…tief zijn meneer!’

Nog even over die auto: ik had destijds net mijn rijbewijs. Als beloning mocht ik van mijn moeder een dag na het behalen van mijn diploma haar auto in de garage zetten. Zorgvuldig manouvrerend schuurde ik de rechterkant langs het metaal van de garagedeur. Het geluid ging mij door merg en been. Toch maar even kijken. En ja hoor: een jaap van een slordige meter over voor- en achterportier.

Oud-wereldkampioen Slawa Tsjegolev: ‘What to do?’

‘En? Is het goed gegaan?’ vroeg mijn moeder. ‘Ja hoor. Er zit alleen zooooo’n kras op je auto!’ Moeder lachen natuurlijk, die Evert is me toch een lolbroek. ‘Ich bin mier Einer’, om met Herman Finkers te spreken. Altijd lachen met die jongen. Een paar dagen nadien, toen ze zelf de auto nodig had: ‘er zit me potjandorie een hele dikke kras op mijn auto!’ ‘Ja, dat zei ik toch?’

Enkele jaren later kwam ik thuis met het stempel NK-hekkesluiter op mijn voorhoofd. Genadeloos nam ze wraak: ‘Ach, er moet ook iemand laatste worden!’ Grote glimlach, ook dat nog. Opvoeden is ook een vak. Ik heb me werkelijk waar zelden zo eenzaam gevoeld. Maar goed: eenzaamheid is nu eenmaal het lot van een hekkesluiter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *